| |
| |
| |
Wim Neetens
Het ‘If’
Japanse samoeraikrijgers beschikken over een spier, bij ons lang afgestorven, waarmee ze hun teelballen boven hun schaambeen kunnen optrekken, zodat ze in gevaarlijke omstandigheden minder kwetsbaar zijn. Deze wetenschap draag ik van kindsbeen mee, en ik neem ze aan voor een feit, omdat ze mij door Harry is verteld. Harry was onze verteller, onze bezieler, hij schiep de wereld terwijl we erbij zaten.
Harry had de zoldering van zijn kamer zwart geschilderd; hij had het soort moeder waar dat van mocht. Aan ragfijne nylondraadjes hingen de kosmische cirkels die hij samen met zijn broer Michel maakte en waar we bij het binnenkomen op mediteerden.
Kosmische cirkels waren makkelijk te vervaardigen. Je prikte een rond schijfje karton over de pin van de platendraaier, liet die tegen 78 toeren per minuut draaien, en je liet met een penseel plakkaatverf van verschillende kleuren op het kartonnetje druppelen. Het resultaat was een fascinerend palet van kleuren en golven, waar door de draaiende beweging een vreemd soort diepte-effect in zat. Eentje hing er bij het binnenkomen van de kamer op ooghoogte; het heette, vanwege de bruine, gele en zwarte tinten die erin zaten, het Kosmische Gat. Een ander, het belangrijkste, heette het If.
Tussen de kosmische cirkels in Harry's kamer heersten verbanden en betekenisverhoudingen waarin wij maar half ingewijd waren maar die ons des te meer ontzag inboezemden. Van sommige werd de bijzondere kracht ingeroepen bij belangrijke ondernemingen, andere straalden op bepaalde dagen zo'n negatieve vibraties uit dat ze gesluierd moesten worden met een zakdoek.
Michel zat bij mij in de klas. De reputatie van zijn oudere broer Harry had zich snel verspreid middels de scabreuze tekeningen die Michel op school liet circuleren. Harry's verbeelding wás scabreus, scatologisch, schandaleus - en oefende een
| |
| |
onverbiddelijke aantrekkingskracht uit op de jongens van de buurt. Michel en ik waren de jongsten in een groepje van een man of zes, zeven die elkaar regelmatig troffen in Harry's kamer.
Nadat je bij het binnenkomen waarschijnlijk tegen het Kosmische Gat was aangelopen werd je door Harry begroet met een boer of een scheet; met dezelfde middelen onderstreepte hij gebeurlijk de pointe van een of ander verhaal. In de verhalen die in Harry's kamer werden verteld speelden aarsen, afscheiding en uitwerpselen vaak een prominente rol. ‘Mijn gat ging open en dicht van de schrik,’ beëindigde Harry een angstaanjagende maar waar gebeurde geschiedenis, en je kon op ieders gezicht het gemak aflezen waarmee we ons die lichamelijke oefening voorstelden. ‘Michel krijgt haar op zijn reet,’ vertelde Harry een andere keer, en Michel beaamde luid, dat het jeukte bij het schijten en dat hij overwoog het er met een aansteker af te branden.
Een personage dat dikwijls in Harry's vertellingen opgeroepen werd was de ongehuwde Tante Hilda. Ze bestond echt, sinds haar hersenbloeding bewoog ze zich voort, of werd zij voortbewogen, in een rolstoel. Daarin was haar bleke, verlamde lichaam af en toe door ons te bezichtigen vanuit Harry's venster wanneer haar zuster, de moeder van Harry en Michel, haar uit de inrichting ophaalde voor een zondagnamiddag in de tuin. Vóór haar beroerte was zij de benijdenswaardige vaardigheid meester geweest, winden te kunnen laten op de maat van de Brabançonne - een meesterschap dat zij slechts bij hoge uitzondering en als afgesmeekte gunst bij volstrekte braafheid der kinderen demonstreerde, onder hilariteit van haar zuster en zwager en dier ademloze zonen. Dit wisten wij enkel uit de overlevering, want sinds zij tot de rolstoel veroordeeld was, leefde het beeld van haar turbulente vroegere ik alleen nog voort in de verhalen van haar neven. Zij waren haar beiden toegewijd als een schikgodin.
Maar Harry's belangstelling reikte verder dan de menselijke wind. ‘Wist je dat er in Polynesië vrouwen zijn,’ vroeg hij (het
| |
| |
was altijd in Polynesië, in Patagonië, in Perzië), ‘die je kunnen laten klaarkomen zonder een vin te verroeren? Die gaan gewoon boven op je zitten en je spuit.’ In de kamer kon je de kauwgom horen stilvallen in de monden. De broers lieten de stilte even aanzwellen en dan zei Michel: ‘Kutspieren’ - hij had het allemaal al eerder gehoord.
Harry en zijn broer waren gefascineerd door de veelzijdigheid en de onuitputtelijke mogelijkheden van de lichamelijke functies. Hun literaire held was Dokter Vlimmen, die, als we ze mochten geloven, en we sloegen de boeken er niet op na, de helft van zijn tijd doorbracht met één arm tot voorbij de elleboog in deze of gene lichaamsopening van koe of paard. Harry's taalgebruik was rijk, gevarieerd en literair, maar nooit metaforisch - zijn taal was letterlijk en pornografisch. Een klootzak hing altijd tussen iemands benen. Naast Dokter Vlimmen wás pornografie bovendien de enige lectuur die in Harry's kamer ter inzage lag; behalve met een wind of een boer werd je ook wel 's begroet met: ‘Ik zou me net gaan aftrekken, maar dat doe ik dan dadelijk wel even’ - en de prikkelende onduidelijkheid van dat ‘dadelijk’ was waarschijnlijk bedoeld.
Dergelijke taal werd natuurlijk alleen onder mannen gebruikt; de kamer van Harry werd dan ook hoogst zelden door meisjes betreden (onze zusters en vriendinnen van de straat), en die kwamen gewoonlijk geen tweede keer terug. Harry wist de kwaliteit, de geur en de smaak van zijn eigen kwak zo gedetailleerd te beschrijven dat het leek alsof je neusgaten er vol van zaten, en hij had er zichtbaar plezier in zijn jongere publiek, van wie de helft zijn eerste zaadlozing nog moest hebben, onder de indruk te brengen van het aantal zaadcellen dat erin zat: hij had ze bovendien in beweging gezien, bij een vriend, ons verder onbekend, die over een microscoop beschikte. ‘Het is alsof je in space kijkt,’ fluisterde hij tot een ademloos gehoor: miljoenen space-wezentjes die onvatbare figuren beschreven in een nachtelijk donker dat zich, gezien door het oog van de microscoop, oneindig leek uit te strekken.
Het markante van Harry' scabreuze verbeelding was dat zij
| |
| |
| |
| |
zich ontspon in een sfeer van mysticisme en het bovennatuurlijke. De schepping was vol wonderlijke coïncidenties en onverklaarbare vormen van gegevensoverdracht die zich aan de twee broers openbaarden. Zo was het If ontstaan. Het was de eerste kosmische cirkel die ze maakten, geïnspireerd door een van Michels dromen. Michels dromen vormden wel vaker een poort tussen het bewustzijn van de twee broers - zijn dromen ‘riepen’ Harry, alsof ze te zwaar waren voor Michel om ze alleen te dragen en de kracht van de twee broers nodig hadden om zich in hun volle betekenis te kunnen ontrollen.
De fabricage van kosmische cirkels was Michel geopenbaard in een merkwaardige droom, waar geen menselijke personages in optraden maar waarin enkel bevreemdende draaiende machinerieën en kleuren en verven te zien waren. De droom eindigde in een adembenemend kleurenspel waarin Michel zich, in zijn droom, gefascineerd in verloor, alsof hij een eindeloze val maakte in een bevrijdende, wervelende ruimte. Het was een droom waar Michel ‘niet uit geraakte’, tot Harry ‘opeens, onverklaarbaar’ in zijn kamer stond en met zijn broer een ‘halfbewuste’ dialoog aanging. Half slapend, in een soort geheimtaal die ze zich later niet konden herinneren, maakte Harry aan Michel duidelijk wat hij zag en communiceerde hij aan zijn broer het hemelse gevoel van bevrijding dat hij ervaarde. Ingenieus als ze waren hadden de broers binnen een mum van tijd, in het halve donker, een cirkelvormige schijf uit de deksel van een schoenendoos geknipt en Michels droom, met behulp van de platendraaier en plakkaatverf, vertaald in een praktisch procédé.
De eerste kosmische cirkel was helaas maar een vlakke benadering van de ideale Kosmische Cirkel waarin Michel zich verloren had gedroomd. Maar hij dankte zijn bijzondere plaats in de hiërarchie van kosmische cirkels aan het feit dat hij de eerste was, en aan de merkwaardige coïncidentie dat hij op de ruggezijde de letters ‘I.F.’ bleek te dragen, geknipt uit de naam van de winkel waar de schoenendoos vandaan kwam. Het If hing in het midden van de kamer, omringd door zijn mindere
| |
| |
afstammelingen, en was het object van onze bijzondere aandacht en meditatie tijdens de minuut stilte die Harry soms afkondigde voor of na, of ter onderbreking van, een bijzonder betekenisvol verhaal.
Er waren een aantal verhalen die in de kosmologie van Harry's kamer om de ene of andere reden relatief gewichtiger waren dan andere, en waarin elke nieuwkomer mettertijd ingewijd diende te worden. Het verhaal van de kosmische cirkels was daar een van maar het voornaamste, het diepste in de mythische kluwen van onze gezamenlijke verbeelding, was ongetwijfeld het verhaal van Tante Hilda. Het werd bij hoogste uitzondering verteld, niet iedereen was uitverkoren om het in zijn geheel te aanhoren, en het werd dagen en weken van tevoren aangekondigd door eerst tersluikse, dan explicietere verwijzingen naar de heldin, tot het ogenblik daar was waarop de broers oordeelden dat ze het verhaal ‘mochten’ vertellen - van wie die toelating kwam was niet duidelijk, maar je begreep dat er machten waren waarmee in de openbaring van het verhaal van Tante Hilda rekening gehouden moest worden.
Harry greep zichzelf herhaaldelijk in de ballen, waarbij een dreigend, snurkend inhalen van de adem te horen was - een geste die, wanneer ze opzettelijk was, bedoeld was om iemand het zwijgen op te leggen, maar die meestal wees op innerlijke spanning en onzekerheid. Bij het vertellen van het verhaal van Tante Hilda week zijn hand haast niet uit de buurt van zijn kruis en werd elke derde zin beëindigd met een rochelende neus-ophaling.
Het verhaal van Tante Hilda betrof de nacht waarop zij door haar hersenbloeding geveld was, een gebeurtenis die de broers diep getroffen had - niet alleen met spijt en verdriet om het ongeluk dat hun favoriete tante trof, maar bovendien met onuitgesproken schuldgevoelens. Zij hadden de tragedie immers ‘voelen aankomen’.
Gedurende weken was Michel door korte, vaag beklemmende maar vlug vergeten dromen bezocht waarin Tante Hilda zwijgend in een hoek van zijn kamer stond. Natuurlijk trad zij in
| |
| |
deze dromen naakt aan, en deze ouverture was meteen een test voor de goede verstaander: wie het op het ogenblik van de beschrijving van Tante Hilda's naaktheid waagde te lachen, vloog eruit en bleef gespeend van de rest van het verhaal. Terwijl vrouwelijke naaktheid in alle andere omstandigheden bron van hilariteit en spot was, kreeg zij in dit verhaal inderdaad een heilige krans. Zij vervulde Michel immers van een diep medelijden dat hij in zijn kinderziel niet kon verklaren: een verlangen om aan haar kinderloze borst geklemd te worden - nee, om haar aan zijn borst te klemmen. Bovendien zag Tante Hilda er in de opeenvolgende dromen steeds bedroefder uit, tot zij op den duur in de hoek van Michels kamer stilletjes, de handen voor de buik geplooid, stond te schreien. Deze dromen waren te kort en te weinig krachtig opdat Harry ze zou ‘voelen’ in zijn eigen slaap. Omwille van hun vluchtigheid, en omdat Tante Hilda overdag de goedlachse bezoekster van hun huis was gebleven die ze altijd was, hechtte Michel er weinig belang aan en meldde hij zijn dromen niet aan zijn broer; helaas, anders was een an ander misschien ‘te voorkomen’ geweest.
Maar de dromen bleven zich aanmelden en Tante Hilda werd steeds droever. ‘Tot op een nacht’ - op dit punt nam Harry de draad over van Michel, die de eer had het inleidende hoofdstuk te vertellen. Harry ging verzitten, graaide in zijn kruis en rochelde een paar keer diep... Die avond waren de broers omstreeks dezelfde tijd in een roerloze, zwarte slaap gevallen, ‘diep als een verdoving’ en onheilspellend, als ze erop terugkeken, als de spreekwoordelijke stilte voor de storm. Om klokslag middernacht werd Harry wakker geschud, of zo leek het toch, door tientallen vrouwenhanden die hem met paniekerige urgentie overal op het lichaam (‘overal’) knepen en schudden om hem uit de onnatuurlijke diepte van zijn slaap te roepen, tot zijn lichaam op het matras deinde en veerde. Toen hij eindelijk de ogen opende was er natuurlijk geen mens in de kamer te bespeuren. Maar uit de diepte van de nacht ‘voelde’ hij, net als enkele keren tevoren, hoe zijn broer dringend om zijn aanwezigheid smeekte - zijn broer, en nog een andere aanwezigheid.
| |
| |
Onder deze paranormale dwang begaf hij zich, ‘als een willoze robot’, de gang op in de richting van Michels kamer.
Maar midden op de gang bleef hij stokstijf staan, bevroren door de ijzingwekkende kreet van een vrouwenstem die uit Michels kamer kwam. Het was het ijselijkste krijsen dat Harry ooit had gehoord; zijn zak kromp nog in elkaar als hij eraan dacht. Het geluid leek zich niet op normale golven doorheen muren en deuren voort te planten: integendeel, terwijl het inderdaad uit Michels kamer voortkwam, was het tegelijkertijd alsof Harry het hoorde met zijn ‘innerlijke oor’. Bovendien hadden beide ouders, die op dezelfde verdieping sliepen, niets gehoord.
In één stap was Harry bij Michels deur en in de kamer. Daar trof hij het vreselijkste bovennatuurlijke schouwspel waar hij ‘tot nog toe’ getuige van was geweest. In een hoek van de kamer, in een ‘mat blauwig licht’, stond de naakte Tante Hilda die zich uit de kracht van Michels droom aan Harry openbaarde. Tranen stroomden over haar wangen en haar handen lagen op haar gezwollen, buik. Haar lijden was totaal en werd in elke versie totaler. Tenslotte stroomde het bloed haar uit oren en neus. Haar mond stond opengesperd in een ijselijk krijten dat nu echter een dergelijke intensiteit had verkregen dat het ‘boven het natuurlijke gehoor’ lag, zodat er in de kamer geen ander geluid te horen was dan het kreunen en sidderen van Michel, die zwetend op zijn bed lag te laboreren onder de demonische kracht van zijn droom. Harry stond aan de grond genageld.
Hier viel gewoonlijk een pauze, om ons toe te laten met behulp van het If het beschrevene in zijn volle vreselijkheid te vatten. Harry stond op van zijn stoel, strekte de benen, herschikte de inhoud van zijn kruis, en snoof luid.
Er viel niet te zeggen hoeveel tijd er verstreken was tussen Harry's binnenkomen in de kamer en Michels ontwaken uit de afgrijselijke droom waar Harry getuige van was; vanzelfsprekend leek het een eeuwigheid, tijdens dewelke Tante Hilda onophoudelijk in de hoek van de kamer stond te wenen, bloeden en geluidloos jammeren. Maar opeens ging er een schok
| |
| |
door de kamer (men kon het niet anders beschrijven) en zat Michel rechtop in bed, klaarwakker, met wijd opengesperde ogen. Toen kwam het wonderlijkste van alles. De broers hadden de ervaring nadien op precies dezelfde manier beschreven: Michel van op zijn bed, Tante Hilda van in haar hoek en Harry van bij de deur, keken elkaar met zijn drieën in de ogen. Ook dit moment duurde weer een eeuwigheid, tot het astrale lichaam van Tante Hilda, want dat was het natuurlijk, in het niets verdween. Dit leek te gebeuren van binnen naar buiten, alsof zij werd leeggezogen en in elkaar klapte. Haar verdwijning - haar vaarwel aan de broers - duurde maar een ogenblik, maar ging vergezeld van de meest donderende, rollende scheet die ooit gehoord was, en die nog seconden lang in de kamer bleef nazinderen.
Harry's gat ging open en dicht van de schrik.
Het einde van het verhaal vond de twee broers - uiteraard waren zij op dit punt beiden ook naakt - bezweet en in een diepe slaap op de vloer van Michels kamer. Geen van beiden herinnerde zich wat er na de oorverdovende verdwijning van Tante Hilda was gebeurd, maar het licht in de kamer brandde en in de wastafel stroomde het water uit de kraan. Woordenloos maakten ze zich klaar voor ‘een gewone schooldag’. Aan het ontbijt vernamen ze zonder verbazing van hun moeder dat Tante Hilda die nacht een beroerte had gekregen die haar verlamd en sprakeloos had achtergelaten. Zij bezochten nog dezelfde dag haar levenloze, nieuwe vorm, en treurden. Pas later, in de volgende nacht, wisselden ze de eerste woorden over hun ervaring.
Aan het einde van het verhaal deinden de kosmische cirkels in de kamer zachtjes heen en weer op de wind van onze gezamenlijke adem, die wij nu pas opnieuw de vrije teugel durfden te geven. Harry's mentale uitputting na het verhaal van Tante Hilda was zo volledig dat hij ons alleen nog zachtjes wuivend de deur kon wijzen, zodat wij stilletjes, zonder commentaar en zonder gedag zeggen, opstapten. Op straat vingen we onmiddellijk een baldadig spel aan, dat eindigde in een
| |
| |
kwetsuur, een ongeluk of een hoog oplopende ruzie.
Ik heb het verhaal van Tante Hilda in totaal zo'n vier, vijf keer gehoord. Het werd op den duur met steeds langere tussenpozen verteld, en vlak voor mijn verhuizing naar een andere buurt en een andere school ontstond er ruzie tussen de broers, zodat de kamer van Harry voor een tijdje ontoegankelijk was, en wij onze activiteiten naar andere plekken verlegden. Op mijn laatste dag in mijn oude school bracht Michel condooms mee naar de klas, die hij van Harry gestolen had. Ze werden door de meester opgemerkt en afgepakt, en er ontstond een rel waarin Michels ouders, Harry, een minderjarig meisje en tenslotte de hele buurt betrokken geraakte, maar die ik al uit het gezicht verloor nog voor ze haar hoogtepunt bereikt had.
We kwamen elkaar nog wel een enkele keer tegen. In 1976 trof ik Harry voor het laatst op een soort matras in een soort dancing en we keken naar de dansers die zich in het midden van de ruimte uitleefden in imitaties van drummers, gitaarspelers en zangers. Op een van de muren werden gigantische, bewegende
| |
| |
kosmische cirkels geprojecteerd. Het meisje waar Harry mee getrouwd was, was hoogzwanger en zat rechtop op een stoel naast het matras. Harry voelde zich oud; hij liet bij wijze van begroeting een klaaglijke wind. Ik was nog jong, het meisje waar ik mee verkeerde was veertien dagen overtijd en lag depressief op een ander matras te slapen. De muziek in deze tent was oorverdovend maar als je dicht genoeg tegen elkaars gezicht aan sprak, ontstond er een soort luchtbel waarbinnen een vorm van gesprek wel mogelijk was. We wisselden een paar herinneringen uit over zijn kamer, de kosmische cirkels en Dokter Vlimmen. Hij meldde dat Tante Hilda dood was en er viel een lange stilte.
Tijdens een bijzonder lange gitaarsolo stond er voor ons een jongen in kankerverwekkend nauwe jeans te kronkelen en Harry zei opeens, met een gebaar in de richting van het kruis dat voor onze ogen de wonderlijkste figuren beschreef, schijnbaar zonder verband, ‘Ik doe nu yoga!!’
‘O ja?’ zei ik.
‘Je kunt ze optrekken,’ zei hij. ‘Je kunt het leren, het is een spier die je moet terugvinden.’
Hij ging kaarsrecht zitten met gekruiste benen en trok onder zijn t-shirt zijn buik in. Met de vingers van een hand wees hij naar de streek ter hoogte van zijn schaambeen. ‘Je moet er wel ontzettend diep voor gaan,’ zei hij met zijn ogen sereen dicht.
‘Ontzettend diep.’
‘Dat zal wel,’ zei ik.
|
|