| |
| |
| |
Karen Phalet
Het fraaie schild van Achilleus
Esthetische bezwaren tegen Operatie Woestijnschild
‘Allereerst smeedde hij (Hephaistos) het grote geweldige schild, naar alle kanten sierlijk bewerkt, omgeven door een driedubbele fonkelende rand van blinkend metaal en daaraan een zilveren draagriem. Het schild had vijf lagen; met kunstvaardige geest bracht hij er op aan veel fraaie reliëfs - De aarde maakte hij er op, met de hemel en de zee, de onvermoeibare zon en de volle maan en alle sterrebeelden die de hemel omkransen -
Hij smeedde er op twee mooie steden vol mensen. In de ene stad was bruiloft en feestmaal. - Rondom de andere stad lagen twee legers, in blinkende wapens gedost. -
Hij beeldde af een brede vruchtbare akker, zacht en jaarlijks driemaal geploegd. -
Nog beeldde hij af een mooie wijngaard van goud, zwaar van de trossen donkere druiven -
Dan maakte hij een kudde rechthoornige runderen, gedreven van goud en tin. -
Toen maakte de sterkarmige kunstenaar een kleurig beeld van een dansplaats, die Daidalos eens in het brede Knosos voor de schoongelokte Ariadne gebouwd had. -
Eindelijk beeldde hij af de machtige stroom van Okeanos langs de uiterste rand van het stevig gesmede schild -
Toen de sterkarmige kunstenaar de gehele rusting voltooid had, nam hij die op en legde hem neer voor de moeder van Achilleus. Zij, een havik gelijk, sprong van de besneeuwde Olympos omlaag, dragend de flonkerende wapens, die zij van Hephaistos ontving.’
Homeros, Ilias, zang XVIII
| |
| |
| |
Doodvervelend
Wie heeft haar niet gezien, zoals zij te pronk stond in dat Saoedisch hotel, haar weelde gestreeld werd, beschreven met ieders liefde: ‘We love you all.’ Met gevoelige snuit en behendige vinnen zoekt zij razendsnel haar doelwit op. Wie zij raakt komt nooit aan. De Patriot: de mascotte in de jongste oorlog (heeft helemaal geen uitstaans met die ongure tuigen waartegen ik ooit betoogd heb). Ik: kijker bij dit verheven steekspel, weet niet wat ik zie. Geknutselde beelden van een onschuldig luchtduel. Bommen boven Bagdad of eenvoudig vuurwerk met een groene lichtfilter? wil ik aan mijn technische broer vragen. Ceci n'est pas une guerre.
Dat lijkt alvast een filosofische sprong voorwaarts: dat beelden geen werkelijkheid weergeven maar enkel hun eigen leven leiden, dat het verband tussen woord en beeld eindelijk helemaal zoek is, dat woorden enkel nog op hun magische werking gewogen worden en dat de media geen goede bronnen maar hooguit goede geleiders zijn. Dat moet nu wel voor iedereen duidelijk zijn. Het staat ons dus vrij om onze eigen waarheid te belijden. Bij gebrek aan feiten. Leve de vreselijke verbeelding. Het woord is aan de literatuur.
Want dat is nu precies waaraan het deze oorlog ontbreekt: hij spreekt niet tot de verbeelding. Oorlog als peperdure reclamestunt voor en door Amerikanen die even snel vergeten zal worden als hij gewonnen is: marketing bureaus zouden rekenen op een gemiddeld geheugen van één maand. Over een oorlog zonder grote helden en martelaars te velde is geen groot epos te schrijven (gelukkig bak je met pulp de zoetste broodjes). Soldaten die na gedane arbeid moe maar tevreden huiswaarts keren, worden in de bloemetjes gezet. Wat doe je met een massa onbekende slachtoffers? Zand erover. Het was een oorlog zonder wisselende kansen en verrassende wendingen: een voetbalmatch tussen zeer ongelijke ploegen. Bovendien een oorlog
| |
| |
zonder grote idealen en bijna zonder intellectuele stellingen: een match zonder relletjes op de tribunes. Tegen wie kan ik kwijt dat ik deze oorlog dodelijk vervelend vond? Dat de kijk- en leeslust me in de loop der weken verging?
| |
De kleren van de keizer
De strijd miste dramatiek. De esthetiek van het geweld heeft niet gewerkt. De personages waren niet overtuigend: poppetjes van bordkarton. Hun tekstballonnetjes gingen niet op. De katharsis heeft niet plaatsgevonden: het publiek is op zijn honger gebleven. Goede redenen genoeg om deze oorlog de grond in te boren. Ik vraag me af: is dit het failliet van een klassieke esthetica? Zijn we dan eindelijk terug vanwaar we kwamen: bij de barbarij? Klassieke esthetica: het eerste literaire feit in de Westerse beschaving was de Ilias van Homeros, het epos van een imperialistische oorlog tegen Troje om de doorgang door de Dardanellen. Homeros gaf de oorlog een schone beweegreden: de schaking van Helena, de schoonste aller vrouwen, en een menselijke gevoelsmaat; de toorn van Achilleus, de zegevierende Griekse held.
Wat de toornige Achilleus in zijn schild voerde staat daar schoon geschreven: dat was de hele wereld. De wereld is aan de overwinnaars. De Nieuwe Wereld Orde is eeuwenoud en genoegzaam uitgebeeld en bezongen in Grote Werken. Zij kan bouwen op een lange westerse traditie van heldenverhalen waarin vijanden gedood en vrouwen veroverd worden en eind goed, al goed. Maar zelfs de onoverwinnelijke held heeft tegenspelers nodig om te kunnen zegevieren. Zonder strijd, oog in oog met de tegenstander, en dus ook met zichzelve, geen dramatische handeling. Om van een strijd een drama te maken (wat anders?), om van een overwinnaar een held te maken, moet de inzet van weerszijden hoog zijn en de tegenstanders moeten aan elkaar gewaagd zijn. De overwinnaar heeft een
| |
| |
| |
| |
spiegel nodig om zichzelf te zien. Het spiegelbeeld van de overwinnaar is de verliezer.
Dat is wat de jongste oorlog in mijn ogen zo ondermaats maakt: de eclips van het standpunt van de verliezer. Daarom is de Golfoorlog een oorlog die nergens aan herinnert. En niet beklijft. En dus perfect herhaalbaar is (zoals een geslaagd wetenschappelijk experiment altijd om replicatie vraagt). Dat zou ik niet op naam van de modernste strijdtechnieken ter ‘vernietiging op afstand’ schrijven, die zijn niet nieuw (enkel slimmer geworden). Waar het schoentje wringt: het standpunt van de verliezer is mager en slecht vertolkt in de maatschappelijke discussie voor zover die al gevoerd is. Als we van CNN-baas Ted Hughes aannemen dat enkel wat publiek is, bestaat, dan bestaat de verliezer van deze oorlog niet. Zoals dat gegaan is met de nieuwe kleren van de keizer: de tegenspeler, tegen wie Bush en de zijnen zo'n overweldigende troepenmacht op de been brachten, bleef onzichtbaar. Maar in het strijdgewoel heeft niemand dat opgemerkt. Terwijl een kind het ziet: de keizer in zijn blootje.
| |
Links sentiment
Op zoek naar het standpunt van de verliezer (een paar nachtkijkers zou van pas komen om daar klaar in te zien). Ik lees hoofdredacteur Chéron van Médiapouvoirs: ‘De pers heeft niet voldoende gezichtspunten gegeven over de gebeurtenissen, of het nu gaat over spontane reacties of analyses. De specificiteit van het conflict, de Noord-Zuiddimensie ervan, de reflectie op de oorlogsvoorbereiding zijn onvoldoende aan de orde geweest.’ Van Ginnneken (DG, 23/01) wijst met de vinger naar het medium: de televisie als consensusfabriek. Mij dunkt dat het probleem bij de bron ligt: Waar moesten journalisten de vereiste verscheidenheid aan standpunten vandaan halen? Waar anders dan bij de intellectuelen, die enkele zelfbenoemde kwaliteits- | |
| |
bewakers van het maatschappelijk reilen en zeilen? Vooraleer overijld de diagnose van intellectuele impotentie te vellen, een blik op de symptomen en de ziektegeschiedenis.
De linkse ideologie heeft een lange sentimentele traditie in identificatie met verliezers. Daaraan lijkt nu wat te schorten. Bekend is: rechtvaardige revoluties hebben vaak een ontluisterende afloop gehad. Geen linkse militant zonder gekneusde idealen. Maar de linkse neiging gaf wel de mogelijkheid om tegenover de overwinnaarslogica een ander analyseschema te plaatsen. De wereld van onderuit ziet er namelijk helemaal anders uit en de linkse hersengymnastiek leverde dan ook een uniek landschap op. Edoch, gevleugelde woorden zoals ‘imperialisme’ resonneren niet meer. De snelle uitverkoop van Oost-Europa betekent een lelijke barst in de Marxistisiche klankkast. Met het huidige discrediet van het linkse analyseschema blijken ook de identificatiemogelijkheden in een intellectuele discussie ingeperkt te worden.
Om de terechte woede van heroïsche boeren met mestvorken in de zoveelste heruitzending van Novecento kan ik alleen nog ironisch glimlachen. En als de televisie ‘hysterische arabische massa's’ toont, hoor ik het helemaal in Keulen donderen. Abram De Swaan (DG, 13/02) doet een halfhartige poging om linkse verplichtingen na te komen: ‘Als ik een Arabische massa was, -’ Wie nu nog verder leest is wel heel meegaand. De spontane Arabische volkswoede: is dit theater of is dit echt? vraag ik me af. Een stomme vraag als je weet dat echte gruweldaden aan weerskanten uitgespeeld worden en daar niet minder echt van worden. Dat berekening en leed hand in hand kunnen gaan. Hoeveel dieper dan het luidkeels armenzwaaiend, luchtverplaatsend zelfbeklag van een getroffen Arabische moeder, raakt mij de uiterste zelfbeheersing van de wanhopige, waardig-haar-leed-verbijtende Joodse moeder. Hier stelt de vraag over theater zich niet. Is zij hier dan misplaatst?
| |
| |
In de berichtgeving en in de discussie ging Israel met de sentimentele verliezersrol lopen. Want ‘Israel blijft een westers land met leuke, gekke en idiote mensen, met wie het gemakkelijk valt je te identificeren,’ aldus de socioloog Abram De Swaan (DG, 13/02). Verstarde denkschema's waarin Joden een geprefabriceerde slachtofferrol aangemeten wordt, vervangen een grondige analyse van de onderkant. Dit is zeker geen links discours, hoogstens links sentiment. De ware verliezer van deze oorlog: Irak wordt naar de prehistorie of (iets minder welwillend) naar de hel verwezen. Een nieuwe tegenstelling is in het linkse denken geslopen: het verlichte westen, de dure verworvenheden van onze moderniteit, staan oog in oog met Islamitische/Arabische barbaren, voor wie welbeschouwd niets heilig is, behalve Allah.
Of Irakezen (en Palestijnen en Jordaniërs...) nu stuk voor stuk fanatieke doodsverachters zijn, of een hoop sukkelaars onder de dwingelandij van Saddam: echt praten doe je er niet mee. Je kan hen slaan en zalven, zoals het een goede vader betaamt. Want niet alle verlichtingsdenkers zijn oorlogszuchtig. Sommigen zijn alleen welgemeend paternalistisch. Maar oorlogszuchtig of niet, zo wordt de oorlog voorbereid: de overtuiging van de eigen culturele superioriteit kan niet samengaan met perspectiefwisseling, want dat veronderstelt de toegankelijkheid van tegenspelers. Zij snijdt een analyse van scheve machtsverhoudingen tussen verlichten en onverlichten de pas af. De weg is vrij voor barbarij. De moord was reeds gepleegd in gedachte, de verliezer had al opgehouden te bestaan, voor hij fysiek uitgeschakeld werd.
| |
Het grote gelijk
Het grote gelijk van links ontbreekt naast het grote gelijk van de huidige machthebbers. Daaruit volgt: de identificatie met de verliezer verliep aarzelend, en is eigenlijk niet geslaagd.
| |
| |
Moeten we nu treuren bij het overlijden van een ideologie? Ik denk van niet. De linkse diagnose blijft misschien verdienstelijk maar het linkse paradijs heeft buiten de mens gerekend. Linkse ideologen lijden aan fantoompijn. Want wie waren eigenlijk de tegenspelers in de intellectuele arena? De verliezer, de linkse anti-held, overtuigt niet meer, omdat hij het product is van linkse reddersfantasieën, die hem een stralende toekomst voorspiegelden. En die toekomst heeft veel van haar glans verloren. De betovering is verbroken. De utopie van een hele generatie, dat de wereld ooit volmaakt zou zijn, is versleten. Het blinde vertrouwen in de vooruitgang, doe wel en zie niet om, zieltoogt. En dat betekent meteen ook het overlijden van de verliezersfiguur in de linkse verbeelding.
De linkse anti-held is een slechte romanfiguur en zal zijn uitvinder niet overleven. Een stereotype dat niet in staat is tot handelen. Een hersenschim. Het linkse drama bestaat niet: de werkende mens werkt als een paard, maar handelt niet (het boek over zijn leven is niet geschreven). De onversaagde arbeider staart naar de toekomst maar kijkt niet. De woedende massa roept maar spreekt niet. De doorsnee onderdrukte mens is niet in-goed maar waarschijnlijk node vals, rancuneus, kruiperig en kortzichtig. Het karikaturale evenbeeld van zijn onderdrukker. Kortom, de heldhaftige verliezer met het hart van koekebrood bestaat niet en heeft nooit bestaan. Het linkse verhaal voldoet zelfs niet aan het criterium van goede fictie: dat het echt moet lijken. Ook al een onvoldoende voor esthetica. Bij gebrek aan verbeelding.
Nu moet mij van het hart: dat ik opgelucht ben als ik hiermee kan deserteren uit ‘het maatschappelijke debat’. Als ik hiermee de verscheurende vraag: ‘Wie heeft gelijk?’ opzij kan schuiven als een keuze tussen valse alternatieven. Om er een paar te noemen: Wie lijdt het ergste onder de oorlog: Joden of Arabieren? Wie is gevaarlijker: Saddam of wijlen Adolf? Wie liegt meer: Bush of Saddam? Wat is beter: een grondoorlog nu of
| |
| |
een atoombom later? Wat is te verkiezen: honderd doden of duizenden werklozen? Wiens gruweldaden breken mijn klomp: Saddams folterpraktijken of westerse bombardementen? Doodmoe word je daarvan. Volgens een oude overlevering, laat een ongelukkige zich verleiden om te kiezen tussen de zon en de maan: voor het eerst wordt het echt donker.
| |
Voorlopig slot
In het debat over de Golfoorlog is de echte verliezer afwezig gebleven. Wat te bewijzen was. Daarom heeft het debat welbeschouwd niet plaatsgevonden. Daaruit volgt: het ‘ware oorlogsverhaal’ is nog niet geschreven. Een nieuwe esthetica daartoe moet nog uitgevonden worden. De vraag naar een ‘esthetiek van de weerstand’, namelijk tegen geweld en vernietiging, blijft open. De overwinnaar-held in het traditionele epos en zijn tegenhanger, de verliezer-antiheld in de linkse epiek: handelingsonbekwaam verklaard na een barslecht optreden. In de Golfoorlog loopt de bloedrode draad van het mannelijk handelen morsdood. Ik zie de Golfoorlog als de grootste miskleun in een lange, strijdvaardige traditie. Zij is een absoluut esthetisch nulpunt: de lelijkheid of liever, de smakeloosheid zelve.
|
|