Het Boek. Jaargang 19
(1930)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 4]De cisiojanusIn Het Boek 1926, bl. 135, heeft Dr. Burger ‘eene volledige behandeling van den latijnschen tekst en van de nederlandsche bewerkingen van den cisiojanus beloofd. Deze zien wij met belangstelling tegemoet. Ook ik heb wel eens aan eene volledige behandeling gedacht, maar zal daar wel niet meer aan toe komen. Wat ik daarvoor reeds lang geleden bijeengebracht had, deel ik nu hier mede, niet om Dr. Burger het gras voor de voeten weg te maaien, maar om eene kleine bijdrage tot het onderwerp te geven en hem aan te sporen ons zijne behandeling niet te onthouden. Ik zal mij dus bepalen tot eene opsomming van het voornaamste, dat ik over den cisiojanus heb gelezen, met enkele opmerkingen. Wie in het onderwerp belang stelt, heeft dan eenige aanwijzingen om te beginnen, en vindt gemakkelijk de verdere literatuur. In handschriften vindt men soms een cisiojanus als bladvulling. In oude kalenders worden meermalen bij elken datum niet alleen de Zondagsletters, maar ook de lettergrepen van den cisiojanus opgegeven. In de latere almanakken wordt hij meestal als een doorloopend geheel afgedrukt of bij elke maand twee of vier regels. Bovendien is hij zeker dikwijls in plano gedrukt, maar daarvan zijn slechts een paar exemplaren overgebleven. De cisiojanus was voor het dagelijksch gebruik bestemd en werd steeds gewijzigd naar de behoeften. Uit de namen der heiligen, die genoemd worden, kan men dan ook gewoonlijk opmaken, in welk bisdom, en soms ook in welken tijd, een bepaalde cisiojanus geschreven is. De volgende in Nederland geschreven of gedrukte cisiojani zijn mij bekend geworden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. Latijnsche.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter vergelijking deelen wij een paar maanden mede. Ianvarivs.
CIRCuncisio MAgos mittit
Ad Christi cunabula,
ANTonio AGnes subit,
PAVlus fidem suscipit.
Febrvarivs.
Se PVRgat nunc AGatha.
Nunc nudus prodibit VAlens
Qui ver nunciabit PEtro.
MATthiae sortem.
December.
Iam vellit BARbam NIClas,
CONcipit virgo, LVCia oculos caecat,
THOmas credit
NAScitur mundo Deus.
Eene Nederlandsche uitgave hiervan ken ik niet. Ik heb hem alleen gevonden in Davidis Chytraei Chronologia Historiae Herodoti et Thucydidis. Helmaestadii, 1593. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Nederlandsche.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
IAnus singt voor den CO-ninck claer,
dat nieuwe Jaer, met PONS heel vry:
TEUN singt den Bas, Nies spoelt een glas
PAUlus schenct den Ro-me-ny.
Nyjaersdag darna dre Koenyng quaemen myt der vart.
Felix mit ton prisca fab ang vincent oick Pawel do he bekyrt wart. Hierin zijn maat en rijm bijna geheel verdwenen.
Van de met * geteekende en van den straks te noemen Franschen tekst heb ik een afschrift, dat ik gaarne aan belangstellenden mededeel.
In den Cronijck Almanach ofte Journael op dat Jaer na der gheboorte ons Heeren Jesu Christi. M.D.LXXXVI. Amstelredam by Cornelis Claesz, vinden wij een zeer bijzonderen vorm; zie het facsimileGa naar voetnoot1).
Nieuwe Cisioianus ofte vingher Almanach in duytsch elcke Syllabe ghenomen voor een dach.
Dees Cisio Janus, cluchtich aldus ghecomponeert, is
Tot vreuchts vermeeren, goet om leeren, voor diet zijn begheert is.
Januarius.
Snijt nu vant vette Conijn,
Coel drinct vrij den wijn,
als Pons doet met Teun. Enz.
Voor elke maand vinden wij hier dus zes verzen van zeer ongelijke lengte op twee regels gedrukt. De cisiojanus was in de latere Middeleeuwen waarschijnlijk in de geheele Christenheid bekend en in gebruik. De kinderen moesten hem van buiten leeren. Hoe nuttig en noodig men dit vond, blijkt wel daaruit, dat Luther hem opnam in zijn Betbüchlein mit eym Calender und Passional hübsch zugericht, Wittenberg 1530. Hij maakt daarbij de opmerking: ‘Auf dass die junge Kinder den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kalender auswendig an den Fingern lernen, haben wir hiebei den Cisio-Janus in seinen Versen gesetzt.’ Zelfs heeft Melanchton voor Luther's Enchiridion piarum precationum, Witembergae, 1543, den tekst wat leesbaarder gemaakt. Daarvoor liet hij de namen van minder belangrijke heiligen weg, zooals na hem ook Grapheus deed. Zoo luiden dan bij hem b.v. Januari en December: Cisio Janus Epiphaniis dic dona Magorum
Vincit ovans Agne, nova Paulum lumina vertunt.
Post casti sacra Nicolai longissima nox est;
Fausta dies celebrat tibi Christum virgine natum.
Den geheelen tekst kan men vinden in Ersch und Grubers Encyclopaedie op het woord Cisiojanus en bij Chytraeus. Over den cisiojanus in Duitschland is eene uitgebreide literatuur. In het Noorden en Oosten van Duitschland, evenals in Polen, Bohemen en Scandinavië werd hij trouwens voor de dateering gebruikt, wat ik hier in de Nederlanden nog niet gevonden heb. Den meest voorkomenden vorm van den Latijnschen cisiojanus heeft H. Grotefend afgedrukt in zijn Handbuch der historischen chronologie, 1872, bl. 40, en later in Zeitrechnung des Mittelalters, I (1891), bl. 24, en Taschenbuch der Zeitrechnung, 3e Aufl. 1910, bl. 20. Belangrijk is ook de uitgave van R. Naumann in Serapeum IX (1848), bl. 36, om de mede afgedrukte interlineaire verklaringen. Deze studie is grootendeels overgenomen in Navorscher, V, bl. 298. De vijf andere cisiojani, die Naumann aanwijst, zijn ook door Grotefend genoemd. In den Anzeiger für Kunde der deutschen Vorzeit, 1870, bl. 279-284, 300-311 en 1871, bl. 308-312, deelde deze den tekst en de varianten mede van 25 cisiojani. In hetzelfde tijdschrift, 1871, bl. 206 vlg., deelt Latendorf er nog een mede, terwijl Pickel in zijne uitgave van Konrad Dangkrotzheim's Heilige Namenbuch, Strassburg 1878, er nog weer vier bijvoegt. Zelf vond ik er nog een in de Viola SanctorumGa naar voetnoot1), die zeker wel in het aartsbisdom Salzburg opgesteld is, omdat op 27 Nov. St. Virgilius genoemd wordt. Een zeer opmerkelijk fragment is door Kaltenbrunner in facsimile medegedeeld in Neues Archiv der Gesellschaft für ältere deutsche Geschichtskunde III (1878), bl. 396. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Later zijn er zeker nog wel meer bekend gemaakt. Het aantal Latijnsche cisiojani in Duitschland is dus zeer groot. Ook Duitsche bewerkingen zijn er zeker in groot aantal geweest. Fr. Pfeiffer deelt in Serapeum XIV (1853), bl. 145 vlgg. mede, welke hem toen bekend waren geworden. Dat waren er negen. De oudste gedrukte is van 1470, in plano. Van denzelfden tekst noemen Weller in Serapeum, 1858, bl. 201 en Latendorf in Anz. f. K. d.d. Vorz., 1871, bl. 135 nog eenige latere uitgaven. In 1878 besprak Pickel al de toen bekende, nl. 18 met 10 verschillende teksten, benevens twee Nederduitsche. Van het gebruiken van den cisiojanus in andere landen is mij nog niet veel gebleken, maar ik heb er ook nog niet naar gezocht. Waarschijnlijk hebben de geleerden er daar even weinig aandacht aan geschonken als bij ons. Het woord cisiojanus heb ik ook alleen in Duitsche woordenboeken en encyclopaedieën - maar lang niet in alle - gevonden. Toch was hij b.v. in Frankrijk wel bekend. In een livre d'heures van 1497, in de Kon. Bibliotheek, vond ik er een, beginnende: En ianuier que les roys venus sont
Glau me dit fre min mor font
Anthoin boit le iou vincent fois
Polus en sont tous les dois.
Dezelfde tekst, met eenige varianten, is door J.M. Wagner in Serapeum XXIII, bl. 297 medegedeeld naar een in het begin der 16e eeuw te Parijs op perkament gedrukt livre d'heures van de bibliotheek te Klosterneuburg. De beschrijving van een Petit Compost en francoys bij Brunet, II, 207, doet ons vermoeden, dat ook daarin een cisiojanus staat. Hij wordt dan waarschijnlijk ook wel gevonden in andere uitgaven met den titel Compost of Calendrier des Bergers, enz. Ook in Engelsche almanakken zal hij wel voorkomen. De titel Computus manualis ad usum Oxoniensium, dien Hain onder no. 5601 noemt, schijnt toch wel een cisiojanus aan te wijzen. Ten slotte noemt Pickel, bl. 74 nog eene Boheemsche bewerking, die reeds door Grässe vermeld wordt. Het zinledige der verzenGa naar voetnoot1) was natuurlijk een bezwaar om ze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
nauwkeurig te onthouden. Daaraan kwam men tegemoet door voor iederen dag niet eene lettergreep, maar een woord te nemen. Dit werd in Duitschland de gewone vorm. Van al de door Pfeiffer in Serapeum XIV medegedeelde cisiojani is er slechts één (no. 8) in lettergrepen. Daar heeft Pickel, bl. 46, nog één Hoogduitschen en, bl. 71, twee Nederduitsche bijgevoegd. Daarentegen is mij nog geen Nederlandsche in woorden bekend geworden. Ook nu bleef het nog moeilijk altijd eene passende gedachte te vinden. Daardoor kwam men er toe, voor elken dag een geheelen regel te nemen. Wel werd het gedicht daardoor veel langer, maar het was toch gemakkelijker van buiten te leeren. Een Nederlandsche cisiojanus van dezen vorm gaat in het hs. te Brussel aan no. 3 vooraf en is tegelijk daarmede uitgegeven door Willems en Nap. de Pauw. Hij begint: 1[regelnummer]
A Dits deerste dach van den jare:
2[regelnummer]
b Up dien nacht so bloit de haselare.
3[regelnummer]
c Te ansichten sijn de liede milde.
4[regelnummer]
d Dits de dach van sinte Verilde.
5[regelnummer]
e Dertien avent volcht hier naer
6[regelnummer]
f Dits dertien dach, ic segghe u waer.
Van twee Duitsche is de eerste door Pfeiffer t.a.p. (bl. 150 vlgg) medegedeeld uit een hs. te Stuttgart. Deze begint: Genner der bin ich genant
Grosze trünck sint mir bekant.
A[regelnummer]
Crist wart besnitten noch der E
b[regelnummer]
Noch dem gebott her Moyse.
c[regelnummer]
Das war sin erstes bluot vergiessen.
d[regelnummer]
Des alle sünder noch geniessen,
e[regelnummer]
Die sich von sünden keren.
f[regelnummer]
Die drie künige sol man eren,
g[regelnummer]
Die got ir opher brachten.
De tweede is medegeeld door K. Pickel in Ztschr. f.d. Alt. XXIV (1880), bl. 135 vlgg.. Deze begint: Beschnitten ward auff diesen tag
Ein kindt, das in der krippen lag.
Met al deze verzen kon men, op de vingers aftellende, elken heiligendag vinden, en het karakter van den cisiojanus bleef dus behouden. Dit was niet het geval, wanneer men voor elken heiligen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
dag twee of meer verzen nam en de andere dagen buiten rekening liet. Van dien aard is o.a. in het Latijn de Laurea sanctorum van Hugo von Trimberg, uitgegeven door Grotefend in Anz. 1871, 300-311, het Heilige Namenbuch van Konrad Dangkrotzheim, uitgegeven door Pickel, en het door Burger uitgegeven gedicht van Croon. De cisiojanus heette in Duitschland ook cisianus en cisivianus. De laatste vorm moet ook hier te lande bekend geweest zijn, blijkens den nog verder verbasterden vorm sufianus, dien wij bij Magyrus vinden. Dat men met den cisiojanus kan uitrekenen, op welken dag der maand een of andere feestdag valt, is duidelijk en dat is dan ook door verscheidene nieuwere schrijvers begrepen. Maar dat men ook den weekdag op de vingers kan aftellen - waarbij men dan trouwens ook nog de zondagsletter moet weten - dat is hun ontgaan. Hoe men dat kan doen, wordt ons verteld in een Mnl. gedicht - maar ook nergens anders - dat ik heb uitgegeven en verklaard in Oud-Holland XVI. In het laatstgenoemde artikel moeten eenige verbeteringen aangebracht worden, die Prof. Grotefend zoo vriendelijk was mij aan te wijzen.
Op 9 Febr. aubert is niet St. Albertus, maar St. Ausbertus, ep. Rothomag., die dikwijls Aubertus heet. 17 Mei bernaerd is niet St. Bernard, maar Translatio Bernardini. 19 Mei ponciane is niet St. Pontianus, maar St. Pudentiana of Potentiana. 6 Juni goede wael is niet St. Gudula, maar St. Gudualus. Bij 17 Mei maakte hij nog de opmerking: ‘Die Transl. Bernardini lässt auf Franciskaner-Einfluss schliessen.’
Zooals ik in den aanvang reeds gezegd heb, zijn dit oude aanteekeningen, die ik weder voor den dag gehaald heb. Wie de literatuur over dit onderwerp heeft bijgehouden, zal dus waarschijnlijk nog wel eenige aanvullingen kunnen geven. P. Leendertz Jr. |
|