Het Boek. Jaargang 19
(1930)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 273]
| |
De bibliotheek Rahir en de ‘collectie Schretlen’In Parijs is van 7 tot 9 Mei van dit jaar het eerste gedeelte verkocht van de door Edouard Rahir nagelaten bibliotheek. Dit gedeelte bestond uit 250 nrs. Zij bevatte ‘Livres anciens du 15e au 19e siècle, riches reliures anciennes, la plupart de provenances royales, personnages et amateurs célèbres. Quelques livres illustrés du 18e siècle dans leur rehure ancienne en maroquin’Ga naar voetnoot1). De veiling bracht in die drie zittingen 13 millioen francs op. Rahir was boekverkooper, zijn opvolger Francisque Lefrançois, die in hetzelfde kleine winkeltje in de Passage des Panoramas 55, zijn boekhandel voortzet, heeft van dit gedeelte een voortreffelijken catalogus gemaakt en dezen met een portret en meer dan honderd afbeeldingen van de prachtige banden, op ware grootte in lichtdruk uitgevoerd, versierd. Aan de beschrijving van dit eerste gedeelte gaat een ‘avantpropos’ vooraf, geschreven door Louis Barthou, de l'Académie Française. Zijn voorrede geeft een alleraardigste kijk op die echte bibliophilie, welke alleen in een groot kunstzinnig land als Frankrijk eeuwen lang kan bestaan en nog steeds met kennis, toewijding en hartstocht wordt beoefend. Ik vertaal er het aardige begin van: ‘Mijn oudste herinneringen aan Edouard Rahir’, schrijft Barthou, ‘dateeren van veertig jaar geleden. En de tijd heeft den indruk van die ontmoeting niet uitgewischt. Ik was toen nog geen bibliofiel en net kamerlid geworden. Dat lidmaatschap bracht ook toen reeds boodschappen mee en zelfs van zeer verschillenden aard. Een van mijn kiezers zond mij een deel van de werken van Voltaire, uitgave van Kehl, die hij graag tegen den hoogsten prijs wilde verkoopen. Zooveel ik mij herinner, was de band heel mooi, geheel rood marokko met ‘dentelles’. Ik was er niet weinig verlegen mee. Tot wien moest ik mij wenden? Een van mijn collega's | |
[pagina 274]
| |
kwam mij te hulp. Hij was bekend als liefhebber van oude boeken en ik wist, dat hij lid was van vereenigingen, welke luxe uitgaven publiceerden voor 100 uitverkorenen. Vaste klant van de Passage des Panoramas gaf hij mij het adres van de librairie Morgand. Zij, die zooals ik, Rahir evenveel jaren gekend hebben, zullen getroffen zijn door de juiste schets van die in de Parijsche boekenwereld zoo sterk naar voren tredende persoonlijkheid, welke Barthou in het vervolg van zijn voorrede geeft, van wien hij ook enkele treffende uitspraken zijn vak betreffend, aanhaalt en tevens de beschrijving waardeeren van het milieu, waarvan hij jarenlang het middelpunt was, in den boekwinkel, ‘où les amateurs discutent entre eux, où ils se communiquent leurs désirs, leurs recherches et leurs trouvailles’. | |
[pagina 275]
| |
Ook de wijze waarop Barthou vermeldt, hoe Rahir zijn prachtige verzameling kon bijeenbrengen, is zeer kenschetsend voor den echten bibliofiel, die dankbaar is voor den hem door zijn boekhandelaar voor eigen verzameling geboden raad en bemiddeling en er dezen niet scheef op aanziet, dat hij een keur van de mooiste boeken voor zich zelf kon behouden. Als de volgende deelen van den catalogus van de bibliotheek Rahir na verloop van eenige jaren wellicht, verschenen zullen zijn (men deelt mij mede, dat er nog negen veilingen zullen volgen) zullen wij in staat zijn over deze in haar geheel te oordeelen en er zeker ook voor ons land belangrijke boeken in aantreffen. Het begin doet het allerbeste verwachten.
Bedenkt men hoeveel kennis, toewijding, tijd en arbeid er vereischt worden om een werkelijk belangrijke verzameling van boeken bijeen te brengen, zoodat inderdaad van een ‘collectie zoo en zoo’ gesproken kan worden, dan verwondert het niet, dat wij eenigszins vreemd opkeken, toen een verzameling incunabelen hier, ongeveer te zelfder tijd, als ‘de collectie Schretlen’ in veiling werd gebracht. Niemand, durf ik zeggen, had ooit van den heer Schretlen als verzamelaar gehoord, nooit geweten, dat er zoo iets als een ‘collectie Schretlen’ bestond en al wist ik, dat hij een paar onbekende Nederl. postincunabelen bezat, die hij mij eens ter beschrijving had afgestaan, hij was geen bekend figuur op veilingen van oude boeken, noch iemand die achter de schermen bleef, maar desniettemin een gevaarlijk tegenstander kon zijn bij den strijd om het bezit van kostbare boeken. Zoo iets blijft niet lang onbekend. En daar viel plotseling uit de lucht een ietwat pompeus uitgevoerde veüing-catalogus, die ons het bestaan van een ‘collectie Schretlen’ openbaarde. Een catalogus in groot formaat met prenten opgeluisterdGa naar voetnoot1). Maar een vluchtig doorkijken stelde ons aldra te leur. Hier was geen sprake van een ‘collectie’, hier voelden wij dadelijk dat er iets niet in den haak was en teleurgesteld legden wij den catalogus ter zijde. Immers die ‘collectie’ bleek niets anders te zijn dan een allegaartje van een aantal oude drukken, zonder verband, zonder sy- | |
[pagina 276]
| |
steem, toevallig te zamen gebracht, zonder voorkeur voor het bijzondere. Er waren natuurlijk wel een paar belangrijke boeken bij, maar verreweg de meesten niets bijzonders en als geheel beteekende de ‘collectie’ niets. Iemand met wat geld, kan nog elken dag zonder moeite een aantal dergelijke verzamelingen bij elkaar brengen. Van een Nederlandsch bibliofiel wiens liefhebberij naar incunabelen uitgaat zou men verwachten mogen dat hij zich van fraaie exemplaren der mooiste en zeldzaamste Nederlandsche wiegedrukken had meester gemaakt en daaromheen een aantal - desnoods slechts enkele - belangrijke buitenlandsche specimina tot een fraai geheel zou hebben gegroepeerd. Doch daarvan is in de ‘collectie Schretlen’ geen spoor te ontdekken. Een paar weinig beteekenende late Nederlandsche incunabelen (waarvan een niet compleet en een ander in slechten staat) zijn de eenige vertegenwoordigers van Nederlands rijken boekenschat uit den incunabeltijd en de twee boekjes uit den postincunabeltijd, toevallig aanwezig, behooren er eigenlijk niet bij, zij zijn vreemde eenden in de bijt. Hoe ontstond nu deze ‘collectie Schretlen’ in tegenstelling met die van den boekhandelaar-bibliofiel Rahir? De geschiedenis van het ontstaan dezer verzameling is zeer eenvoudig. Men luistere: In een catalogus van een Zuidduitschen antiquaarGa naar voetnoot1) van een paar jaar her, komen onder veel andere incunabelen alle (met slechts zeer enkele uitzonderingen) boeken voor, die als ‘collectie Schretlen’ de boekenwereld moest verbazen! Als ik goed ben ingelicht - en ik heb het uit de eerste hand - had hij die boeken verkocht aan een veramerikaanschten liefhebber (Dr. Vollbehr), die al jaren bezig was de grootste en kostbaarste verzameling incunabelen bijeen te brengen, met het plan deze ten slotte aan een Amerikaansche instelling en-bloc te verkoopen. Zijn collectie lag ergens in de Vereen. Staten opgepakt en de financiering van zijn onderneming - waarmede ten slotte honderdduizenden dollars gemoeid waren - gaf den ‘gentleman-dealer’, toen de transactie niet zoo vlug als hij gehoopt had gelukte, ten slotte eenige moeilijkheden. Toch kocht hij nog geregeld incunabelen, die hem ontbraken en welke zijn verzameling aanvulden aan, op voorwaarden, die met het slagen van zijn groote onderneming verband hielden. | |
[pagina 277]
| |
De door hem bij den Duitschen antiquaar uit diens cat. LIV gekochte incunabelen werden door dezen in New York bij een tusschenpersoon gedeponeerd en intusschen werden pogingen aangewend iemand te vinden die bereid zou zijn ze voorloopig te financieren, terwijl deze dan later, als de groote zaak gelukt was, in de winst zou deelen. En daartoe vond men den heer Schretlen bereid. Ongezien kocht deze ‘voorwaardelijk’ de boeken en ‘verrijkte’ hij daarmede tijdelijk zijne ‘verzameling’, die nog uit niets of bijna niets van dien aard bestond. Welke redenen den heer S. ten slotte hebben bewogen deze boeken als ‘collectie Schretlen’ in het openbaar met veel rumoer te verkoopen, doet niet ter zake. Hij heeft evenveel recht om boeken te koopen als om ze te verkoopen, maar dit te laten doen op een wijze alsof hier een beroemde ‘collectie Schretlen’ aan de markt werd gebracht, was in hooge mate misleidend. Wat bewoog den auctionaris om onze beste incunabelographen uit te noodigen, tegen honorarium, bij den catalogus een inleiding op de ‘collectie Schretlen’ te willen schrijven? Hij wist toch, dat de beschrijvingen van alle boeken (op een heel enkele na) in den catalogus van zijn Zuidduitschen collega te vinden waren, en dat deze - ook wat de aanteekeningen betreft - aan alle redelijke eischen voldeden. Hij deelde hun de herkomst niet mede, noch verwees hij hen naar den Duitschen catalogus, maar zond eenige slordig geschreven titels aan welker bewerking een van hen nog noodeloozen arbeid besteed heeft. Wat daarachter zat kunnen wij slechts gissen, maar het pleit stellig niet voor een sterk ontwikkeld gevoel van bescheidenheid tegenover deze geleerden (geen gentlemen-dealers). Toen zij ten slotte aan zijn verzoek niet voldeden, drukte hij immers toch dien Duitschen catalogus gedeeltelijk naGa naar voetnoot1). Dat er door ‘verrukte’ verslaggevers veel te veel drukte gemaakt is over deze verzameling en den verzamelaar, is hen niet heelemaal kwalijk te nemen; zij wisten van den prins geen kwaad en lieten zich wijs maken werkelijk met een bona fide ‘collectie’ en verzamelaar te maken te hebben. Dat geen van hen de geringe belangrijkheid er van opmerkte en door hun overdreven lof van ‘noch | |
[pagina 278]
| |
nie dagewesenes’ tegenover andere en veel betere Nederlandsche collecties onbillijk handelden, zal wel voornamelijk aan het zeer moeilijke object, dat boeken nu eenmaal zijn, te wijten zijn. Hoe het zij, uit waardeering tegenover die Nederlandsche boekenliefhebbers, die ook in ons land steeds geweest zijn en nog zijn, heb ik mij genoopt gevoeld de hoogst onsympathieke en misleidende drukte, die gemaakt werd om een zaak van koopmanschap, neen, van speculatie, waarvan boeken de willige objecten waren, maar waarmede boekenkennis of bibliophilie niets, maar dan ook niets, hebben uit te staan, bekend te maken. Het zal onze lezers waarschijnlijk interesseeren dat de door den Amerikaanschen ‘gentleman-dealer’Ga naar voetnoot1) ondernomen leverantie en-gros van eenige wagonladingen incunabelen geslaagd is en de Congressional Library te Washington daarvan onlangs eigenaar is geworden. De V.S. hebben er anderhalf millioen dollars voor betaald. De ‘collectie Schretlen’ zou er deel van hebben uitgemaakt, indien zij niet ‘te vroeg’ ware geveild. En dan zou de ‘collectie Schretlen’ nooit bestaan hebben. Bij lange na niet alle nrs. van den catalogus hebben koopers gevonden en de onverkochte nrs. kunnen dus wellicht nog deel gaan uitmaken van de Vollbehrsche stapel. Doch de speculatie is mislukt. Dat alles kan ons koud laten. Niet dat de catalogus der ‘collectie Schretlen’ blijft bestaan en tot in lengte van dagen voor hen, die van bovenstaand onkundig blijven, ten onrechte zal blijven getuigen van een Nederlandsch bibliofiel, die niet anders was dan een speculant in boeken.
W.N. |
|