wel aan n dootgewone bespreking van, of kritiek op “hades”. Dat hades in kempise kontreien is opgefokt is aardeg als illustrasi, maar weineg relevant mbt zn werk Ik verzet mij dan ook tegen degradasi tot kontekstueel-te-determineren-rorschachplaat. a/hades wert niet door schuddeboom & vd waarsenburg gelanseert, zoals u schrijft, hades is al enkele jaren de “latente” konstituent van de groep manifest. En hij is dat met veel genoegen want het zijn moje floepers. Maar hades is goddomme geen verlengstuk, noch van manifest, noch van opwenteling. hades’ konneksies met manifest & opwenteling zijn net zo ‘toevalleg’ als uw konneksies met contour. Liries werk, de al dan niet aanwezege mérites, bekijken binnen de u bekende kontoeren is onzin. Liriek in autonoom. De hele kontekst van antesedenten van de dichter is sekundair, hoogstens.
b/hades is eenzijdeg, schrijft u. Goet, mea culpa. Negatief, schrijft u. ok, maxima culpa. Maar rankuneus? underdog? van zich aftrappen? Woof, J.W. Er staat apologeet op de achterflap. Jammer dat u als exegeet dit in negatieve termen hept vertaalt.
c/Uw sigma-suggesti: kollektive kunst is n monstruositeit. Kontradiksi. Ik geloof in de einzelgänger, niet in de elckerlycken.
d/hades in n gave gek; hij is mijn kreasi, of ik ben zijn kreasi. In zoiets belacheleks als n roeping gelooft i evenmin als tzara. hades ≠ hans van der dennen. Ik ben niet identiek met hades, hades is n aspekt, n alter ego, n schaduuw, n demon, hades is n auditive hallusinasi, n fantasma zoals maldoror voor lautréamont, zoals Stephen dedalus voor joyce, zoals pierre lunaire voor laforgue. U hept wel iets gesienjaleert: ‘bij de inleiding (van vd waarsenburg) denk je nog dat deze uitgaaf ironisch bedoeld is’; u hept het helaas niet kunnen identifiseren.
e/De frase: ‘er valt niet te leven met deze wereld etc.’ als ‘thema van de bundel’, waarbij ook nog door t gebruik van aanhalingstekens de indruk wort gewekt als zou t hier n sitaat of sinopsis betreffen, is n ridikule platitude, n Kritikus, of degeen die zich gemeenlek als zodaneg aandient, moet in de eerste plaats kunnen lezen, en niet door platitudes als deze suggereren wat er niet is. NB lezen, J.W., is een akt. Dergeleke frasen ontnemen mij de lust een kritikus serieus te nemen. It's too cheap a bargain. Jammer, daar u in t voorafgaande bewezen hept wel over eneg Fingerspitzengefühl te beschikken. Enfin, mostert na de maaltijt smaakt laf. Ik hoop alleen J.W. dat u mijn werk nog ns zult willen lezen, niet als protest uit de generaliteitslanden, maar gewoon als liriek. Kijk maar er staat niet wat er staat.'
Jan-Willem Overeem