| |
| |
| |
Lillian Hellmann
Het kinderuurtje
Tweede bedrijf
Eerste Toneel
Toneel: De zitkamer bij mevrouw tilford. Het is een formele kamer en toch niet koud of stijf. Het meubilair is oud maar van zeer goede kwaliteit. Links de deur naar de hal. Rechts zijn glazen deuren naar een eetkamer die niet te zien is. Als het doek opgaat is het toneel leeg. Men hoort stemmen in de hal.
(Achter de coulissen) Wat doe jij hier? Nou, kom maar binnen - sta me daar niet aan te gapen. Heb je vrijaf gekregen of had je gewoon het idee dat je hier lekkerder kon eten? (agaat komt links op, gevolgd door mary. agaat is een dienstmeisje met een scherp gezicht, niet jong meer, met een klagerig stemgeluid) Kun je niet eens dag zeggen?
Dag, Agaat. Ik kreeg de kans niet. Waar is Oma?
Waarom ben je niet op school? Kijk je gezicht en je kleren nou ês. Waar ben je geweest?
Ik ben een beetje vuil geworden op weg naar huis. Ik heb een stuk door het bos gelopen.
Waarom heb je je matrozenbloes en je oude bruine jas niet aangedaan?
Ach, hou toch op met dat gevraag. Waar is Oma?
Waar hoort elk proper mens te zijn op dit uur van de dag? Ze zit in bad.
Ze heeft er niks van gezegd dat jij zou komen.
Hoe kon dat nou, sufferd. Ze wist er niks van.
Laat me met rust. Ik voel me niet goed.
Hoezo voel je je niet goed? Wie heeft nou ooit gehoord van iemand die in de bossen ging wandelen als die zich niet goed voelde.
Ach, laat me met rust. Ik ben thuisgekomen omdat ik ziek was.
| |
| |
Je ziet er niet ziek uit.
Maar ik voel me wel ziek. (Jengelend) Ik kan niet eens thuiskomen zonder dat iedereen aanmerkingen maakt.
Je hoeft niet te denken dat je mij voor de gek kan houden, jongedame. Je kunt sommige mensen misschien een rad voor ogen draaien, maar - Ik wed dat je weer iets hebt uitgehaald. (Kijkt achterdochtig naar mary die niets zegt) Nou, blijf hier wachten, dan haal ik je grootmoeder. En als je zo ziek bent dan wil je natuurlijk ook geen eten. Een goeie behandeling met rabarber en dubbelkoolzure soda, dat zal je goed doen.
(Links af. mary trekt een gezicht in de richting waarin agaat verdwenen is en houdt op met snikken. Ze kijkt zenuwachtig rond, loopt dan naar een lage spiegel en experimenteert met haar gezicht, proberend er ziek en afgemat uit te zien. mevrouw tilford komt links op, gevolgd door agaat. mevrouw tilford is een grote, waardige vrouw van in de zestig, met een prettig, sterk gezicht)
(Tegen mevrouw tilford terwijl ze achter haar aan de kamer in komt) Waarom heeft u geen koud water op uw borst gedaan? Wilt u soms doodziek worden, u op uw leeftijd? Was het nou nodig om u zo te haasten?
Mary, wat doe je hier thuis?
(mary rent naar haar toe en verstopt huilend haar hoofd in de jurk van mevrouw tilford. mevrouw tilford laat haar even huilen terwijl ze over haar hoofd streelt, dan legt ze een arm om het kind heen en leidt haar naar een bank)
Het geeft niets, schat. Hou nu op met huilen en zeg me wat er aan de hand is.
(Houdt langzamerhand op met huilen, de hand van mevrouw tilford strelend) Ik vind het zo fijn om u te zien, Oma. U bent de hele vorige week niet op bezoek geweest.
Ik kon niet, schat. Maar ik was van plan morgen te komen.
Ik heb u zo gemist. (Kijkt glimlachend omhoog naar mevrouw tilford) Ik had zo'n heimwee.
Ik ben blij dat dat alles is. Ik schrok toen Agaat zei dat je je niet goed voelde.
Heb ik dat gezegd? Ik zei dat ze een goeie behandeling met
| |
| |
rabarber en dubbelkoolzure soda nodig had. Ze is vast alleen maar thuisgekomen voor de woensdagse chocoladecake.
We hebben allemaal wel eens heimwee. Maar hoe ben je thuisgekomen? Heeft Juffrouw Karen je met de auto gebracht?
Ik - ik heb bijna de hele weg gelopen, en toen heeft een mevrouw me een lift gegeven en -
(Kijkt mevrouw tilford schuchter aan)
Moest ze nou persé in haar allermooiste jas door het bos lopen?
Mary! Wou je zeggen dat je zonder toestemming bent weggegaan?
(Zenuwachtig) Ik ben weggelopen, Oma. Ze wisten niet -
Dat was heel verkeerd van je, en ze zijn natuurlijk ongerust. Agaat, bel Mevrouw Wright en zeg dat Mary hier is. John brengt haar voor het eten met de auto terug.
(Terwijl agaat naar de telefoon loopt) Nee, Oma, niet doen. Alstublieft niet doen. Laat u me alstublieft hier blijven.
Maar, schatje, je kunt niet zomaar van school weggaan wanneer je maar wilt.
Toe, alstublieft, Oma, stuurt u me niet meteen terug. U heeft geen idee hoe erge straf ik zal krijgen.
Ik denk niet dat ze nou zo kwaad zullen zijn. Kom, je gedraagt je als een dom klein meisje.
(Hysterisch als ze ziet dat agaat op het punt staat de telefoon van de haak te nemen) Oma! Alstublieft! Ik kan niet teruggaan! Dat kan niet! Ze vermoorden me! Heus, Oma! Ze vermoorden me!
(mevrouw tilford en agaat kijken mary met grote ogen aan. Ze legt haar hoofd in de schoot van mevrouw tilford en snikt het uit)
(Maakt een gebaar met haar hand dat agaat de kamer uit moet gaan) Je hoeft nu niet op te bellen, Agaat.
Als u haar dat laat -
(mevrouw tilford herhaalt het gebaar. agaat gaat met gekrenkte waardigheid rechts af)
(Licht haar hoofd omhoog uit de schoot van mevrouw tilford) Ik vind het hier zo prettig, Oma.
| |
| |
Ik ben blij dat je graag bij mij thuis bent, maar op jouw leeftijd kun je toch niet - (Ernstiger) Hoe kwam je erbij zoiets vreselijks te zeggen over Juffrouw Wright en Juffrouw Dobie? Je weet best dat ze je geen kwaad zullen doen.
Maar dat doen ze wel. Zij - ik - (Ze breekt haar zin af en kijkt rond alsof ze een aanknopingspunt zoekt hoe ze verder moet gaan. Vervolgens, dramatisch) Ik ben vandaag flauwgevallen!
(Geschrokken) Flauwgevallen?
Ja, heus. Mijn hart - ik had pijn aan mijn hart. Ik kon er niks aan doen dat ik pijn aan mijn hart had en toen ik flauwviel onder de les hebben ze neef Joe erbij gehaald en hij zei dat het niet zo was. Hij zei dat het misschien gewoon kwam omdat ik mijn ontbijt te vlug had opgegeten en Juffrouw Wright nam het me kwalijk.
(Opgelucht) Ik weet zeker dat als Joseph zei dat het niet ernstig was, dat het dat ook niet was.
Maar ik had echt pijn aan mijn hart - eerlijk waar.
Nu niet meer zo eigenlijk, maar ik voel me een beetje slap, en ik was zo bang omdat Juffrouw Wright zo gemeen tegen me deed alleen omdat ik ziek was.
Bang van Karen? Onzin. Het is heel goed mogelijk dat je pijn had, maar als je werkelijk ziek was geweest dan zou je neef Joseph het beslist geweten hebben. Het is niet aardig om mensen aan het schrikken te maken door net te doen of je ziek bent terwijl dat niet zo is.
Ik wilde niet ziek zijn, maar ik krijg altijd overal straf voor.
(Vriendelijk) Zulke dingen moet je je niet inbeelden, kind, anders zul je later heel ongelukkig zijn. Ik zal nu verder niet meer op je mopperen dat je deze keer naar huis gekomen bent, alhoewel ik dat waarschijnlijk wel zou moeten doen. Ga maar gauw naar boven je gezicht wassen en een andere jurk aantrekken, en na het eten zal John je met de auto terugbrengen. Ga maar gauw.
(Vergenoegd) Mag ik blijven eten?
Misschien kan ik blijven tot het begin van volgende week. Zaterdag bent u jarig en dan zou ik hier kunnen zijn bij u.
| |
| |
Mijn verjaardag wordt niet gevierd, schat. Je zult na het eten terugmoeten naar school.
Maar - (Ze aarzelt, gaat dan naar mevrouw tilford toe en slaat haar armen om haar hals. Zachtjes) Hoeveel houdt u van mij?
(Glimlachend) Zoveel als alle woorden in alle boeken in de hele wereld.
Weet u nog toen ik klein was en u dat altijd tegen me zei vlak voor ik ging slapen? En dan mocht niemand meer iets zeggen daarna? U zei altijd: ‘We - rr - eld’, en dan moest ik mijn ogen stijf dicht doen.
En soms was je stout en dan deed je ze niet dicht.
En ik mis jou, maar ik vrees dat mijn Latijn niet goed genoeg meer is - op school leer je het beter.
Maar zou ik de rest van het schooljaar niet thuis kunnen blijven? Na de zomer vind ik het misschien niet meer zo erg. Ik zal heus hard werken, en -
Je bent een vurig pleitbezorgster, maar er is geen sprake van. Vanavond terug. (Geeft mary een speels tikje) Er niet meer over praten nu, en niet meer van school weglopen, ooit.
(Langzaam) Dus ik moet vanavond echt terug?
U houdt niet van me. Het kan u niks schelen of ze me vermoorden of niet.
Niks! Niks! Het kan u niks schelen wat er met me gebeurt.
(Streng) Maar het kan me wel schelen dat je zo praat.
(Gedwee) Het spijt me dat ik dat zei, Oma. Ik wou u niet kwetsen. (Slaat haar armen om de hals van mevrouw tilford) Vergeeft u me?
Hoe kwam je erbij om zoiets te zeggen?
(Fluisterend) Ik ben bang, Oma, ik ben bang. Ze zullen me iets heel ergs aandoen.
Iets heel ergs? Onzin. Ze zullen je straf geven omdat je weggelopen bent. Je verdient ook straf.
| |
| |
Dat is het niet. Het heeft niets te maken met wat ik doe. Dat heeft het nooit. Ze - ze geven me zomaar straf, net of ze iets tegen me hebben. Ik ben bang van ze, Oma.
Dat is belachelijk. Wat hebben ze je ooit voor verschrikkelijks misdaan?
Een heleboel - de hele tijd. Juffrouw Wright zegt dat ik niet naar de roeiwedstrijden mag en - (Beseffend dat dit antwoord ontoereikend is, breekt ze de zin af, aarzelt, zoekend naar iets dat meer indruk zal maken en hakkelt tenslotte) Het is - het is na wat er vandaag is gebeurd.
Bedoel je nog iets anders behalve dat je ondeugend geweest bent door net te doen alsof je flauwviel en dan weg te lopen?
Ik ben flauwgevallen. Ik deed niet net alsof. Dat zeiden ze maar om me te pesten. Trouwens het was niet iets dat ik deed.
Dat kan ik u niet vertellen.
(Pruilend) Omdat u toch hun kant gaat kiezen.
(Enigszins geërgerd) Goed dan. Ga nu gauw naar boven en maak je klaar voor het eten.
Het had - het had allemaal te maken met Juffrouw Dobie en Mevrouw Mortar. Ze waren heel akelig aan het praten en Peggy en Evelyn hoorden het en Juffrouw Dobie merkte dat en toen hebben ze ons laten verhuizen.
Wat heeft dat met jou te maken? Ik begrijp geen woord van wat je zegt.
Ze hebben ons laten verhuizen. Ze zeiden dat we niet meer bij elkaar mochten blijven. Ze zijn bang om ons bij hun in de buurt te hebben en ze wreken zich op mij. Ze zijn bang van u.
Je haalt je wel heel wat in je hoofd voor een klein meisje. Waarom zouden ze bang voor mij zijn? Ben ik zo'n schrikwekkende oude dame?
Ze zijn bang dat u erachter zult komen.
Nu gauw naar boven, Mary. Ik hoop dat je je duidelijker zult leren uitdrukken naarmate je ouder wordt.
(Gaat langzaam in de richting van de deur) Nou goed. Maar
| |
| |
d'r is een heleboel. Ze hebben geheimen of zoiets en ze zijn bang dat ik erachter kom en het aan u vertel.
Er hoeft niets kwaads achter te steken als mensen geheimen hebben.
(Komt weer terug) Maar zij hebben hele rare geheimen. Peggy en Evelyn hoorden dat Mevrouw Mortar tegen Juffrouw Dobie zei dat ze jaloers was op Juffrouw Wright omdat ze met neef Joe gaat trouwen.
Zoiets moet je niet doorvertellen.
Maar toch zei ze dat, Oma. Ze zei dat het tegennatuurlijk was voor een meisje om zo jaloers te zijn.
Ik vertel u alleen maar wat ze zei. Ze zei dat het niet gewoon was en dat Juffrouw Dobie altijd al zo geweest was, zelfs als kind al en dat het tegennatuurlijk was -
Dat dwaze woord moet je niet meer gebruiken, Mary.
(Vagelijk beseffend dat ze op het goede spoor is, gaat snel verder) Maar dat woord gebruikte zij steeds, Oma, en toen werden ze kwaad en zeiden tegen Mevrouw Mortar dat ze weg moest.
Dat was waarschijnlijk helemaal niet de reden.
(Knikt energiek) Ik wed van wel, want eerlijk, elke keer dat neef Joe komt wordt Juffrouw Dobie zo knorrig en gemeen, en vandaag hoorde ik haar tegen hem zeggen: ‘Godverdomme, donder op’, en toen zei ze dat ze gewoon een jaloerse stommeling was en -
Je hebt wel een paar mooie woorden geleerd, nietwaar, Mary?
Precies zo zei ze het, Oma, en een keer was Juffrouw Dobie aan het huilen in de kamer van Juffrouw Wright, en Juffrouw Wright probeerde haar te troosten en ze zei, nou goed, dan zou ze misschien niet meteen trouwen als -
Hoe weet je dit allemaal?
We konden er niks aan doen dat we het hoorden, want ze - Juffrouw Dobie bedoel ik - praatte heel erg hard, en hun kamer is vlak naast die van ons.
De kamer van Juffrouw Wright, bedoel ik. Vraagt u het maar gerust aan Peggy en Evelyn of we dat gehoord hebben.
| |
| |
Juffrouw Dobie komt daar bijna altijd als wij naar bed zijn en dan blijft ze heel lang. Daarom willen ze ons zeker kwijt - mij kwijt - omdat we dingen horen. Daarom moesten we verhuizen, en ik krijg de hele tijd straf voor -
Voor afluisteren zou ik denken. (Ze zegt dit automatisch. Zonder iets bepaalds in haar hoofd te hebben probeert ze het feit te verbergen dat Mary's beschrijving van het leven op school haar heeft geschokt) Nu, het lijkt me dat we wel genoeg geroddeld hebben, vind je niet? Het eten is bijna klaar, en ik kan niet eten met een meisje met zo een vuil gezicht.
(Zachtjes) Ik heb ook nog andere dingen gehoord.
(Verstrooid) Wat? Wat zei je?
Ik heb nog andere dingen gehoord. Een boel andere dingen, Oma!
Ik kan het u niet zeggen.
Je gedrag ergert me bovenmate. Als je iets te zeggen hebt doe dat dan en gedraag je niet zo dwaas.
Ik bedoel dat ik het niet hardop kan zeggen.
Er kan onmogelijk iets zo verschrikkelijks zijn dat je het niet hardop kunt zeggen. Je kunt nu of de waarheid vertellen of je mond houden.
Nou, een heleboel dingen snap ik niet. Maar het is afschuwelijk en soms hebben ze ruzie en dan maken ze het weer goed en dan horen we rare geluiden en dan worden we bang.
Geluiden? Jullie meisjes hebben er zeker plezier in om je te verbeelden dat er een moord wordt gepleegd.
En we hebben ook dingen gezien. Rare dingen. (Ziet haar grootmoeders ongeduld) Ik wil het u wel vertellen, maar ik moet het fluisteren.
Waarom moet je het fluisteren?
Ik weet het niet. Ik kan het niet anders.
(Klimt op de bank naast mevrouw tilford en begint te fluisteren. Het gaat eerst langzaam en aarzelend, maar allengs komt er vaart in en wordt het een snel en opgewonden praten. Als ze goed en wel op gang is, onderbreekt mevrouw tilford haar)
| |
| |
(Bevend) Weet je wel wat je zegt?
(Zonder antwoord te geven gaat mary door met fluisteren totdat haar grootmoeder haar bij haar schouders pakt en haar omdraait om haar doordringend aan te kijken) Mary! Vertel je me de waarheid?
Eerlijk, eerlijk. Vraagt u het maar aan Peggy en Evelyn en - (Na een ogenblik staat mevrouw tilford op en begint door de kamer rond te lopen. Ze luistert niet meer naar mary die achter elkaar door blijft ratelen) Zij weten het ook. En misschien zijn er andere kinderen die het weten maar we zijn altijd bang geweest en daarom hebben we niks gevraagd, en op een keer zou ik 's avonds erachter zien te komen, maar ik werd bang en we zijn vroeg naar bed gegaan om het niet te horen, maar soms kon ik er niets aan doen, maar we praatten er nooit veel over omdat we dachten dat ze erachter zouden komen en - Oh, Oma, stuurt u me niet terug naar die vreselijke school.
(Verstrooid) Wat? (Begint weer rond te lopen)
Stuurt u me niet terug naar die school. Ik zou het er gewoon niet meer uithouden. Heus, Oma, ik ben daar zo ongelukkig en als ik de rest van het schooljaar maar thuis mocht blijven, nou dan -
(Maakt een gebaar van ergernis) Stil eens even. (Na een ogenblik) Nee, je hoeft er niet meer naar toe.
(mevrouw tilford omhelzend) U bent de aardigste, fijnste oma van de hele wereld. Bent - bent u niet boos op me?
Ik ben niet boos op je. Ga nu naar boven en maak je klaar voor het eten. (mary zoent haar en rent vrolijk links af. mevrouw tilford staat haar een hele tijd na te staren. En dan, heel langzaam, zet ze haar bril op en loopt naar de telefoon. Ze draait een nummer) Is Juffrouw Wright - is Juffrouw Wright daar? (Wacht een seconde en legt dan haastig de haak neer op de telefoon) Laat maar, laat maar. (Draait een ander nummer) Dokter Cardin alstublieft. Mevrouw Tilford. (Ze zit volkomen bewegingloos te wachten. Als ze begint te praten is haar stem zacht en gespannen) Joseph? Joseph? Kun je nu meteen naar me toekomen? Nee, ik ben niet ziek. Nee, maar het is belangrijk, Joseph, heel belangrijk. Ik moet je onmiddellijk spre-
| |
| |
| |
| |
| |
| |
ken. Ik - ik kan over de telefoon niets zeggen. Kun je niet eerder komen? Het gaat niet over het flauwvallen van Mary - ik zei dat het niet over Mary gaat, Joseph. In zekere zin gaat het over Mary - (Plotseling rustig) Maar gaat het ziekenhuis zo lang duren? Goed, Joseph, kom zo snel als je kunt. (Ze hangt de haak op en blijft even besluiteloos zitten. En dan haalt ze diep adem en draait nog een nummer) Mevrouw Munn alstublieft. Met Mevrouw Tilford. Miriam? Met Amelia Tilford. Ik moet je iets vertellen - iets heel schokkends ben ik bang - iets dat te maken heeft met de school en Evelyn en Mary -
DOEK
| |
Tweede Toneel
Toneel: Hetzelfde als het eerste toneel. Het is enkele uren later. Als het doek opgaat ligt Mary op de grond met een puzzle te spelen. agaat verschijnt, beladen met dekens en kussens en doorkruist de kamer. Als ze bijna bij de deur is, staat ze stil en kijkt geërgerd naar mary.
En let er op dat ze mijn goeie dons niet vuil maakt en geef haar jouw groene pyjama om aan te trekken.
Wie? Hou jij je oren nooit open? Rosalie Wells komt bij jou logeren.
Bedoel je dat ze hier komt slapen?
Weet ik wat hier allemaal voor gekke dingen gebeuren? Je grootmoeder belt mevrouw Wells op, helemaal naar New York, drie dollar en vijf en tachtig cent en hele families die van de honger doodgaan, en Mevrouw Wells wou weten of Rosalie hier tot morgen kon logeren.
(Opgelucht) Oh. Zou Evelyn Munn niet in plaats van haar kunnen komen?
Wel ja. We zullen de hele stad laten komen voor jou plezier.
| |
| |
Rosalie Wells mag niet mijn nieuwe pyjama aan.
(Gaat af bij het rinkelen van de voordeurbel) Kom me niet aan met wat je niet wilt. Gedraag je één keer in je leven als een dame. (Achter de coulissen) Kom binnen, Rosalie. Ga daar maar naar binnen en doe of je thuis bent. Heb je gegeten?
(Achter de coulissen) Goedenavond. Ja Juffrouw.
(Achter de coulissen) Hang die mooie jas maar op. Ben je al in bad geweest?
(Achter de coulissen) Ja Juffrouw. Vanmorgen.
(Achter de coulissen) Nou, je kunt beter weer gaan.
(Ze loopt de trap op terwijl Rosalie de kamer in komt. mary, die voor de bank op de grond ligt, ziet ze niet. rosalie gaat voorzichtig op een stoel zitten) .
(Zachtjes) Hoeoeoeoe. (rosalie springt op) Hoeoeoeoe. (Geschrokken, gaat rosalie haastig naar de deur.)
(Gaat rechtop zitten, lacht) Je bent een uilskuiken.
(Strijdvaardig) Oh, ben jij het. Nou, wie vindt het nou leuk om 's avonds rare geluiden te horen? Je had wel een weerwolf kunnen zijn.
Een weerwolf zou jou niet lusten.
Jij weet wel alles, hè? (mary lacht, rosalie komt naar haar toe, staat naar de puzzle te kijken) Raar, hè, dat met school?
Doe niet net of je elke avond thuis mag komen.
Van nu af aan misschien wel. (Gaat lekker languit liggen) Misschien ga ik wel nooit terug.
Ga ik nog terug? Ik wil niet thuisblijven.
Wat geef je ervoor om dat te weten?
Niks. Ik vraag het wel aan mamma.
Wil je me gratis een compliment doorvertellen als ik het zeg?
(Denkt even na) Goed. Lois Fischer zei tegen Helen dat jij heel slim bent.
Dat is een ouwe. Die neem ik niet.
Je weet het trouwens toch niet.
Ik weet wat ik heb gehoord, en ik weet dat Oma jouw moeder in New York heeft opgebeld om je meteen te komen halen.
| |
| |
Je blijft hier alleen maar een nacht logeren. Ik wou dat Evelyn kon komen in plaats van jij.
Maar wat is er gebeurd? Peggy en Helen en Evelyn en Lois zijn vanavond ook naar huis gegaan. Denk je dat iemand roodvonk heeft of zoiets?
Weet jij wat het is? Hoe ben je d'r achter gekomen? (Geen antwoord) Je doet altijd net of je alles weet. Je doet maar alsof. (Draait zich af met haar neus in de lucht en loopt weg) Laat maar hoor, vertel het me maar niet. Ik vind nieuwsgierigheid trouwens heel onbeschaafd. Ik interesseer me niet voor jouw pietluttige geheimpjes.
Als ik je ês vertelde dat ik heel misschien gezegd heb dat jij er mee te maken had?
Het geheim. Als ik je ês vertelde dat ik misschien gezegd heb dat jij het aan mij verteld had?
Nou zeg, Mary Tilford. Zoiets kan je niet doen. Ik heb je niks verteld. (mary lacht) Heb je zoiets tegen je grootmoeder gezegd?
Nou ik loop zo naar je grootmoeder en ik zeg tegen haar dat ik je niks verteld heb - wat het dan ook is. Je wil me gewoon in moeilijkheden brengen en dat lukt je toch niet. (Wil naar de deur lopen)
Wacht even, ik ga met je mee.
Ik wil haar het verhaal vertellen over de armband van Helen Burton.
(Gaat plotseling zitten) Wat is daarmee?
Gewoon dat jij hem gestolen hebt.
Hou je mond. Dat heb ik helemaal niet gedaan.
(Huilerig) Je hebt het verzonnen. Je verzint altijd dingen.
Je moet me geen liegbeest noemen, Rosalie Wells. Dat is een soort uitdaging en dat pik ik niet. Ik ga het toch maar tegen Oma zeggen, geloof ik. Dan kan ze de politie bellen en dan komen
| |
| |
ze je halen en dan kan je de rest van je leven doorbrengen in zo'n eenzame cel en dan wordt je steeds maar ouder en ouder, en als je heel oud bent en niks meer kan zien dan laten ze je d'r misschien uit met een groot bord op je rug dat je een dief bent, en dan zijn je vader en moeder al dood en je kunt nergens heen en je moet op straat bedelen -
Ik heb niks gestolen. Ik heb die armband geleend en wou 'm terugleggen zo gauw ik 'm aan had gehad naar de bioscoop. Ik wou 'm helemaal niet houden.
Dat gelooft niemand, laat staan de politie. Je bent een gewone ordinaire dief. Hou op met dat gegrien. Op die manier komt dadelijk het hele huis hier kijken.
Zeg je 't niet? Beloof me dat je 't niet zegt.
Dan moet je zeggen: ‘Ik vraag op handen en knieën om excuus.’
Ik vraag op handen en knieën om excuus. Laten we die puzzle gaan doen.
Wacht even. Je moet zeggen: ‘Ik zweer de plechtige eed van een ridder dat ik, Rosalie Wells, van nu af aan de vazal ben van Mary Tilford en dat ik zal doen en zeggen wat zij maar wil’.
Dat zeg ik niet. Dat is de ergste eed die er bestaat. (mary maakt aanstalten om naar de deur te lopen) Mary! Alsjeblieft niet -
(Huilend) Maar dan zou je me alles kunnen laten doen.
En dan moest je het doen. Gauw zeggen, anders -
(Haastig) Ik zweer de plechtige eed van een ridder dat ik, Rosalie Wells, van nu af aan de vazal ben van Mary Tilford en dat ik zal doen en zeggen wat zij maar wil.
(Haar adem stokt en ze veert overeind bij het binnenkomen van mevrouw tilford)
Goedenavond Rosalie, je ziet er goed uit.
Goedenavond, Mevrouw Tilford.
Ze wordt elke dag dikker.
(Verstrooid) Dat staat haar dan heel goed. (De
| |
| |
deurbel rinkelt) Dat moet Joseph zijn. Mary, neem Rosalie mee naar de bibliotheek. Er staat wat fruit en melk op tafel. Zorg ervoor dat jullie allebei om half elf in diepe rust zijn. (Bukt zich en kust ze allebei. rosalie maakt aanstalten rechts af te gaan, ziet mary, staat aarzelend stil)
Vooruit Rosalie. (Wacht tot rosalie met tegenzin af gaat) Oma.
Oma, neef Joe zegt vast dat ik terug moet. Hij zegt vast dat ik niet echt -
(cardin komt op en ze rent de kamer uit)
Dag, Amelia. (Kijkt verwonderd naar de vluchtende mary) Zo, is Mary thuis?
(Kijkt mary na) Dag, Joseph. Ga zitten.
(Hij gaat zitten, kijkt benieuwd naar haar en wacht tot zij iets zal zeggen) Whisky?
Graag. Hoe voel je je. Weer last van hoofdpijn?
(Zet zijn glas op tafel) Nee.
Dat zijn goede poeders. Dubbelkoolzure soda met water. Kan nooit kwaad.
Ja. Hoe gaat het met jou, Joseph?
Ik ben zo gezond dat het eentonig wordt.
(Vagelijk, proberend tijd te winnen) Ik heb je de laatste paar weken niet gezien. Agaat mist je bij het zondagse diner.
Ik heb het druk gehad. We krijgen de resultaten van het fokseizoen binnen om deze tijd.
Heb ik je bij een patiënt weggehaald?
Nee. Ik was op het ziekenhuis.
Nog steeds hetzelfde. Geen geld, slecht geoutilleerd, een rot laboratorium, iedereen grommend tegen de rest - Amelia, je hebt me hier niet naar toe gehaald om over het ziekenhuis te praten. We zitten te babbelen als mensen die wachten op het rondgaan van de schaal met koekjes. Wat is er met je aan de hand?
Ik - ik moet je iets vertellen.
Het is heel moeilijk om het te zeggen, Joseph.
Moeilijk voor jou om tegen mij te zeggen? (Geen ant-
| |
| |
woord) Maak je geen zorgen om Mary. Ik heb wel begrepen dat ze naar huis is gekomen om je te vertellen dat ze flauw was gevallen. Er stak niets achter dan een slecht humeur en was nog onhandig gedaan ook. Amelia, ze is een ontzettend verwend -
Het verhaal van het flauwvallen heb ik wel gehoord. Dat is het niet wat me dwars zit.
(Voorzichtig) Zit je in moeilijkheden op één of andere manier?
We zitten allemaal in moeilijkheden. Erge moeilijkheden.
Wij? Ik, bedoel je? Er is met mij niets aan de hand.
Wanneer heb je Karen het laatst gezien?
Oh. Na zeven uur niet meer?
Wat is er na zevenen gebeurd?
Joseph, je bent al heel lang met Karen verloofd. Zijn jullie plannen al definitiever dan een jaar geleden?
Je kunt aanstalten maken om het trouwcadeau te kopen. We zullen hier trouwen als je het goedvindt. De geur van pasgewassen kleine meisjes en van gekookt linnengoed zou me hinderen.
Waarom heeft Karen zo opeens besloten om het definitief te maken?
Ze heeft niets opeens besloten. De school is aardig goed op poten en nu dat Mevrouw Mortar weggaat -
Ik heb dat gehoord, dat ze Mevrouw Mortar eruit zetten.
Eruit zetten? Nou, misschien. Maar een aardig sommetje voor een reisje en de belofte dat een plichtsgetrouw nichtje je voor de rest van je leven zal onderhouden, is wel een benijdenswaardige manier om eruit gezet te worden.
(Langzaam) Vind je het niet vreemd, Joseph, dat ze die dwaze vrouw die niemand kwaad doet, zo graag kwijt willen?
Ik weet niet waar je het over hebt, maar het is helemaal niet vreemd. Lily Mortar is niet een vrouw die iemand kwaad doet, maar, God weet, dwaas is ze wel. Ze is een akelig, vervelend, verwend oud wijf. Als je bezig bent een Maatschappij tot Steun van Mortar op te richten dan verdoe je je tijd. (Staat op,
| |
| |
zet zijn glas neer) Ik ben niet van jou gewend dat je je tijd zit te verdoen. Kom, wat zit je nou werkelijk dwars?
Je moet niet met Karen trouwen.
(Hij grijnst geshockeerd) Je bent wel een zeer onbeschaamde dame. Waarom moet ik - (doet haar na) niet met Karen trouwen?
Omdat er met haar iets mis is - iets afschuwelijks.
(De deurbel rinkelt lang en luid)
Ik geloof niet dat ik het goed kan vinden dat je zulke dingen zegt, Amelia.
Ik heb er goede gronden voor. (Ze stopt bij het horen van stemmen achter de coulissen) Wie is daar?
(Achter de coulissen) Mevrouw Tilford, Agaat. Is ze thuis?
Ja Juffrouw. Komt u binnen.
Ik wil haar niet ontvangen.
(Pakt zijn hoed) Dan wil je mij hier ook niet. (Draait zich om en staat tegenover karen, die samen met martha binnen is komen stuiven) Schat, wat -
(Staat stil als ze hem ziet, doet haar hand voor haar ogen) Joe! Is het een grap?
(Kust karen) Wat is er aan de hand?
Het is krankzinnig. Krankzinnig! Waarom heeft ze dat gedaan?
Waar heb je het over? Wat bedoel je?
Jullie hadden hier niet moeten komen.
Wat is dit allemaal. Wat is er gebeurd?
Ik heb je proberen te bereiken. Heeft ze je het niet verteld?
Niemand heeft me iets verteld. Ik heb alleen maar wilde praatjes gehoord. Wat is er aan de hand, Karen? (Ze wil wat zeggen, schudt dan zwijgend haar hoofd) Wat is er gebeurd, Martha?
(Heftig) Een gekkenhuis is losgebroken. Hoe moeten wij weten wat er gebeurd is.
Wat was er dan aan de hand?
We wisten niet wat er was. Niemand wou met ons praten, niemand wou ons iets vertellen.
Ik zal het je vertellen. Ik zal het je vertellen. Kijk jij maar eens of jij er iets van begrijpt. Tijdens het eten zei de chauffeur van Mevrouw Munn dat Evelyn meteen naar huis gestuurd moest
| |
| |
worden. Om half acht kwam Mevrouw Burton ons vertellen dat ze wilde dat Helens spullen ingepakt werden en dat ze buiten zou wachten, want ze wilde bij mensen zoals wij niet binnenkomen. Vijf minuten later kwam de butler van Wells Rosalie halen.
Wat was er dan aan de hand?
Het was een gekkenhuis. Mensen holden in en uit, de kinderen werden in auto's geduwd -
(Rustig nu, pakt zijn hand beet) Mevrouw Rogers heeft het ons uiteindelijk gezegd.
Dat - dat Martha en ik - verliefd op elkaar zijn. Verliefd op elkaar zijn. Mevrouw Tilford had het ze gezegd.
(Staat haar een ogenblik ongelovig aan te staren. Dan loopt hij de kamer door, staat uit het raam te staren en draait zich uiteindelijk om naar mevrouw tilford) Heb jij ze dat gezegd?
Je weet best dat ik niet ziek ben.
(Knalt de woorden eruit) Waar heb je het dan voor gedaan?
(Langzaam) Omdat het waar is.
(Ongelovig) U denkt dus dat het waar is?
U bent gek! Een vervloekt, venijnig -
Ik besef het heel goed. En -
U beseft niets, niets, niets.
En dat is de reden dat ik vind dat jullie hier niet moesten komen. (Rustig, met een blik naar martha) Ik zal jullie niet uitschelden, en ik zal jullie niet toestaan mij uit te schelden. Het komt er op neer dat ik bang ben dat ik mezelf zou vergeten als ik er nu of ooit met jullie over spreek.
Waar heeft ze het over, Joe? Wat bedoelt ze? Wat wil ze ons aandoen? Wat doet iedereen ons aan?
(Zacht, alsof ze in zichzelf praat) Onder de voet gelopen. We worden onder de voet gelopen door een stelletje gekken. (Schudt zich even) Dat is iets verschrikkelijks. En we staan hier - (cardin legt z'n arm om karens schouder, loopt met haar naar het raam. Daar blijven ze samen staan) We staan hier en laten
| |
| |
het gebeuren. (Plotseling heftig) Wist u niet dat we hier naar toe zouden komen? Moesten we dat maar glimlachend over ons heen laten komen terwijl u ons vertrapte met uw leugens?
Hier hebben we geen van allen iets aan, Juffrouw Dobie.
(Doet haar smalend na) ‘Hier hebben we geen van allen iets aan.’ Luister, luister. Probeert u dit tot u door te laten dringen: u speelt niet met papieren poppetjes. Wij zijn mensen, begrijpt u wel? Het zijn onze levens waar u mee solt. Onze levens. Dat is voor ons een ernstige zaak. Kunt u dat begrijpen?
(Ze praat voor het eerst boos) Ik kan dat begrijpen en ik begrijp nog veel meer. Jullie hebben spelletjes gespeeld met de levens van een heel stel kinderen, en daarom heb ik daar een eind aan gemaakt. (Rustiger) Ik weet hoe ernstig dit voor jullie is, hoe ernstig dit is voor ons allemaal.
(Bitter) Ik geloof niet dat je het echt weet.
Ik wilde een bijeenkomst als deze vermijden, want niemand heeft er iets aan. Jullie zijn hier gekomen om te zien of ik jullie beschuldigd had. Jullie weten het nu. Laten we er een punt achter zetten. Ik wil jullie in dit huis niet ontvangen. Het spijt me, Joseph, dat dit jou aangedaan moest worden.
Ik heb geen behoefte aan je medelijden.
Nu goed. Ik ben niet van plan verder iets te doen, er is niets dat ik zou willen doen. Niemand kan iets doen.
(Voorzichtig) Je hebt al iets verschrikkelijks gedaan.
Ik heb gedaan wat ik moest doen. Wat zij zijn is mogelijk hun eigen zaak. Het wordt heel iets anders als er kinderen bij betrokken zijn.
(Onbeheerst) Het is niet waar. Er is geen woord van waar, begrijpt u dat niet?
Jullie zullen geen van beiden gestraft worden. Maar ik moet net zo min worden gestraft - en daar komt deze bijeenkomst op neer. Dit - dit geval is van jullie. Ga er mee weg. Ik begrijp het niet en ik wil er niets mee te maken hebben.
Dus u dacht dat we weg zouden gaan?
Ik denk dat dat voor jullie het beste is.
Er moet iets zijn dat we u aan kunnen doen, en wat het ook is, we komen er wel achter.
Dat zou heel onverstandig zijn.
| |
| |
U hebt gelijk om bang te zijn.
Maar je bent oud - en je bent onverantwoordelijk.
(Gekwetst) Je weet best dat dat niet waar is.
(Gaat naar haar toe) Ik wil niets te maken hebben met uw rotzooi, dringt dat goed tot u door? Ik voel me smerig en ik word er misselijk van om dit te moeten zeggen, maar hier komt het: er is geen woord van waar, van alles wat u heeft gezegd. We staan ons hier te verdedigen - en tegen wat? Tegen een leugen. Een reusachtige, afschuwelijke leugen.
Het spijt me, maar ik kan dat niet geloven.
Maar dit kun je wel geloven: ze hebben acht jaar lang gewerkt om genoeg geld te sparen om die boerderij te kopen, om die school op te zetten. Ze hebben alles ontbeerd dat jonge mensen zouden moeten hebben. Jij hebt dat nooit meegemaakt. Die school betekent voor hen zelfrespect en dagelijks brood en eerlijk werk. Weet jij wat het betekent om zo hard naar iets toe te werken? Nou, nu is het weg. (Slaat opeens met zijn hand tegen de rand van de tafel) Waarom heb je het in Godsnaam gedaan?
(Zacht) Het moest gebeuren.
Gerechtigheid is een groot goed.
(Vriendelijk) Ik begrijp hoe je je voelt.
Je begrijpt absoluut niet hoe ik me voel. En je begrijpt net zo min hoe zij zich voelen.
Ik heb evenveel van jou gehouden als van mijn eigen jongens. Ik zou hen niet hebben gespaard; ik kon jou niet sparen.
(Fel) Dat wil ik wel geloven.
Wat is er dat we u aan kunnen doen? Wat kunnen we u aandoen? Er moet iets zijn - iets dat u hetzelfde gevoel zou geven dat wij vanavond hebben. U zei dat u hier niets mee te maken wilt hebben. Maar u zult er mee te maken krijgen. Meer dan u op gerekend had. (Plotseling) Luister: bent u bereid in te staan voor alles wat u vanavond heeft gezegd?
Goed. Mooi. Maar u moet niet denken dat we u zullen toestaan deze leugen te fluisteren: u bent er mee gekomen en u zult het openbaar moeten maken. Krijs het uit in uw stad Lancet.
| |
| |
We zullen u dwingen het uit te krijsen - en we zullen u dwingen het in een rechtszaal te doen. (Rustig) Mevrouw Tilford, morgen dienen we een aanklacht tegen u in, wegens smaad.
Dat zou zeer onverstandig zijn.
Zeer onverstandig - voor u.
Ik denk aan jullie. Ik maak me zorgen om jullie. Het was verkeerd van jullie om hier vanavond brutaalweg te verschijnen en het zou misdadig onverstandig zijn om er brutaalweg mee in het openbaar te verschijnen. Dat kan jullie alleen maar pijn veroorzaken. Ik ben een oude vrouw Juffrouw Dobie, en ik heb te veel mensen zich door hoogmoed zien leiden. Uiteindelijk straffen zij zichzelf.
En u vindt uzelf te oud om gestraft te worden? Dat wij u zouden moeten sparen?
U weet heel goed dat ik dat niet bedoel.
(Keert zich van het raam af) Dus je hebt een kind geloofd?
(Kijkt naar hem, schudt haar hoofd) Ik wist het ook.
Is dat werkelijk waar u het vandaan heeft? Ik kan niet geloven - dat kan toch niet. Ze is toch een kind.
Oh, mijn God, nu klopt het allemaal zo goed. Dat meisje haat ons al zo lang. We hebben nooit geweten waarom, we konden er nooit achter komen. Er leek geen reden voor te zijn.
Er was geen reden voor. Ze haat alles en iedereen.
Uw Mary is een vreemd meisje, een slecht meisje. Er is iets afschuwelijks mis met haar.
Ik zat er op te wachten dat u dat zou zeggen, Juffrouw Wright.
Het is waar wat ik zeg. We hadden het u veel eerder moeten vertellen. (Stopt, zucht) Het heeft geen zin.
Waar is ze? Laat haar hier komen en laat ons horen wat ze te zeggen heeft.
Ik wil niet dat ze dat weer door moet maken. (Tegen karen en martha) U bent hier om uitleg komen vragen.
| |
| |
Ik had u om uitleg moeten vragen. U valt mij aan. U valt Mary aan. Ik heb u gezegd dat ik u geen kwaad heb willen doen. Nog steeds niet. U beweert dat het niet waar is. Het is misschien vanzelfsprekend dat u dat zegt, maar ik weet dat het waar is. Ongeacht wat u zegt, u weet heel goed dat ik niets ondernomen zou hebben voordat ik er absoluut zeker van was. Het enige wat ik wilde was die kinderen weg halen. Dat is gebeurd. Er zullen geen praatjes over rondgaan, en ook niet over u - ik zal daar voor zorgen. U bent lang genoeg in mijn huis geweest. Eruit.
(Staat op) De goddelozen zeer jong en de goddelozen zeer oud. Laten we naar huis gaan.
Ga zitten (Tegen mevrouw tilford) Als twee mensen hier komen met hun levens op tafel uitgestald om door jou in reepjes te worden gesneden, dan is het niet meer dan eerlijk om ze een kans te geven er heel uit komen. Ben je eerlijk?
Dat heb ik altijd gedacht.
Waar is Mary dan? (Na een ogenblik wendt ze haar hoofd naar de deur rechts. Cardin gaat snel naar de deur en doet hem open) Mary! Kom ês hier. (Na een ogenblik verschijnt mary en staat zenuwachtig bij de deur. Ze doet verlegen en angstig)
(Vriendelijk) Ga zitten schat, je hoeft niet bang te zijn.
(Haar lippen bewegen nauwelijks) Dwing haar de waarheid te zeggen.
(Loopt voor mary heen en weer) Kijk: iedereen liegt de hele tijd. Soms is het nodig, soms niet. Zelf heb ik om veel verschillende redenen gelogen, maar het is altijd nog zo geweest dat als ik een tweede kans had gekregen, ik de leugen zou hebben teruggenomen en de waarheid zou hebben verteld. Je boft als je ooit zo'n kans krijgt. Ik zeg dit allemaal omdat ik op het punt sta je iets te vragen. Voordat je de vraag beantwoordt, wil ik nog zeggen dat als je gel-, als je een vergissing gemaakt hebt, dat je deze kans moet aangrijpen om het te zeggen. Je zal er niet voor gestraft worden. Snap je dat allemaal?
(Grimmig) Goed, we beginnen. Heb je je grootmoeder de waarheid verteld vanmiddag? De zuivere waarheid over Juffrouw Wright en Juffrouw Dobie?
(Zonder aarzelen) Oh, ja.
| |
| |
(karen zucht diep, martha balt haar vuisten en keert het kind de rug toe. cardin kijkt glimlachend naar mary)
Goed, Mary, dat was je kans. Je hebt hem voorbij laten gaan. (Haalt een stoel naar zich toe en gaat voor haar zitten) Zo. Nu gaan we ês kijken hoe de zaak in elkaar zit.
Ze heeft het je verteld. Je bent nu toch klaar?
Bij lange na niet. Jij bent iets begonnen en ik zal het voor je afmaken. Ben je bereid nog wat vragen te beantwoorden, Mary?
Hou op met dat zoetsappige toontje.
(mevrouw tilford staat half op. cardin beduidt haar te gaan zitten)
Waarom vindt je Juffrouw Dobie en Juffrouw Wright niet aardig?
Oh, ik vind ze best aardig. Zij vinden mij alleen niet aardig. Ze hebben me nooit aardig gevonden.
Ze hebben altijd de pik op me. Ik krijg altijd straf voor alles wat er gebeurt. Wat er ook gebeurt, ze moeten altijd mij hebben.
Waarom doen ze dat, denk je?
Omdat - omdat ze - omdat ze - (Stopt, draait zich om) Oma, ik -
Goed, dat slaan we over. Heb je vandaag straf gehad?
Ja, en het was alleen maar omdat Peggy en Evelyn ze hadden gehoord en daarom zetten ze dat mij betaald.
Sssh. Wat hadden ze gehoord, Mary?
Mevrouw Mortar zei tegen Juffrouw Dobie dat er iets raars met haar was. Ze zei dat ze rare gevoelens had voor Juffrouw Wright en Mevrouw Mortar zei dat dat tegennatuurlijk was. Daarom kregen we straf. Alleen maar omdat -
Dat is niet de reden dat ze straf kregen.
(Tegen martha) Juffrouw Dobie?
Mijn tante is een domme vrouw. Wat ze zei was onaangenaam; ze wilde me ergeren. Meer hield het niet in.
En, neef Joe, ze zei dat elke keer dat jij op school kwam, dat Juffrouw Dobie jaloers was en dat ze niet wilde dat jullie gaan
| |
| |
(Tegen cardin) Dat heeft ze ook gezegd. In Godsnaam, zie je niet wat er gebeurt? Dit, dit kind neemt kleinigheden, familiekleinigheden, en geeft daar een betekenis aan die - (Stopt, bekijkt mary opeens met een mengsel van walging en interesse) Waar heb je in zo korte tijd zoveel geleerd?
Wat denk je dat Mevrouw Mortar daar allemaal mee bedoelde, Mary?
Ik weet het niet, maar het was altijd nogal raar en ze zei altijd van die dingen en alle meisjes hadden het er altijd over als Juffrouw Dobie 's avonds laat bij Juffrouw Wright op bezoek ging -
(Boos) En we gaan 's avonds naar de bioscoop en soms lezen we 's avonds en soms drinken we thee 's avonds. Dat zijn ook misdaden, Mevrouw Tilford.
En er waren ook rare geluiden en dan bleven we wakker en luisterden ernaar want we konden er niks aan doen dat we het hoorden en dan werd ik bang want de geluiden waren net -
(Heftig) Nee, nee. Je moet haar nu niet haar mond laten houden. Wat heb je nog meer gehoord?
(Bitter, tegen cardin) Je probeert haar zover te krijgen dat ze het met name noemt, hè?
(Let niet op haar, praat tegen mary) . Ga door.
Ik weet niet; d'r waren gewoon geluiden.
Maar wat dacht je dat het was? Waarom was je er bang van?
(Glimlacht tegen mevrouw tilford) Ze weet het niet.
(Haastig) Ik heb ook dingen gezien. Op een avond was er zoveel lawaai dat ik dacht dat er iemand ziek was of zo en ik keek door het sleutelgat en ze waren elkaar aan het zoenen en ze zeiden dingen en toen werd ik bang want op één of andere manier was het anders en ik -
(Haar gezicht vertrokken, richt zich tot mevrouw tilford) Dat kind - dat kind is ziek.
Vraag haar nog eens hoe ze ons kon zien.
| |
| |
Hoe kon je Juffrouw Dobie en Juffrouw Wright zien?
Vertel hem maar wat je tegen mij gefluisterd hebt.
Het was 's avonds en ik bukte me om door het sleutelgat te kijken.
Mijn deur heeft geen sleutelgat.
Mijn - deur - heeft - geen - sleutelgat.
(Snel) Het was haar kamer niet, Oma, het was de andere kamer zeker. Het was de kamer van Juffrouw Dobie. Ik heb ze gezien door het sleutelgat in de kamer van Juffrouw Dobie.
Hoe wist je dat er iemand in de kamer van Juffrouw Dobie was?
Dat zeg ik toch. Omdat we ze hoorden. Iedereen hoorde ze -
Ik heb samen met mijn tante een kamer. Het is op de eerste verdieping aan de andere kant van het huis. Je kunt onmogelijk daarvandaan iets horen. (Tegen cardin) Zeg tegen haar dat ze zelf komt kijken.
(Haar stem beeft) Mary, wat is dat? Waarom zei je dat je door een sleutelgat had gekeken? Kan je iets horen vanuit jouw kamer? -
(Begint te huilen) Iedereen schreeuwt tegen me. Ik weet niet meer wat ik zeg als iedereen me in de war maakt. Ik heb het wel gezien! Ik heb het wel gezien!
Wat heb je gezien? Waar heb je het gezien? Ik wil nu de waarheid. De waarheid, wat het ook is.
(Staat op, schuift zijn stoel naar achteren) We kunnen naar huis. We zijn hier klaar. (Kijkt om zich heen) Het is hier niet prettig.
(Boos) Hou op met huilen, Mary. Sta op.
(mary staat op, met gebogen hoofd, nog steeds hysterisch huilend, mevrouw tilford komt vlak voor haar staan)
Het was Rosalie die ze heeft gezien. Ik zei alleen maar dat ik het was om Rosalie niet te hoeven verklikken.
| |
| |
Het was echt Rosalie, Oma, ze heeft ons er alles van verteld. Ze zei dat ze er over gelezen had in een boek en ze wist er van. (Wanhopig) Vraagt u het aan Rosalie. Vraagt u het maar aan Rosalie. Dan vertelt zij het wel. We hadden het er de hele tijd over. Dat is de waarheid, de eerlijke waarheid. Ze zei dat het was toen de deur een keer open stond en ze vertelde ons er alles van. Het was gewoon dat ik Rosalie wou sparen, en iedereen valt me aan.
(Tegen cardin) Wacht even alsjeblieft. (Loopt naar de deur van de bibliotheek) Rosalie!
Je geeft jezelf een verschrikkelijke afstraffing, Amelia, en je verdient wat je krijgt.
(Staat op Rosalie te wachten, wrijft over haar gezicht) Ik weet 't niet. Ik weet 't niet meer. Misschien verdien ik het inderdaad. (Als rosalie bij de deur verschijnt, verschrikt en buigend naar iedereen, neemt ze het kind vriendelijk bij de hand en neemt haar mee naar het midden, zenuwachtig pratend) Het spijt me dat ik je zo laat uit bed houd, Rosalie. Je bent zeker wel moe. (Spreekt snel) Mary zegt dat er de laatste tijd op school een heleboel praatjes zijn over Juffrouw Wright en Juffrouw Dobie. Is dat zo?
Ik - ik weet niet wat u bedoelt.
Dat jullie meisjes onderling over dingen gepraat hebben.
(Met grote ogen, bang) Wat voor dingen? Ik heb nooit - ik - ik -
(Vriendelijk) Niet bang zijn.
Waar spraken jullie over, Rosalie?
(Volledig in de war) Ik weet niet wat ze bedoelt, Juffrouw Wright.
Rosalie, Mary heeft haar grootmoeder verteld dat bepaalde dingen op school - uh - nogal moeilijk te begrijpen zijn voor jullie. Voor jou in het bijzonder.
Geschiedenis vind ik moeilijk te begrijpen. Ik ben geloof ik niet zo goed met geschiedenis, en Helen helpt me weleens, als dat -
Nee, dat bedoelde ze niet. Ze zegt dat jij haar hebt verteld dat je bepaalde - bepaalde handelingen hebt gezien tussen Juf-
| |
| |
| |
| |
| |
| |
frouw Dobie en mij. Ze zegt dat je een keer, toen de deur openstond, gezien hebt hoe wij elkaar kusten op een manier waarop - (Niet in staat om de blik van het kind te verdragen, draait ze zich om) vrouwen elkaar niet kussen.
Oh, Juffrouw Wright, dat heb ik niet gezegd, echt niet, echt niet. Zoiets heb ik nooit gezegd.
(Grimmig) Is dat waar, lieve kind?
Ik heb nooit zoiets gezien. Mary verzint altijd allerlei dingen over mij en over iedereen. (Begint van opwinding te huilen) Nooit heb ik zoiets gezegd, nooit. Ik zou zelfs nooit hebben kunnen verzinnen -
(Haar strak aankijkend, spreekt heel langzaam) Jawel, Rosalie. Je probeert er gewoon onderuit te komen. Ik herinner me precies wanneer je het zei. Ik herinner het me omdat het de dag was dat de armband van Helen Burton -
(Staat gefascineerd en angstig mary aan te kijken) Ik heb dat nooit gezegd. Ik - ik - je bent gewoon -
Het was de dag dat Helens armband gestolen werd, en niemand wist wie het gedaan had, en Helen zei dat als haar moeder er achter kwam, dat ze de dief in de gevangenis zou laten stoppen.
(Verbijsterd, net als de anderen, door de plotselinge verandering bij rosalie) Er is geen reden om te huilen. Je moet ons helpen door de waarheid te vertellen. Maar wat is er aan de hand, Rosalie?
Oma, ik moet u iets vertellen dat -
(Met een schelle kreet) Ja. Ja. Ik heb het wel gezien. Ik heb het aan Mary verteld. Mary had gelijk. Ik heb het gezegd, ik heb het gezegd -
(Werpt zich op de bank, hysterisch huilend; martha leunt tegen de deur; karen, cardin en mevrouw tilford kijken met grote ogen naar Rosalie; mary gaat langzaam zitten terwijl het Doek valt)
DOEK
| |
| |
| |
Derde bedrijf
Toneel: Hetzelfde als het eerste bedrijf. De woonkamer van de school. Als het doek opgaat: De kamer is anders. Niet vuil, maar somber en donker en onverzorgd. De ramen zitten potdicht, de gordijnen stevig gesloten. karen zit in een grote stoel, rechts midden, met haar voeten plat op de grond. martha ligt op de sofa met haar gezicht in de kussens verborgen, haar rug naar karen gekeerd. Nadat het doek opgaat duurt het een minuut of twee voordat ze wat zeggen.
Ik weet het niet. Dat maakt toch niks uit?
Nee, niks. Ik hoopte dat het tijd was om in bad te gaan.
Ga vandaag eerder in bad.
(Lacht) Nee, dat kan niet. Ik verheug me de hele dag op dat bad. Het is mijn laatste band met het volle leven. Het geeft me een gewichtig gevoel, als ik weet dat er één ding is dat me te wachten staat, dat ik moet doen. Je zou voor jezelf ook zoiets moeten instellen. Ik zal het zeggen: elke dag om vijf uur kam je je haar. Hoe vind je die? Het is beter voor je, heus. 's Morgens word je wakker en je zegt tegen jezelf, de dag is niet helemaal leeg, het leven is rijk en vol: om vijf uur ga ik mijn haar kammen. (Ze vervallen weer tot zwijgen. Even later rinkelt de telefoon. Ze schenken er geen van beiden de minste aandacht aan. Het rinkelen wordt echter al te indringend. karen staat op, legt de hoorn naast de telefoon, gaat terug naar haar stoel en gaat zitten) .
Nee, maar ik zou wel graag weer eens trek hebben. Weet je nog hoeveel we aten toen we studeerden?
Dat was tien jaar geleden.
Nou, misschien hebben we over tien jaar weer trek. Zo is het goedkoper.
Wat is ook weer dat oude gezegde dat tijd voedzamer is dan
| |
| |
Joe is laat vandaag. Hoe laat is het?
(Draait zich weer op haar zij) We zitten hier al acht dagen elkaar de tijd te vragen. Heb je het niet gehoord? Tijd bestaat niet meer.
We zijn al dagen het huis niet meer uit geweest.
Tja, vroeg of laat zullen we toch wel uit deze stoelen moeten komen. Over een paar maanden moeten ze nodig worden afgestoft.
En wat doen we dan als we eruit komen?
(Bijna fluisterend) 't Is vreselijk.
Laten we het er maar niet over hebben. (Na een ogenblik) Wat vind je van eieren voor het avondeten?
Ik zal wat aardappelen met uien maken, zoals je het vroeger lekker vond.
Donderdag is het een week geleden. Het leek nooit echt, tot de laatste dag. Nu wel, nu lijkt het wel echt.
(Draait zich om, kijkt haar met grote ogen aan) Waarheen?
Waarom zouden we niet gaan wandelen? We komen toch niemand tegen, en stel dat, wat dan nog? We gaan gew -
(Komt langzaam overeind) Ga mee. We lopen het park door.
Misschien ziet iemand ons. (Ze staan elkaar aan te kijken) Laten we het maar niet doen. (martha gaat terug, gaat weer liggen) Morgen gaan we.
(Lacht) Schei uit. Hou jezelf niet voor de gek.
Maar Joe zegt dat we de deur uit moeten gaan. Hij zegt dat alle mensen die niet geloven dat het waar is, zich zullen gaan afvragen hoe het zit, als we ons steeds zo verborgen houden.
Als je er wat aan hebt om je voor te stellen dat er dergelijke mensen zijn, ga je gang.
| |
| |
Hij zegt dat we de stad in moeten gaan, en boodschappen doen, en net doen alsof -
Boodschappen doen? Dat is een geweldig idee. Er zijn niet eens drie winkels in Lancet die ons iets zouden verkopen. Heeft hij niets gehoord over de damesclubs en hun vergaderingen en hun rondschrijven en hun bezoekjes en hun -
(Zachtjes) Niet tegen hem zeggen.
(Teder) Doe ik ook niet. (Er klinken voetstappen in de gang en een geluid van slepen) Daar is onze vriend.
(Een kruideniersjongen verschijnt, zeulend met een doos. Hij komt er mee de kamer in, staat ze aan te gapen, giechelt een beetje. Hij loopt naar karen toe, staat stil en bekijkt haar van top tot teen. Hij praat zonder zijn ogen af te wenden)
Ik heb op de keukendeur geklopt, maar d'r kwam niemand.
Dat zei je gisteren ook. Goed. Dankjewel. Dag.
(Houdt het aangestaard worden niet langer uit) Laat hem ophouden.
Hier zijn de spullen.
(Giechelt, gaat naar martha, staat haar te bekijken. Opeens steekt martha haar hand in de lucht)
Ik heb acht vingers, zie je wel? Ik ben een gedrocht.
(Giechelend) D'r komt een auto an.
(Krijgt geen antwoord, begint de kamer uit te lopen, nog steeds kijkend. Familiaar) Dag. (Af)
(Bitter) Heb je nog steeds het idee dat we de stad in moeten?
Ik weet het niet. Ik weet helemaal niets meer. (Na een ogenblik) Martha, Martha, Martha -
(Teder) Wat is er, Karen?
Wat moeten we doen? 't Is allemaal zo koud en onwerkelijk en - Het lijkt wel dat duistere uur van de nacht dat je, half wakker, probeert te ontkomen aan de zwarte warboel van je droom. Dan word je plotseling wakker en je ziet je eigen bed of je eigen nachtpon en dan weet je dat je weer terug bent in een tastbare wereld. Maar nu is het één en al nachtmerrie, er is geen tastbare wereld. Oh, Martha, waarom is het gebeurd? Wat is er gebeurd? Wat zitten we hier toch te doen?
| |
| |
We zitten hier te wachten.
We moeten hier weg. Ik houd het hier niet langer uit.
Jij gaat gauw trouwen. Dan komt alles goed.
(Kijkt op bij het horen van die toon) Wat is er?
Er moet niet iets mis gaan tussen jou en Joe. Nooit.
(Zonder overtuiging) Er is niets mis. (Bij het geluid van voetstappen in de gang, klaart haar gezicht op) Daar is Joe net.
(mevrouw mortar staat in de deuropening met een klein koffertje in de hand, guitig kijkend steekt ze haar hoofd naar voren)
Hier ben ik dan. Hallo, hallo.
(Ze heeft zich op haar rug gedraaid en kijkt haar tante met grote ogen aan. Ze richt zich tot karen) De hertogin, is het niet? Ten lange leste teruggekeerd. (Overdreven) Kom toch binnen. We zijn dolblij u te zien. Bent u moe van de reis? Wilt u iets hebben?
(Verrast) Ik ben heel blij jullie tweetjes te zien en (kijkt rond) ik ben heel blij het hier weer te zien. Hoe gaat het allemaal?
Alles gaat prima. Het gaat uitstekend met ons. U bent net op tijd voor de thee.
Ik zou werkelijk wel wat thee willen hebben, als het niet te veel moeite is.
Helemaal geen moeite. Een paar kleine sandwiches en een beetje cognac?
(Eindelijk in verwarring gebracht) Nou, Martha.
Waar bent u verdomme geweest?
Hier en daar. Ik heb een bijzonder interessante tijd gehad. Er is -
Waarom hebt u mijn telegrammen niet beantwoord?
Oh, Martha, wat ben je weer driftig.
Geef me antwoord en maak u geen zorgen over mijn drift.
(Zenuwachtig) Ik ben heel veel rondgetrokken.
| |
| |
(Converserende toon) Weet je, het zal denk ik een zeer onthullend licht werpen op de toestand van het hedendaags theater als ik je vertel dat het Lyceum in Rochester tegenwoordig een toilet heeft achter de coulissen.
Het toilet in Rochester kan me niks verdommen. Waar was u?
Aan het rondtrekken, zeg ik toch.
Wat maakt het nu allemaal nog uit?
Karen heeft gelijk. Zand erover. Zoals ik al zei het theater heeft tegenwoordig iets decadents, en daardoor komt het dat -
(Tegen karen) Ze is fantastisch, vind je niet? (Tegen mevrouw mortar) Waarom hebt u geweigerd hier terug te komen om voor ons te getuigen?
Nou, Martha, ik heb helemaal niet geweigerd om hier terug te komen. Zo zie je het verkeerd. Ik was op tournee. Dat is een morele verplichting, weet je. Kom, laten we nu niet meer over onaangename dingen praten. Ik zal boven een paar spullen uitpakken. Morgen is het vroeg genoeg om mijn grote koffer te gaan halen.
(Lacht) Er is hier wel het één en ander veranderd, weet u.
Ze weet het niet. Ze dacht dat ze zomaar binnen zou kunnen komen lopen om bij een lekker haardvuurtje te gaan zitten en ze heeft netjes gewacht tot de hele zaak voorbij was. (Leunt naar voren, tegen mevrouw mortar) Luister, Karen Wright en Martha Dobie hebben een aanklacht ingediend wegens smaad tegen een vrouw die Tilford heet, omdat haar kleindochter ons had beschuldigd van het hebben van wat de rechter noemde ‘zondige sexuele gemeenschap met elkander’. (mevrouw mortar heft afwerend haar hand omhoog en martha lacht) Dat vindt u niet leuk, hè? Nou, een groot deel van de verdediging was gebaseerd op uitspraken gedaan door Lily Mortar, actrice, in de toiletten van Rochester, tegen haar nicht Martha. En het grootste deel van de verdediging steunde op het veelzeggende feit dat Mevrouw Mortar niet in de rechtszaal wilde verschijnen om die uitspraken te ontkennen of te verklaren. Mevrouw Mortar had een morele verplichting ten opzichte van het theater. Zoals u waarschijnlijk in de krant heeft gelezen, hebben we de zaak verloren.
Ik heb het zo niet gezien, Martha. Het zou
| |
| |
geen zin hebben gehad als we allemaal betrokken waren geraakt bij die onaangename publiciteit - (Ziet het gezicht van martha. Haastig) Maar nu je het hebt uitgelegd, nou, nu zie ik het ook zo, en het spijt me dat ik niet ben teruggekomen... Maar nu ik hier ben, zal ik schouder aan schouder met jullie staan. Ik weet wat jullie doorgemaakt hebben, maar lichaam en hart komen er weer bovenop, heus. Ik ben hier om zij aan zij met jullie te werken en we zullen -
Om acht uur is er een trein. Neem die.
U bent teruggekomen om de beenderen kaal te pikken. Nou, er zijn niet eens beenderen meer. Er valt hier niets voor u te halen.
(Een beetje snikkend) Hoe kun je nu zo tegen me praten?
Omdat ik u haat. Ik heb u altijd gehaat.
(Zachtmoedig) God zal je daarvoor straffen.
Voor het geval dat je je excuses wenst aan te bieden, ik ben tijdelijk op mijn kamer. (Maakt aanstalten af te gaan, botst bijna tegen cardin op, doet waardig een stap terug) Goedendag.
(Lacht) Kijk eens wie we hier hebben. Een beetje laat, hè?
Ben jij het? Dat noem ik nog eens loyaal. Veel mannen zouden hier niet meer zijn. Ze zouden het gevoel hebben gehad -
(Doet de deur open) Ik zal u roepen als het tijd is voor uw trein.
(mevrouw mortar kijkt haar aan, gaat af)
Waarom zou ze teruggekomen zijn, denk je?
Ik weet het wel. Ze was blut.
(Klopt martha op de schouder) Trek je deze keer niks van haar aan, Martha. We geven haar wat geld en sturen haar weg. (Trekt karen naar zich toe) Ben je uit geweest vandaag, schat?
We hebben aanstalten gemaakt om uit te gaan.
(Schudt zijn hoofd) Gaat het wel met je?
(karen leunt naar voren om hem een kus te geven. Bijna
| |
| |
onmerkbaar gaat hij iets achteruit)
(Lacht, geeft haar een kus) Als we hier nog een tijdje blijven zitten, worden we allemaal kierewiet. Ik heb vandaag mijn huis verkocht aan Forster.
We gaan deze week trouwen. En dan gaan we weg - alle drie.
Je kan hier niet weggaan. Ik wil niet dat je dit voor mij doet. En het ziekenhuis dan, en -
Stil, schat, het is allemaal al in orde. We gaan naar Wenen en al heel gauw. Fischer heeft me geschreven dat ik mijn oude baan weer kon krijgen.
Nee! Nee! Dat laat ik je niet doen.
Het is al gedaan. Fischer kan me niet veel betalen, maar het is wel genoeg voor ons tweeën. Meer dan genoeg als we zuinig aan doen.
Ik zou niet met jullie mee kunnen, Joe.
Onzin, Martha, we gaan met z'n allen. We zullen het weer gezellig hebben.
(Langzaam) Jij wil niet terug naar Wenen.
Kijk: Ik wil niet naar Wenen, ik zou liever hier gebleven zijn. Maar jij wil ook niet naar Wenen, jij zou liever hier gebleven zijn. Nou, naar de verdommenis er mee. We kunnen hier niet blijven en Wenen biedt genoeg om van te eten en te slapen en bier van te drinken. Nu geen bezwaren meer alsjeblieft, schat. Goed?
Ik kan dat niet doen. Het is voor ons allemaal beter als ik het niet doe.
(Slaat zijn arm om haar schouders) Nu niet. Blijf nu bij ons. Later, als je dat wilt. Goed?
Geweldig. Ik zal lekkere cakejes voor jullie kopen en jullie allebei meenemen naar Ischl voor de huwelijksreis.
| |
| |
(Tilt de doos met boodschappen op en gaat naar de deur) Een grote cake met een heleboel rozijnen. Het zou leuk zijn om weer eens iets lekker te vinden. (Af)
(Met een enigszins geforceerde hartelijkheid) Ik ga terug met een mooi meisje dat van mij is. Ik zal je overal vertonen - aan dokter Engelhardt, en de verpleegster van de receptie, en aan het dikke meisje in de taartjeswinkel en aan Fischer. (Lacht) De laatste keer dat ik hem zag was bij het station. Hij nam me mee achter de bagagewagen. (Een accent imiterend) ‘Joseph’, zei hij ‘je zult een goede arts zijn, ik zou je mijn Minna toevertrouwen om in te snijden. Maar je bent geen groot arts, en dat zul je nooit worden. Ga terug naar waar je geboren bent en zorg voor je zieken. Laat het fijne werk aan de anderen over.’ Toen ben ik thuis gekomen.
Eens zul je weer thuis komen.
Nee. Laten we er niet over praten. (Na een ogenblik) Je hebt zeker wat kleren nodig?
Een paar. Oh, die dokter Fischer van jou had zo gelijk. Je hoort hier.
Ik heb een overjas en een pak nodig. Jij zult veel dingen nodig hebben - warme dingen. Het is daar nu koud, veel kouder dan je zou verwachten -
Ik heb je dit aangedaan. Ik heb je weggehaald van alles wat je wilt.
Maar in de bergen is het mooi en daar gaan we voor een maand heen.
Zij - zij hebben het gedaan. Ze hebben ons elke kans die we hadden afgepakt. Alles wat we wilden, alles wat we gingen worden.
En we moeten ophouden zo te praten. (Pakt haar schouder beet) We hebben een kans. Maar het is er maar één en als we die kans missen dan zijn we er geweest. Dat betekent dat we moeten beginnen die hele zaak te vergeten. Nu, Karen. Wat je gedaan hebt, heb je gedaan - en dat is dat.
(Ongeduldig) Wat jou aangedaan is.
Wat bedoelde je? (Als ze geen antwoord krijgt) Wat bedoelde je toen je zei: ‘Wat je gedaan hebt’?
(Schreeuwend) Niets. Niets. (Vervolgens heel rustig) Ka-
| |
| |
ren, er zijn een hoop mensen in de wereld die een hoop moeilijkheden gehad hebben in hun leven. Wij zijn er drie van. We konden de rest van ons leven op onze kont zitten en die moeilijkheden herkauwen, totdat we op het laatst niets anders meer hadden en niets anders zouden willen. Zover komt het voor mij niet en jou laat ik ook niet zover komen.
Ik weet het. Het spijt me. (Na een ogenblik) Joe, kunnen we meteen een baby krijgen?
(Vagelijk) Jawel, ik denk het wel. Hoewel we niet veel geld hebben nu.
Vroeger wou je meteen een baby. Je zei altijd dat dat de manier was waarop je het wou doen. Er is een reden voor dat je veranderd bent.
Mijn God, zo kunnen we niet doorgaan. Aan alles wat ik tegen je zeg wordt een andere betekenis gegeven. We praten niet meer als gewone mensen. Laten we alsjeblieft zo snel mogelijk hier vandaan gaan.
(Alsof ze de zin voor hem afmaakt) En elk woord zal een nieuwe betekenis krijgen. Denk je dat we daaraan kunnen ontkomen door weg te lopen? Vrouw, kind, liefde, advocaat - woorden die we niet langer veilig kunnen gebruiken. (Lacht bitter) Zieke, dieptragische mensen. Dat zijn wij voortaan.
(Teder) Nee, dat zijn we niet schat. Liefde is ontspannen - zo hoort het te zijn. Dat moeten we helemaal opnieuw ontdekken. We moeten weer leren leven en liefhebben zoals andere mensen.
(Scherp) Hou op met dat gepraat.
Het is waar. (Plotseling) Ik wil dat je het nu zegt.
Ik weet niet waar je het over hebt.
Jawel, dat weet je best. We weten het allebei al een hele tijd. Ik wist het zeker op de dag dat we de zaak verloren. Ik lette op je gezicht in de rechtszaal. Er stond schaamte op te lezen - en verdriet om die schaamte. Zeg het nu, Joe. Vraag het nu.
Ik heb niets te vragen. Niets - (Snel) Goed. Is het - was het ooit -
(Legt haar hand op zijn mond) Nee. Martha en ik hebben
| |
| |
elkaar nooit aangeraakt. (Trekt zijn hoofd naar beneden op haar schouder) Het geeft niet, schat. Ik ben blij dat je het gevraagd hebt. Ik ben helemaal niet boos, echt niet.
Het spijt me, Karen, het spijt me. Ik wou je geen pijn doen, ik -
Ik weet het. Je wilde wachten tot het allemaal voorbij was, je wilde het eigenlijk helemaal nooit vragen. Je wist het niet zeker, je dacht dat er misschien net een klein beetje waarheid achter stak. (Diep gevoeld) Je bent goed voor me geweest en loyaal. Je bent een goed mens. (Bang voor tranen, streelt ze hem en loopt van hem weg) Ga nu zitten, Joe, ik moet een paar dingen tegen je zeggen. Het zit nu allemaal door elkaar en ik moet er duidelijkheid in krijgen.
Laten we ophouden met praten. Laten we het vergeten en aan de slag gaan.
(In de war) Aan de slag gaan?
Natuurlijk geloof ik je. Ik hoefde het je alleen maar te horen zeggen.
Nee, nee, nee. Zo werkt dat niet. Misschien geloof je me. Ik zal nooit weten of je me gelooft of niet. Jij zou ook nooit zeker weten of je me geloofde of niet. Zo zouden we het nooit kunnen. Zie je dan niet wat er zou gebeuren? We zouden er ons hele leven door achtervolgd worden. Ik zou bang zijn, de hele tijd, en op het laatst zou mijn eigen angst mij jou doen - mij jou doen haten. (Ziet dat hij even beweegt) Ja, dat zou het, ik weet het zeker. Ik zou je haten om wat ik dacht dat ik je aangedaan had. En ik zou mezelf ook haten. Het zou groter en groter worden tot we er allebei aan kapot gingen. (Ziet dat hij iets wil zeggen) Ach, Joe, je hebt dat zelf allemaal ook gezien. Jij wist het het eerst.
(Zacht) Ik heb het zo niet bedoeld. Nog steeds niet.
(Glimlacht) Je wilt mij nog steeds in bescherming nemen, jezelf nog steeds wijs maken dat het nog goed kan komen met ons. Maar het zal niet goed komen. Nooit, nooit, nooit. Begrijpen doe ik het niet helemaal, waarom het niet kan. Kijk, ik sta hier, ik ben niet veranderd. (Steekt haar handen uit) Mijn handen zien er precies hetzelfde uit, mijn gezicht is hetzelfde, zelfs mijn jurk is oud. We zijn in een kamer waar we al zo vaak in waren; jij zit
| |
| |
waar je altijd zit; het is bijna etenstijd. Ik ben net als iedereen. Ik kan alles krijgen wat iedereen heeft. Ik kan jou krijgen en een baby, en ik kan naar de markt gaan, en we kunnen naar de bioscoop, en de mensen zullen tegen me praten en - (Ziet plotseling de pijn op zijn gezicht) Oh, het spijt me. Ik moet niet zo praten. Dat kan niet meer waar zijn.
Het zou kunnen, Karen. We zullen zorgen dat het zo is.
Nee. Het is alleen maar wat we graag hadden willen hebben. Het is wat we nu niet kunnen krijgen. Ga naar huis, schat.
(Met kracht) Zeg zulke dingen niet. Wat het ook is, we kunnen elkaar niet in de steek laten. Ik kan jou niet in de steek laten -
Joe, Joe. Laten we het nu doen en snel. Later zal het te moeilijk zijn.
Nee, nee, nee. We houden van elkaar. (Zijn stem breekt) Ik zou er alles voor willen geven om niets gevraagd te hebben, Karen.
Vroeg of laat moest het gevraagd worden - en beantwoord. Je bent een goed mens - een beter mens zal ik nooit tegenkomen - en je bent beter voor me geweest dan - Maar nu heeft het geen zin, voor geen van beiden, dat begrijp jij ook.
Het kan. Je zegt dat ik je geholpen heb. Help mij nu, help me sterk en goed genoeg te zijn om - (Gaat naar haar toe met uitgestoken armen) Karen!
(Achteruit lopend) Nee Joe! (En vervolgens, als hij stilstaat) Wil je iets voor me doen?
Wil - wil je twee dagen wegblijven - een dag - en in je eentje over dit alles nadenken - weg van mij en liefde en medelijden? Wil je dat doen? En dan een beslissing nemen.
(Na een lange pauze) Ja, als je wilt, maar het zal geen enkel verschil maken. We zullen -
Niets zeggen. Ga nu alsjeblieft. (Ze gaat zitten, glimlacht, sluit haar ogen. Hij staat een ogenblik naar haar te kijken en zet dan langzaam zijn hoed op) En heel mijn hart gaat mee met jou.
(Bij de deur, terwijl hij weggaat) Ik zal terugkomen.
(Af, langzaam en met tegenzin de deur sluitend)
(Een moment nadat hij weg is) Nee, dat zul je niet. Nooit meer, mijn schat.
| |
| |
(Blijft zitten zoals ze zit tot martha rechts opkomt)
(Gaat naar de lamp en doet hem aan) Het is tegenwoordig zo vroeg donker. (Gaat zitten, rekt zich uit, lacht) Als ik aan het koken ben, voel ik me altijd beter. Tja, ik vind dat we de hertogin toch maar iets te eten moeten geven. Als de haviken komen, moet je ze voeren. Waar is Joe? (Geen antwoord) Waar is Joe?
Een patiënt? Komt hij op tijd voor het eten terug?
(Kijkt goed naar haar) Dan zullen we wat voor hem bewaren. Karen! Wat is er aan de hand?
(Mat) Hij komt niet meer terug.
(Langzaam en duidelijk sprekend) Bedoel je dat hij vanavond niet meer terugkomt?
Hij komt helemaal niet meer terug.
(Snel, gaat naar karen toe) Wat is er gebeurd? (karen schudt haar hoofd) Wat is er gebeurd, Karen?
Hij dacht dat wij een verhouding hadden gehad.
(Gespannen) Ik geloof je niet.
(karen wendt vermoeid haar hoofd af)
(Automatisch) Ik geloof het niet. Hij heeft al deze maanden geen woord gezegd, tijdens de hele rechtszaak - (Ze grijpt karens schouder plotseling beet en schudt haar heen en weer) Heb je het hem niet gezegd? In Godsnaam, heb je hem niet gezegd dat het niet waar was?
Hij geloofde me dacht ik wel.
(Boos) Maar wat heb je dan gedaan?
Het is helemaal verkeerd. Het is belachelijk. Over een tijdje komt hij wel terug en dan kan je alles ophelderen - (Beseft waarom dat niet kan, doet haar hand voor haar mond) Oh God, ik heb dat voor jou zo gewild.
Niet doen. Ik voel me misselijk.
(Gaat naar de bank tegenover karen, legt haar hoofd in haar armen) Wat is er met ons gebeurd? Wat is nou eigenlijk met
| |
| |
Ik weet het niet. Ik wou dat ik slaap had. Ik wil slapen.
Ga terug naar Joe. Hij is sterk, hij zal het begrijpen. Zo is het te veel voor je.
(Geïrriteerd) Hou er over op. Laten we onze spullen pakken en wegwezen. Laten we morgenochtend een trein pakken.
Ik weet het niet. Ergens heen, het geeft niet waar.
In een grote plaats zouden we wel werk kunnen krijgen.
Ze zouden van ons afweten. We zijn beroemd geweest.
Ze zouden nog meer van ons af weten.
(Zoals een kind het zou zeggen) Kunnen we dan nergens heen?
Nee. We zullen nooit ergens heen kunnen. Wij zijn slechte mensen. We zullen blijven zitten. We zullen de rest van ons leven blijven zitten, ons afvragend wat er met ons gebeurd is.
Vind je dit hier nu vreemd? Nou, wen er maar aan, we blijven hier nog een hele tijd. (Knijpt karen opeens in haar arm) Laten we elkaar af en toe knijpen. Dan weten we of we nog leven.
(Rilt, staat lusteloos op, begint een vuur aan te maken in de haard) Maar dit is geen nieuwe zonde die ze beweren dat wij gedaan hebben. Andere mensen worden er niet door kapot gemaakt.
Dat zijn de mensen die er in geloven, die het willen, die het gekozen hebben. We zijn zo niet. Wij houden niet van elkaar. (Houdt plotseling op, loopt naar de haard, staat afwezig naar karen te kijken. Praat achteloos) Ik hou niet van je. We hebben natuurlijk een sterke band, ik houd van je als een vriendin, zoals duizenden vrouwen gevoelens voor elkaar hebben.
Dat betekent toch zeker niets. Daar is niets verkeerds aan. Het is volkomen normaal dat ik op je gesteld ben, dat ik -
(Lusteloos) Waarom zeg je dit allemaal tegen mij?
(Vagelijk) Ja, natuurlijk.
Ik hou van je op die manier - misschien op de manier dat ze zeiden dat ik van je hield. Ik weet het niet. (Wacht, krijgt geen
| |
| |
antwoord, knielt naast karen neer) Luister naar me!
Ik heb van je gehouden op de manier waar ze het over hadden.
Er is altijd iets mis geweest. Altijd al - zolang als ik me kan herinneren. Maar ik heb het nooit geweten totdat dit allemaal gebeurde.
(Kijkt nu voor het eerst op, ontzet) Hou op!
Jij bent bang om het te horen. Ik ben banger dan jij.
(Doet haar handen over haar oren) Ik wil niet naar je luisteren.
Doe je handen weg. (Leunt naar voren, trekt karens handen weg) Je moet het weten. Ik kan het niet meer voor me houden. Ik moet je vertellen hoe schuldig ik ben.
(Met nadruk) Je bent nergens schuldig aan.
Ik zeg dat al steeds tegen mezelf sinds die avond dat we het het kind hoorden zeggen. Ik heb gebeden dat ik mezelf zou kunnen overtuigen. Ik kan het niet. Ik kan het niet meer. Het is er. Ik weet niet hoe, ik weet niet waarom. Maar ik hield echt van je. Ik houd echt van je. Ik nam je je huwelijk kwalijk. Misschien omdat ik je hebben wilde, misschien omdat ik je al de hele tijd hebben wilde, misschien had ik er geen naam voor, misschien was het er al vanaf de tijd dat ik je leerde kennen -
(Gespannen) Het is een leugen. Je liegt tegen jezelf. We hebben elkaar nooit op die manier gezien.
(Bitter) Nee, jij natuurlijk niet. Maar wie zegt dat ik dat niet deed? Ik heb voor niemand behalve jou ooit die gevoelens gehad. Ik heb nooit van een man gehouden - (Houdt op. Zacht) Ik heb nooit geweten waarom niet. Misschien daardoor.
(Voorzichtig) Je bent moe en ziek.
(Alsof ze tegen zichzelf praat) 't Is raar, 't is allemaal verward. Er is iets in je, en je weet het niet en je doet er niets aan. Opeens is er een kind dat zich verveelt en leugens vertelt - en daar ben je dan, voor het eerst zie je het. (Sluit haar ogen) Ik weet het niet. Het schijnt allemaal op mij terug te komen. Op één of andere manier heb ik jouw leven kapot gemaakt. Ik heb mijn eigen leven kapot gemaakt. Ik wist het niet eens. (Glimlacht) Er is nu een groot verschil tussen ons, Karen. Ik voel me smerig en
| |
| |
- (Steekt haar hand uit, raakt karens hoofd aan) Ik kan niet langer bij je blijven, schat.
(Op een geschokte, onzekere toon) Dit is allemaal niet waar. Je hebt het nooit gezegd, morgen zijn we het vergeten -
Morgen? Dat is een vreemd woord, Karen, we zouden een nieuwe taal hebben moeten uitvinden, zoals kinderen dat doen, zonder woorden als morgen.
(Huilend) Ga liggen rusten, Martha. Het zal je goed doen. (martha kijkt de kamer rond, langzaam en zorgvuldig. Ze is heel rustig. Ze gaat rechts af, staat een ogenblik bij de deur naar karen te kijken, doet dan langzaam de deur achter zich dicht. karen zit alleen en bewegingloos. Het huis is doodstil, totdat een paar minuten nadat martha af is gegaan, het geluid van een revolverschot klinkt. Het schot moet niet te luid of te sterk zijn. Een paar seconden nadat het geluid heeft geklonken, beweegt karen zich niet. Dan springt ze plotseling op van haar stoel, loopt de kamer door en trekt de deur rechts open. Bijna tegelijkertijd hoort men voetstappen op de trap) .
Wat was dat? Waar is het? (Komt op door de deur midden, geschrokken, doelloos heen en weer lopend) Karen! Martha! Waar zijn jullie? Ik hoorde een schot. Wat was - (Houdt op als ze karen rechts binnen ziet komen. Loopt naar haar toe, steeds pratend. Houdt op als ze karens gezicht ziet) Wat - Wat is er? (karen beweegt haar handen, schudt even haar hoofd, gaat mevrouw mortar voorbij en loopt naar het raam. mevrouw mortar blijft even naar haar staan kijken, stormt dan langs haar heen door de deur rechts. Als ze alleen is, leunt karen tegen het raam. mevrouw mortar komt huilend weer op. Na een ogenblik) Wat moeten we doen? Wat moeten we doen?
(Met toonloze stem) Niets.
We moeten er een dokter bij halen - meteen.
(Gaat naar de telefoon en begint nerveus en onhandig een nummer te draaien)
(Zonder zich om te draaien) Het heeft geen zin.
We moeten iets doen. Oh, het is vreselijk. Arme Martha. Ik weet niet wat we doen moeten - (Legt de telefoon neer, laat zich in een stoel vallen, zit geluidloos te snikken) Denk je dat ze doo -
| |
| |
Arme, arme Martha. Ik kan maar niet beseffen dat het zo is. Oh, hoe kon ze - ze was zo - Ik weet niet wat - (Kijkt op, nog steeds huilend, verbaasd) Ik - ik ben bang.
Ik kan er niks aan doen. Hoe kan ik er nou wat aan doen? (Langzamerhand houdt het snikken op, en zit ze heen en weer te wiegen) Ik zal mezelf nooit die laatste woorden vergeven die ik tegen haar gezegd heb. Maar ik ben goed voor haar geweest, Karen, en je weet ook wel dat God me zal vergeven voor die ene keer. Ik heb altijd geprobeerd te doen wat ik kon. (Plotseling) Zelfmoord is een zonde. (Geen antwoord. Schuchter) Zouden we niet iemand moeten laten komen om -
Ze had het niet moeten doen, ze had het niet moeten doen. Het was vanwege al die vreselijke toestanden. Ze zou een baantje gekregen hebben en weer overnieuw begonnen zijn - ze maakte zich gewoon zorgen en ze was ziek en -
Daarom heeft ze het niet gedaan.
(Vermoeid) Dat maakt nu toch niets meer uit?
(Verwijtend) Je huilt niet.
Wat gaat er nu met mij gebeuren? Ik heb niets. Arme Martha -
Zij is erg goed voor u geweest, ze was goed voor ons allemaal.
Oh, Karen, dat weet ik best, en ik was ook goed voor haar. Ik heb alles gedaan wat ik kon. Ik - ik kan nergens heen. (Na een paar seconden stilte) Ik ben bang. Ik vind het zo eigenaardig - in de kamer hiernaast. (Rilt)
Voor jou is het iets anders. Jij bent jong.
Nu niet meer.
(Het geluid van de voordeurbel. mevrouw mortar schrikt op. karen beweegt zich niet. De bel rinkelt weer)
(Zenuwachtig) Wie is dat? (De bel rinkelt weer) Zal ik gaan kijken? (karen haalt haar schouders op) Het lijkt me beter. (Gaat af, de gang in door de deur midden. Komt
| |
| |
na een ogenblik terug gevolgd door het dienstmeisje van mevrouw tilford, agaat, die in de deuropening blijft staan) 't Is een vrouw. (Geen antwoord) Hier is een vrouw om jou te spreken, Karen. (Als ze geen antwoord krijgt, keert ze zich naar agaat) U kunt nu niet binnenkomen, we hebben een - we hebben hier moeilijkheden.
Juffrouw Karen, ik moet u spreken.
(Draait zich langzaam en mechanisch om) Agaat.
(Gaat naar karen toe) Alstublieft, Juffrouw Karen. We hebben zo ons best gedaan om u te bereiken. Ik heb hier de hele tijd naar toe opgebeld. Om u te bereiken. Alsmaar opbellen. Alstublieft, laat u haar alstublieft binnenkomen. Eventjes maar, Juffrouw Karen. Alstublieft.
Wie wil hier binnenkomen?
Mevrouw Tilford. (Kijkt naar karen) Voelt u zich niet goed? (karen schudt haar hoofd) U bent niet boos op mij?
Ik ben niet boos op jou, Agaat.
Kan ik, kan ik iets voor u halen?
Arm kind. Je ziet eruit alsof je ergens pijn hebt. (Aarzelt, pakt karens handen) Ik ben alleen maar gekomen omdat ze er zo erg aan toe is. Ze moet u spreken, Juffrouw Karen, het moet gewoon. Ze zit al de hele tijd buiten in de auto in de hoop dat u naar buiten zou komen. Ze kan dokter Joe niet bereiken. Hij - hij wil niet meer met haar praten. Ik zou niet gekomen wezen - ik heb altijd aan uw kant gestaan - maar ze is ziek. Als u haar maar kon zien, dan zou u haar wel even laten binnenkomen.
Dat zal niet gaan, Agaat.
Ik neem het u niks kwalijk. Maar ik moest het zeggen. Ze is oud. Het zal haar dood zijn.
(Bitter) Haar dood zijn? Waar is mevrouw Tilford?
(Drukt karens arm) U bent altijd een lief meisje geweest. (Gaat snel af)
Ga je dat mens hier binnen laten komen? Met Martha die hiernaast ligt? Hoe kun je zo gevoelloos zijn? (Ze begint te huilen) Ik blijf dat niet aanzien. Ik wil er niets mee te maken hebben. Ik zal dat mens nooit laten -
| |
| |
(Stormt huilend de kamer uit. Een seconde later verschijnt mevrouw tilford in de deuropening rechts. Haar gezicht, haar manier van lopen, haar stem zijn veranderd. Ze is krachteloos)
Karen, sta me toe binnen te komen.
(Zonder zich om te draaien, buigt karen het hoofd. mevrouw tilford komt binnen, staat naar de grond te staren)
Waarom bent u hier gekomen?
Ik moest komen. (Strekt haar hand naar karen uit, die zich niet omdraait. Ze laat haar hand vallen) Ik weet het nu. Ik weet dat het niet waar was.
(Zorgvuldig) Ik weet dat het niet waar was, Karen.
(Kijkt haar aan, rilt) U weet dat het niet waar was? Het kan me niets schelen wat u weet. Het maakt niets meer uit. Als dat het is wat u te zeggen had, dan heeft u het gezegd. Gaat u weg.
(Brengt haar hand naar haar keel) Ik moet het je vertellen.
Ik wil niet naar u luisteren.
Vorige dinsdag heeft Mevrouw Wells een armband gevonden in de kamer van Rosalie. De armband was een paar maanden verstopt geweest. We ontdekten dat Rosalie die armband van een ander meisje had weggenomen en dat Mary - (sluit haar ogen) dat Mary dat wist en het heeft gebruikt om Rosalie te dwingen om te zeggen dat ze jou en Juffrouw Dobie samen had gezien. Ik - ik heb met Mary gepraat. Ik ben het te weten gekomen. (karen begint opeens te lachen, hoog en schel) Niet doen, Karen. Ik heb nog maar een paar dingen te zeggen. Ik heb met Mijnheer Potter, de rechter, gesproken. Hij zal de nodige regelingen treffen. Er zullen in het openbaar excuses worden aangeboden en uitleg gegeven. De schadevergoeding zal jullie ten volle worden uitbetaald en - en zoveel meer als jullie maar zo vriendelijk willen zijn om van mij te accepteren. Ik - ik moet zorgen dat jullie niet meer te lijden hebben.
We zullen niet meer te lijden hebben. Martha is dood. (mevrouw tilfords adem stokt in haar keel, ze schudt haar hoofd als om de waarheid van zich af te schudden, valt krachte-
| |
| |
loos in een stoel en bedekt haar gezicht. karen blijft een ogenblik naar haar kijken) Dus u bent hier gekomen om uw geweten te sussen? Nou, ik ben niet van plan om uw biechtvader te zijn. U stikt er in, hè? En u wou dat wij u hielpen om rechtvaardig te zijn. U bent hier niet op het goede adres om geholpen te worden. U wilt weer een ‘goed’ mens zijn, hè? (Bitter) Oh, ik weet het wel. Die avond zei u tegen ons dat u moest doen wat u deed. Nu ‘moet’ u dit doen. Openbare excuses en geld betalen, en dan kunt u weer slapen en eten. Als dat gedaan is heeft u weer rust. U bent oud, en oude mensen zijn hard. Tien, vijftien jaar heeft u nog. Maar ik dan? Voor mij is het een heel leven. Een heel godverdommes leven. (Opeens rustig, wijst naar de deur rechts) En zij dan?
Ja. Het ziet er wel naar uit.
(Beheerst zich met enorme inspanning) Ik ben hier niet gekomen om het voor mezelf makkelijker te maken. Bij God, ik zweer dat dat niet zo is. Ik weet dat er voor mij geen verlichting mogelijk is, Karen, en dat zal het ook nooit zijn. (Gespannen) Maar wat ik ben of waarom ik gekomen ben, is niet belangrijk. Het enige dat belangrijk is zijn jij en - Jij, nu.
Voor mij is er niets meer.
Oh, laten we proberen voor jou iets op te bouwen. Jij bent jong en ik - ik kan je helpen.
(Glimlacht) Kunt u me helpen?
(Diepgevoeld) Wat ik je ook kan geven, neem het. Neem het voor jezelf, en gebruik het voor jezelf. Het zal mij geen rust geven, als je je daar soms zorgen over maakt. (Glimlacht) Die tien of vijftien jaar waar je het over hebt! Het zullen slechte jaren zijn.
Ik ben moe, Mevrouw Tilford. (Bijna teder) U gaat inderdaad een moeilijke tijd tegemoet, lijkt me.
U kunt haar ergens heen sturen.
Nee. Dat zou ik nooit kunnen doen. Wat ze ook doet, ze moet het mij aandoen, en geen ander. Ze is - ze is -
Ja, helemaal van uzelf, om de rest van uw leven mee te
| |
| |
te leven. (Ze kijkt mevrouw tilford een moment in het gezicht) Voor mij is het nu voorbij, maar voor u zal het nooit voorbij zijn. Ze heeft ons beiden kwaad gedaan, maar u het meest denk ik. (Gaat naast mevrouw tilford zitten) Het spijt me.
(Klampt zich aan haar vast) Zul je dan voor jezelf iets proberen?
Nee. We zijn niet meer bij elkaar.
(Kijkt naar haar op) Heb ik dat ook gedaan?
Ik geloof er niet langer in dat iemand iets gedaan heeft.
(Doet half en half alsof ze gaat opstaan) Ik ga meteen naar hem toe.
Maar hij moet weten wat ik weet, Karen. Je moet naar hem teruggaan.
(Glimlacht) Nee, niet meer.
Het moet, het moet - (Ziet haar gezicht, aarzelt) Later misschien, Karen?
(Na een ogenblik waarin ze allebei stil zijn) Kom nu hier vandaan, Karen. (karen schudt haar hoofd) Je kunt hier niet blijven met - (Maakt een beweging in de richting van de deur rechts)
Als ze begraven is, dan ga ik.
Het zal wel gaan, denk ik. Laten we nu afscheid nemen. (Ze staan allebei op)
(Op smekende toon) Je zult me toestaan je te helpen? Je zult het me laten proberen?
Jawel. Als u zich daar beter door voelt.
(Diep gevoeld) Oh ja, oh ja, Karen.
(Zonder er bij na te denken, begint Karen naar het raam te lopen)
(Opeens) Is het lekker buiten?
Het is koud geweest. (karen doet het raam een klein stukje open, gaat zitten op de vensterbank) .
(Met verbazing) Het lijkt nu een stukje warmer.
| |
| |
Het is heel lekker.
(Ze glimlachen naar elkaar) .
Zul je me een keer schrijven?
Als ik ooit iets te zeggen heb. Tot ziens.
Dat zul je wel. Ik weet het zeker. Dag, lieve kind.
(karen glimlacht, schudt haar hoofd terwijl mevrouw tilford afgaat. Ze draait zich niet om, maar een minuut later steekt ze haar hand op)
Vertaling: Mary Duyvendak
|
|