| |
| |
| |
Uit Noord- en Zuid-Nederlandsche bibliotheken
H.C. Delsman †
Onlangs, van een voorjaarsuitstap teruggekomen, vond ik onder andere berichten die een vriendelijke hand in mijne afwezigheid voor mij had bewaard, het volgende korte bericht:
Te Nijmegen, waar hij gedurende de laatste jaren woonde, is in den ouderdom van 70 jaar overleden de heer H.C. Delsman, die gedurende vele jaren lid is geweest van het bestuur der Evang.-Luth. Gem te Amsterdam en van de Evang.-Luth. Synode. Ook in diaconale lichamen vervulde hij verschillende functies. Hij was de rechterhand van den heer I.M. Domela Nieuwenhuys, toen deze de naar hem genoemde bibliotheek van armwezen en weldadigheid ordende en catalogiseerde. Hij was te Nijmegen secretaris van den kerkeraad en penningmeester van de ouderlingen-kerkrentmeesters.
De lezing van dit courantenberichtje herinnerde mij op eens levendig aan een lang verleden tijd. Voor ruim veertig jaren, toen ik het eerst onder Rogge's leiding mijne plaats aan de Amsterdamsche Universiteitsbibliotheek innam, vond ik daar Delsman als Eersten Beambte; hij was de man die den dagelijkschen dienst ten behoeve der bezoekers geheel leidde, die hunne behoeften kende en met onveranderlijk humeur alle vragers te woord stond. Daarbij deed hij nog heel veel werk af, als inschrijving van inkomende boeken en tijdschriftnummers, het schrijven van de verwijzingen voor den alfabetischen catalogus - hij schreef een flink duidelijk schrift, dat nog op tal van cataloguskaarten te herkennen is - en nog zoo veel meer.
Slechts kort heb ik met hem samengewerkt; zijn langste werkzaamheid ligt in de voorafgaande jaren onder Rogge en Van Someren. Bezoekers uit dien tijd - 1880 tot 1889 - herinnerden zich nog lang de goede en prettige hulp die hij hun gaf. Tot mijne voldoening vond ik een hunner bereid, na zoo vele jaren deze herinnering nog eens neer te schrijven. Ik laat dit schrijven hier volgen.
| |
Ter nagedachtenis aan H.C. Delsman
Dr. Mr. C.P. Burger heeft mij gevraagd, voor zijn tijdschrift ‘Het Boek’ enkele woorden van herinnering te willen wijden aan de nagedachtenis van den onlangs overleden heer H.C. Delsman.
Uit dit verzoek spreekt tot mij de sympathie, die de oud-bibliothecaris gevoelt voor zijn voormaligen medewerker. Zij strekt beiden tot eer.
Aan het verzoek voldoe ik gaarne, want, inderdaad, een zeer goede, mooie herinnering bewaar ik, uit lang vervlogen tijd reeds, aan Delsman.
Als jong student, voor 't eerst in mijn leven komende in de Universiteits-Bibliotheek, schoorvoetend, zoekend, ontmoette ik allereerst Delsman, eigenlijk niemand anders dan Delsman, Delsman alleen. De gansche Bibliotheek stond daar vóór mij in dien éénen persoon, die mij begroette als weder een, voor wien de Bibliotheek nuttig zou kunnen zijn. Alle schroom was dadelijk bij mij verdwenen.
‘Kom u maar hier! Hier is de catalogus. Kijk, men zoekt zoo. Kent u
| |
| |
den titel of den schrijver? Het vak? Ik zal u even helpen.... Zóó. Vul u maar even in. Nu wacht u wel een oogenblik. Dadelijk kom ik terug.’ Daar ging Delsman en na zeer korten tijd was hij er weder met het boek.
Het kunstje, zelf een boek te zoeken, was ik spoedig meester, maar het mij zelf verschaffen, kon ik niet. Dit deed, altijd even opgewekt en graag, die trouwe helper, de vlugge, kwieke, steeds even hulpvaardige en hierom zoo sympathieke en zoo nuttig werkende dienaar der wetenschap. Hoe vaak heeft hij mij geholpen!
Zijn vriendelijke, blijmoedige blik moest erop duiden, dat moeilijkheden niet bestonden, dat de bibliotheek alles bezat, of althans alles verschaffen kon wat men wenschte, zijn bibliotheek.
Zoo oordeelde ik, een gewoon stukje publiek, over Delsman. Zoo deed het ook mijn vriend E.W. Moes, toen deze in een hoog ambt aan de Universiteits-Bibliotheek was verbonden.
Men kan de Wetenschap dienen op velerlei wijzen. Delsman heeft dit gedaan op zijn gebied, op zijn wijze, zooveel ik mij vermeet erover te oordeelen, voortreffelijk!
Amsterdam, den 29sten Mei 1930.
Ferd. Wierdels.
| |
Bibliotheek-aanwinsten
Een kleine, maar wezenlijke aanwinst voor de Amsterdamsche bibliotheek kunnen we hier vermelden. Het gedicht tegen den bestrijder van Vondels Rommelpot, in handschrift in Californië aan den dag gekomen (zie Het Boek 1929 blz. 353-356), is door vriendelijke bemiddeling van den heer Bendikson voor ons Vondelmuseum aangekocht, tegelijk met eenige andere pamfletten uit dezelfde collectie, die nu in de Universiteits-bibliotheek zijn opgenomen. Met voldoening schrijft de heer Bendikson, dat deze stukken na hun lange omzwerving nu ‘ten slotte zijn terecht gekomen waar ze behooren’.
Naar aanleiding van de meedeeling in dezelfde aflevering van Het Boek (blz. 372) over zoogenaamde ‘aanwinsten’ van geheel anderen aard, voegt hij aan zijn schrijven eene niet onaardige mededeeling toe:
‘Met belangstelling las ik van de gekleurde ramen in de bibliotheek geplaatst. Als contrast het volgende. De ontwerpen, die de architect Mr. Huntington indertijd voor zijn bibliotheek voorlegde, waren voor een gebouw opgetrokken in marmer. De teekeningen zijn zeer mooi, zei Mr. Huntington, we zullen ze laten uitvoeren in cement en voor het verschil in prijs koop ik eenige bibliotheken. And he did.’
| |
Een economisch-historische bibliotheek te Amsterdam
In het maandblad Amstelodamum (Juni 1930 blz. 71) geeft de heer N.W. Posthumus eene schets van de werkzaamheid voor het te 's-Gravenhage gevestigde, maar vooral voor Amsterdam zeer belangrijke Economisch-historisch Archief en de door deze instelling gaandeweg bijeengebrachte verzamelingen van stukken die op de economische geschiedenis betrekking hebben. Hij laat dan volgen:
Behalve de genoemde verzamelingen heeft de vereeniging een economisch-historische bibliotheek gevormd, die op het oogenblik 17 à 18,000 deelen omvat. Doordat de aanwezige boeken niet slechts op de geschiedenis van Nederland betrekking hebben, heeft deze bibliotheek een internationale beteekenis verworven, vooral door het feit, dat zij vele unica en zeldzame werken bevat.
| |
| |
Binnenkort zal deze collectie naar Amsterdam worden overgebracht, waardoor de vereeniging ongetwijfeld van haar belangstelling in de geschiedenis van Amsterdam nog meer zal kunnen blijk geven. Zoo juist heeft de Gemeenteraad van Amsterdam een voorstel aangenomen van B. en W., teneinde op de Heerengracht twee perceelen aan te koopen en als gebouw voor de Economisch-Historische Bibliotheek der Vereeniging beschikbaar te stellen. De huizen, die een negental jaar geleden door den architect A.A. Kok geheel werden gerestaureerd, dateeren uit het eerste kwart der 17de eeuw en vormen een bijzonder passende en waardige woning voor de historisch belangwekkende boekenverzameling die, nu een groote ruimte beschikbaar gesteld is, waarschijnlijk binnenkort door aankoop op groote schaal zal worden uitgebreid. Bovendien biedt het nieuwe gebouw, behalve uitstekende studievertrekken voor het publiek, ook ruimte voor het houden van kleine tentoonstellingen hetgeen de vereeniging in staat zal stellen voort te gaan op den weg, dien zij, als eerste, met de Internationale Economisch-Historische Tentoonstelling te Amsterdam heeft ingeslagen en die nog tot merkwaardige resultaten zal kunnen leiden. Wanneer de Economisch-Historische Bibliotheek in haar nieuwe gebouw zal zijn gehuisvest, zal Amsterdam een cultuur-centrum rijker zijn geworden, dat, zoo ergens ter wereld, hier in het bijzonder op zijn plaats is.
Dit heel belangrijke bericht geeft helaas ook tot een minder prettige beschouwing aanleiding. Amsterdam heeft op economisch gebied meer interessante verzamelingen. Aan welken sinisteren invloed ligt het dan toch, dat dit alles niet tot een groot geheel kan worden verbonden? De Universiteits-bibliotheek bezit o.a. Quack's socialisten-collectie en de bibliotheek van Mr. N.G. Pierson. Toen de handelsfaculteit werd opgericht, lag het voor de hand, middelen te verstrekken om een werkelijk goede bibliotheek voor economische studie bijeen te brengen. In plaats daarvan verbood men den Bibliothecaris, op raad van een dom en desonkundig ambtenaar, op dit gebied boeken aan te schaffen, daar intusschen van particuliere zijde reeds eene handelsbibliotheek was bijeengebracht in een locaal van de Openbare Leeszaal! In 1924 werd de Directeur van de Openbare Leeszaal tot Universiteitsbibliothecaris benoemd, zoogenaamd om overwegingen van bezuiniging; als argument diende echter ook, dat dan met name die handelsbibliotheek met de Universiteitsbibliotheek zou kunnen worden verbonden. Daarvan is niets gekomen, en de noodige uitbreiding van de Universiteitsbibliotheek die eene practische vereeniging van zulke speciale collecties met de groote bibliotheek zou mogelijk maken is, alweer tot bezuiniging, voor onafzienbaren tijd verdaagd. In plaats is er anderhalve ton besteed aan eene inwendige verbouwing die de beschikbare ruimte nog meer verminderde. En nu komt deze nieuwe historisch-economische bibliotheek, en de stad verstrekt er twee ruime huizen voor, aan de Heerengracht! Een nieuw schitterend voorbeeld van de Amsterdamsche Overheidsbezuiniging!
Zoo heeft Amsterdam op economisch gebied nu al heel wat ‘cultuurcentra’, die daar alle zeker ‘bijzonder op hun plaats’ zijn!
Zou er ooit een bestuur komen, dat zich niet door mannen van bezuiniging laat voorlichten, maar eens wezenlijk bezuinigt door tijdig de noodige uitgaven te doen voor eene instelling die een wezenlijk groot en goed cultuur-centrum zal zijn?
B.
| |
Bilderdijk-Museum Een en twintigste Jaarverslag 1928-1929
Op den brief aan Burgemeester en Wethouders van Amsterdam, waarvan in het vorige jaarverslag werd gewaagd, is nog steeds geen definitief antwoord ingekomen. In zake de huisvesting is dus, helaas, nog niet de
| |
| |
minste verandering ingetreden. Er is evenwel reden om te hopen, dat het volgend jaarverslag gunstiger mededeelingen zal bevatten.
De heer Chr. F. Stemfoort te 's-Gravenhage verplichtte ons wederom met een geschenk: een gedicht van Kumpel ter eere van Bilderdijks eerste vrouw op den nieuwjaarsdag van 1805. Professor Rutgers schonk ons een collectie van 36 portretten van Bilderdijk en tijdgenooten, mevrouw Tengbergen te Wijk bij Duurstede een schrijfcassette, die blijkens inliggend document aan Bilderdijk heeft toebehoord. Van ds. Rullmann en prof. Haitjema mochten wij overdrukken van door hen geschreven artikelen over den dichter ontvangen. Verder kwamen wij door aankoop in het bezit van een collectie handschriften, waaronder dat van Bilderdijks gedicht ‘Hartgevoel’ (gedrukt in ‘Rotsgalmen’), brieven van Da Costa, Willem de Clercq en andere tijdgenooten.
De plaats van vice-voorzitter, opengekomen door het bedanken van professor Prinsen, werd ingenomen door dr. J.F.M. Sterck. Tot dezen heeft het bestuur, toen hij, den 3den Januari 1929, zeventig jaar werd, een schrijven van gelukwensch gericht, waarin zijn groote verdiensten jegens de Vereeniging dankbaar werden herdacht.
Het aantal leden bleef onveranderd. De toestand der geldmiddelen is bevredigend.
Aldus opgemaakt en goedgekeurd in de vergadering van 30 November 1929.
Bij het verslag geeft de voorzitter der Vereeniging, dr. A. Goslinga den tekst van een concept-autobiographie, door Bilderdijk in het Fransch gesteld, nu berustende in de handschriftenverzameling van de Maatschappij der Ned. Letterkunde te Leiden. In een korte inleiding stelt de heer G9slinga vast dat de schets niet van 1806 kan zijn, zooals wel aangenomen was, maar van in of na Juli 1809; ook is het stuk niet geschreven voor Koning Lodewijk.
Het brengt geen vroolijke lectuur, het is een bijna doorloopende klacht van den dichter over tegenspoed en achteruitzetting.
| |
Tentoonstelling antieke beeldhouwkunst in de Buma-Bibliotheek
De Bibliothecaris der Buma-Bibliotheek te Leeuwarden zond ons de hier volgende mededeeling, die we tot onze spijt eerst nu kunnen plaatsen. Het komt ons echter voor, dat zij ook na sluiting der tentoonstelling nog belang heeft.
Om in ruimeren kring belangstelling voor de Buma Bibliotheek, de best-voorziene boekerij op het gebied der klassieke oudheid van ons land, en zoodoende voor de klassieke philologie en archaeologie te wekken, heeft ondergeteekende wederom een tentoonstelling van photo's en boekwerken bijeengebracht. Was de vorige expositie aan de antieke teeken- en schilderkunst gewijd, dit maal is de klassieke beeldhouwkunst aan de beurt. Daar het uit den aard der zaak onmogelijk is in een beperkte ruimte een zekere volledigheid te bereiken, is uit den rijken schat photo's en platen van Grieksche en Romeinsche beeldhouwwerken, die de Buma-Bibliotheek gedurende meer dan een halve eeuw verzamelde, een keuze gedaan, die de bezoekers moge opwekken met de onvergankelijke kunst der klassieke oudheid nader kennis te maken.
De tentoonstelling tracht allereerst een denkbeeld te geven van den ontwikkelingsgang der Grieksche kunst. Te dien einde zijn ka- | |
| |
rakteristieke specimina van beelden uit het z.g. Archaische tijdvak (± 600 - ± 450 v. Chr.: Apollo van Tenea), uit de overgangsperiode sculpturen van den tempel van Aphaia op Aegina en van den Zeustempel in Olympia), van de kunst van Myron en Polycletus (440 v. Chr.), van Phidias (± 450 v. Chr.) en Cresilas, zooveel mogelijk in historische volgorde, tentoongesteld. De kunstwerken van het tijdperk 400-300 zijn vertegenwoordigd door beelden van Cephisodotus, Scopas, Leochares, Praxiteles en Lysippus Dan volgen voorbeelden der z.g. virtuozentechniek (van ± 300 af) en uit het laatste tijdperk der oud-Grieksche kunst. Ook van zuiver Romeinsche en Etruskische kunst zijn eenige sprekende voorbeelden gegeven. Werder is een vrij groot aantal photo's van Grieksche en Romeinsche portretten tentoongesteld, 1e. om de portretten van groote schrijvers der Grieksche letterkunde bijeen te brengen en 2e. om den bezoeker een denkbeeld te geven van de gelaatsuitdrukking van markante koppen zoowel van Grieken als van Romeinen en van andere volken der Oudheid.
Tenslotte is een keurcollectie van boek- en plaatwerken, die de antieke beeldhouwkunst behandelen, aan de tentoonstelling der photo's toegvoegd.
De tentoonstelling is gehouden van 19 Maart tot 5 April.
|
|