Het Boek. Jaargang 19
(1930)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groningsche boekbinders in de 15e eeuwVoor iemand die een onderzoek wil instellen naar het bindersbedrijf te Groningen in de 15e eeuw vormt de collectie incunabelen in de Universiteitsbibliotheek aldaar een zeer geschikt materiaal. Hoe deze ontstaan is kan men lezen in de inleiding van de Catalogus der incunabelen van RoosGa naar voetnoot1); ik zal dit hier in het kort samenvatten. In de oudste inventaris van de Bibliotheek (1619) komen geen incunabelen voor, in de eerste gedrukte catalogus (1669) daarentegen zeer vele. Enkele hiervan slechts zijn als geschenken of aankoopen opgeteekend; daarom neemt men aan dat de overigen deel uitmaakten van de bibliotheek der Martinikerk welke in 1624 naar de academische bibliotheek is overgebracht. Hoogstwaarschijnlijk bevonden zich hieronder een groot aantal werken uit nog andere Groningsche kerken en kloostersGa naar voetnoot2). Door geschenken en aankoopen tot op het oogenblik toe bezit de Bibliotheek thans 197 incunabelen. Voor een onderzoek naar de Groningsche bindkunst komen deze echter lang niet alle in aanmerking. Want behalve de boeken van niet-Groningsche herkomst - zooals b.v. het Maastrichtsche geschenk - vallen ook de vernieuwde banden buiten beschouwing benevens een aantal deelen die in papier, perkament, of op moderne wijze zijn gebonden. Over de Groningsche boekbinders uit de 15e en 16e eeuw is uiterst weinig, zoo goed als niets, bekend. GoldschmidtGa naar voetnoot3) heeft er de aandacht op gevestigd dat, terwijl boekdrukkers zich bij voorkeur in groote handelssteden vestigden, boekbinders de academiesteden verkozen. Nu dateert de Groningsche academie eerst van 1614; ik wil aannemen dat vóór dien tijd de geestelijkheid een voorname besteller van bindwerk was, en natuurlijk zal zij zich | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de eerste plaats gewend hebben tot de kloosters waar men dit handwerk uitoefende. Als binders waren in dien tijd vooral bekend de Broeders des Gemeenen Levens, en op één plaats wordt inderdaad een ‘Floris boekebynder.... ynt Fraterhues’ genoemdGa naar voetnoot1). RoosGa naar voetnoot2) maakt dan ook de veronderstelling dat de zoogenaamde Groningsche banden in het Fraterhuis zullen zijn gemaakt. Onder al die Groningsche banden kan men, op grond van de gebruikte stempels, verschillende groepen onderscheiden; twee hiervan zou ik meer in bijzonderheden willen bespreken. Alle banden die hiertoe behooren zijn in beginsel op dezelfde wijze versierd: een in ruiten verdeeld middenvak omgeven door een dubbele lijst. De stempels die op de banden der eerste groep voorkomen stellen voor: de attributen der evangelisten, het hoofd van Christus, Christus als salvator mundi, een doorboord hart, de letters Fr̄, twee verschillende dubbele adelaars, een aantal rosetten van verschillende grootte, een lelie, het lam Gods, eenige vogels. (Pl. I, no. 1-17. De allerkleinste stempels vermeld ik niet; zij zijn ook niet afgebeeld). Deze banden bevatten de volgende werken:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze volgorde is eenigszins chronologisch. Slechts van de nummers 189 en 68 is het jaar van vervaardiging te benaderen; ik ben dus verder afgegaan op het jaar van uitgave en op gelijkenissen, hetzij onderling hetzij met banden van postincunabelen. In het algemeen meende ik te kunnen opmerken dat de oudste banden op de eenvoudigste wijze zijn versierd. No. 44, het eenige werk in de Bibliotheek waarvan wij met zekerheid weten dat het aan de Fraters heeft toebehoord (Pl. II), heeft in de manier waarop het is gebonden niets waardoor het zich onderscheidtGa naar voetnoot1). Onder de stempels waarmee de eerste groep is versierd is er één, no. 17, die in het bijzonder de aandacht trekt. Wat zouden die letters hier beteekenen? Zooals Goldschmidt zegtGa naar voetnoot2) komen zij vaak voor, gevolgd door een naam, met de gewone beteekenis van frater; van diezelfde letters zonder volgende naam geeft hij evenwel geen enkel voorbeeld, en evenmin heb ik dit in andere werken kunnen vinden. Zou het soms een afkorting van de naam Frederici kunnen zijn? Weliswaar kort Wilhelmus zelf zijn naam soms af | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot fre. en fri., maar ik geloof toch niet dat dit de juiste oplossing is want: 1o. deze stempel moest dan zoowel door Johannes (no. 18, 19, 139) als door Wilhelmus (no. 189) als eigendomsmerk gebruikt zijn; 2o. hij komt niet voor op no. 68, 34 en 90 waarvan wij door inscripties weten dat zij wel degelijk het eigendom van Wilhelmus Frederici zijn geweest. Het lijkt mij zelfs onwaarschijnlijk dat hij als eigendomsmerk van wie dan ook zou moeten worden beschouwd, en dit vanwege de manier waarop hij is gebruikt. Bij nos. 27 en 56 staat hij midden bovenin de lijst, bij no. 157 in de twee bovenste halve ruiten, bij no. 189 in de rechtsche boven- en linksche onderhoek, maar het is vooral no. 18 die dit onaannemelijk maakt. Dit werk bestaat uit vier deelen, geheel op dezelfde wijze gebonden. De bewuste stempel komt op dl. I in het geheel niet voor, op dl. II daarentegen bovenaan op het voor- en het achterplat, op dl. III en IV bovenaan op het voorplat. Zouden wij een stempel die op zóó willekeurige wijze wordt gebruikt als een eigendomsmerk kunnen beschouwen? Als dat van de Broeders in geen geval, anders zou hij toch zeker op no. 44 voorkomen. Is het niet mogelijk dat deze groep van banden inderdaad door de Broeders is vervaardigd en dat de stempel Fr̄ door hen op dezelfde wijze werd gebruikt als zooveel andere kleine versieringen? De stempels die op de banden der tweede groep voorkomen stellen voor: een adelaar, een hond, een bloem, het monogram ihs̄, de letter A, een sterretje, een gestyleerde bloem (?). (Pl. I, no. 18-24.) Deze banden maken de indruk uit een andere werkplaats afkomstig te zijn. Behalve de versiering hebben zij een bijzonderheid in de afwerking gemeen die terstond in het oog valt wanneer wij de twee groepen met elkaar vergelijken. Bij de eerste groep nl. vallen de snijpunten der lijnen in het middenvak steeds samen met de omlijsting; dit is bij de tweede een uitzondering. Op zichzelf lijkt dit een onbeteekenend détail. In aanmerking genomen hoe slordig het bestempelen gewoonlijk gebeurde, treft deze netheid in de eerste groep ons echter des te meer. Wanneer deze inderdaad het werk is van de Broeders des Gemeenen Levens, dan wordt hun goede naam als boekbinders hier op nieuw door bevestigd. De banden van de tweede groep bevatten de volgende werken:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook hier heb ik getracht een chronologische volgorde te benaderen. No. 155 is merkwaardig door de munt die erop is afgedruktGa naar voetnoot1), no. 17 heeft niets dat in het bijzonder de aandacht trekt, op de vijf | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overigen daarentegen komt stempel 18 voor, een soort dat o.a. dikwijls door boekbinders als hun merk werd gebruikt. Zou dit ook hier het geval zijn? Dat hij niet op de eerste twee voorkomt zou men dan aldus moeten verklaren: deze zijn het werk van een ander die zijn stempelvoorraad aan A. heeft overgedaan. - Al zijn deze gegevens niet talrijk, toch zou men op grond hiervan kunnen gaan vermoeden dat in het Groningen van de 15e eeuw de Broeders des Gemeenen Levens niet de eenige boekbinders waren.
Groningen. E.R. Kluyver. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() Stempels gebruikt te Groningen in de 15e eeuw
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() Band waarschijnlijk vervaardigd door de Broeders des Gemeenen Levens te Groningen
|
|