Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1903 (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1903
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1903Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1903

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.89 MB)

Scans (52.38 MB)

ebook (5.64 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1903

(1903)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 558]
[p. 558]


illustratie

illustratie Omroeper illustratie

Anna de Savornin Lohman. ‘Ik heb de recensie gelezen in de laatste Warande ‘Over Boeken en Schrijvers, door Anna de Savornin Lohman,’ zoo schrijft ons een onzer lezers. ‘Veel goeds over 't boek en de schrijfster. Het boek ken ik niet; de schrijfster een beetje, namelijk uit haar roman “Vragensmoede”.

't Is nu zes jaar dat “Vragensmoede” verscheen. Op zes jaar kan een mensch veel veranderen, wel eens verbeteren ook. En onze Anna moet werkelijk veel verbeterd wezen, om op heden uit een katholieke pen zooveel lof te verdienen.

“Vragensmoede” inderdaad is het boek van 't “mooie ongeloof”. Dr Vrede, de dogma-vreter, is een prachtmensch; en de christelijke Huberte is minder goed dan de anderen, juist omdat ze christelijk is.

Nog eens, “Boeken en Schrijvers” kan goed zijn; en juf. Anna kan in de laatste jaren minder erg zijn geworden; al hoewel ik niet veel goeds over haar laatst verschenen roman “Gelukswegen” heb gehoord. Maar 't zou jammer wezen, moesten de fraaie complimenten, haar in uw recensie geschonken, bij de Warande - lezers de gretigheid wekken, naar haar andere werken te grijpen.’

 

Guido Gezelle's Duik Almanak van 1887 heeft Caesar Gezelle gangbaar en dienstig gemaakt voor 1904. (Nederlandsche Boekhandel Antwerpen-Gent). Is verschenen als plukalmanak, en ook ingenaaid, in boekvorm. Wie liefhebber is van kleingedichtjes, vlaamsche spreuken en woordenuitleg vindt hier zijn gading.

 

De 2e reeks van Lodewyk Mortelmans Twaalf Liederen op woorden van Guido Gezelle zijn zooeven in den Nederlandschen Boekhandel verschenen. Hier hebben we: Het Jonge jaar, t' Avondt, 't Groeit een bloemken, 't Meezeken, Heil u moeder en 'k Hoore tuitend hoornen. Prijs 4.50.

Bespreking komt later.

 

Van Vivat's Geïllustreerde Enyclopedie ontvangen wij de 43e afl. van bl. 3361 tot 3440. Nogmaals eene afl. die goeden indruk

[pagina 559]
[p. 559]

maakt; wij hebben er bijzonder in opgemerkt de artikelen: Glaskunstindustrie (met fijn afgewerkt afbeeldingen); R. von Gottschall, den Duitschen dichter en kritikus; Goud; goudsmidskunst (met afbeeldingen); Charles F. Gounod. den Franschen componist; Gouverneur-generaal (in Nederlandsch Oost-Indië); Graadmeting; graanproductie; Gracchus (de vermaarde oudromeinsche familie); Gramineeën (met afbeeldingen; Grammatici; Granada; Graniet; Kardinaal de Granvelle; Graphologie; het Zwitsersche kanton Graubünden; Graveerkunst en 's Gravenhage.

 

Het oude Nederlandsche Lied. Aflevering 19 van Fl. Van Duyse's geleerd werk is ons toegekomen; hier worden medegedeeld en besproken: Weduw' vrouwkens al te maele; Komt hier al bij, aenhoort dees klucht (het bekende lied van Pierlala); Savonds in een klaer maene schijn; Jan, mijnen man, zou ruiter worden; Daer was eenen man, eenen fraeyen man; Jan, mijne man is altijd ziek; Klaes die sprak zijn moeder aan; Zeg, kwezelken wilde gij dansen? Daer was een kwezeltje; Jan Plompaert en zij wavetje; Springt op en toogt uw schoen; Kareltje, Kareltje, tjip, tjip, tjip; Snyd den boer zijn hair af.

 

Een nieuw tijdschrift. Wij ontvingen de 1ste aflev. (15 oct. 1903) van Wetenschappelijk Nieuws voor iedereen. Maandelijksch tijdschrift onder hoofdredactie van H.J. Bartels. Busé, Hardinxveld; Voor Belgie Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen. Prijs per jaargang fl. 3.60.

Het programma staat onderaan den titel: ‘Gewijd aan beknopte populair.-wetenschappelijke overzichten en mededeelingen van het belangrijkste nieuws en de belangrijkste vraagpunten op wetenschappelijk gebied.’ Met betrekking tot godsdienstige vraagpunten zal het ‘tijdschrift stipt neutraal blijven’. De redactie schrijft in 't voorwoord ‘Jeugdige auteurs en beginners zien misschien in dit tijdschrift een orgaan, waarin zij hunne pennevruchten kunnen publiceeren’. In de eerste aflevering, bijna heel van de pen van den hoofdopsteller, vinden wij kleine opstellen over: De Hiërarchie in Nederland (1853-4 Maart 1903); Boycott; Een planeet buiten de Baan van Neptunus; Het voorkomen van Regenbogen; Het Sultanaat Marokko; De Paus van Rome; Het woord Restaurant; De Servische geslachten; Reformkleeding en het Gulden Vrouwenboek van Dr Anna Fischer; Statistiek der Godsdiensten enz... Eene soort dus van Encyclopedie.

[pagina 560]
[p. 560]

Ter bespreking kwamen ons dezer dagen toe:

Staatkundige geschiedenis van Nederland 1849-1898. Chronologisch overzicht met aanteekingen en toelichtingen door G.F.Y. Douwes. Amsterdam C.L. Van Langenhuysen 1903

Het decoratief en de oproering van het middelnederlandsche drama, volgens de middelnederlandsche tooneelstukken door Dr H.Y.E. Endepols. Amsterdam C.L. Van Langenhuysen 1903.

Noord Hollandsche vertellingen door Geertruida Carelsen. Rotterdam. W.L. Brusse.

Staathuishoudkunde door Ch. Gide, bewerkt door C.R.C. Herckenrath. Groningen J.B. Wolters 1903. Prijs 3 G. 50 cenl.

Handleiding bij de studie der Staathuishoudkunde door F.Y. Van Der Tak. Groningen J.B. Wolters 1903. Prijs 1 G. 50 cent.

Twaalf liederen van Lodewijk Mortelmans op teksten van Guido Gezelle, 2e reeks Nederlandsche Boekhandel. Antwerpen en Gent 1903. Prijs 4.50.

Par la parole et par la plume. Mélanges et Souvenirs. Conférences de Guillaume Verspeyen. Gent. Siffer 1903.

Lood in 't hart, door J.R. van der Lans, Nymegem, Maatschappij De Gelderlander, Prijs fl. 1.50

 

Uit de N. Rotterdamsche Courant van 18 November l.l.:

Het zoontje van den pastoor. - We hopen dat geen katholiek zich aan dit grapje zal ergeren. Het geval is te kostelijk om 't niet te vertellen.

In de nieuwe Arnhemsche Ct. wordt nog al eens heel hoog geoordeeld over literatuur. Zoo had het blad onlangs een artikel over Vlaamsche invasie - al die Vlamingen, Streuvels, Teirlinck, dat beteekende weinig of niets.

Thans is het wel zoo vriendelijk, iets minder onwelwillend te oordeelen over Guido Gezelle. Diens gedichten hebben een ‘goedmoedige originaliteit’. Hoe zeker de recensent dit kan weten, blijkt uit het feit, dat hij dit zijn gunstig oordeel ten beste geeft bij de aankondiging der gedichten van Caesar Gezelle, en deze aanwijst als van Guido Gezelle's zoon!

Hij vindt die verzen van Caesar Gezelle evenmin kwaad, maar ‘eerlijk gezegd’, hij heeft ‘ze niet allemaal kunnen lezen’. ‘Sedert de markt er wat mee overvoerd werd’, is hij ‘den waren smaak voor het Vlaamsche kwijt.’

Heeft hij er ooit smaak voor gehad? Heeft hij b.v. de verzen van Guido Gezelle ooit ingekeken? Voorin staat immers 's dichters portret. Als hij dat ééns had gezien, sprak hij nu niet van een gedurende diens leven geïgnoreerden ‘vader’!

[pagina 561]
[p. 561]

Zij zullen haar niet hebben. - In ons laatste overzicht van tijdschriften, bl 443, haalden wij eenen zin aan uit De Banier, waarin E.H. Paulus Kerkhofs zaliger wordt aangewezen als zijnde de schrijver van het gekende volkslied van 1879: Zij zullen haar niet hebben de schoone ziel van 't kind.

Men doet ons opmerken dat niet E.H. Kerkhofs maar wel de E.H.J. Vlerick, diocesane opziener van het lager onderwijs te Aalst, de schrijver is van voormeld schoollied.

 

Keizer Willem II en de Letterkunde. - Over dat kiesch kapittel schrijft A. Bartels in de Wartburgstimmen. Evenals Jan en Alleman, zegt hij, heeft de keizer als privaat man het recht over een letterkundig verschijnsel zijn oordeel te zeggen; en evenals voor alle sterfelijken begint voor hem meenen en missen met dezelfde letter, en eens mis-zijn moet daarom nog niet gestraft worden met het schavot. Men weze toch zoo verstandig niet elke letterkundige uitspraak van den keizer als een orakelspreuk te beschouwen. Omdat de keizer Ohnet aanbeveelt, een draadbericht stuurt naar Rudyard Kipling, de opdracht aanvaardt van een roman van Eschstruth - moet men daarom gaan uitschreeuwen dat hij geen betrouwbaar esthetisch oordeel heeft? ‘Wij allen vinden al eens plezier in lichten kost: Bismarck, de Shakespeariaan, had een vriendelijk woord over voor Julius Stinde; ja, Schiller heeft eens - horribile dictu, Blumauer's “Ode an seinen Nachttopf” geprezen. Kipling is overigens in zijn aard niet onbeduidend, een zeer goed specialist; Ohnet kan er als uitspanning voor den huiselijken kring nog al door - 't is waar, Eschstruth! Maar ze is een adellijke vrouw, dochter van een officier, vrouw van een officier - ik weet niet of de reden van het aanvaarden der opdracht niet hier te zoeken is.’ Heel iets anders is het alleszins wanneer de keizer zich als openbaar persoon, officiëel met letterkundige zaken bemoeit. Bartels ontzegt aan den keizer, evenals aan alle heerschers - al was 't een Karel August in Weimar - het recht dwang te oefenen op de litteratuur-ontwikkeling; dat hij evenwel aan de beoefening en de verpreiding der letteren veel voordeel kan doen erkent hij volmondig. En hier zijn het vooral de drie punten: Schillerprijs, Ernst von Wildenbruch, Josef Lauff die Bartels in hun verhouding tot Willem II bespreekt. Men weet dat de leesraad van de ‘Schillerstiftung’ met eenparige stemmen den prijs aan de ‘Versunkene Glocke’ van G. Hauptmann toegewezen had. Jamaar! de keizer - die voor de Sch.-prijs het laatste woord heeft - zei: halt, ik wil niet. Bartels nu schuift de grootste

[pagina 562]
[p. 562]

schuld van dit fiasko niet op den keizer, maar wel op de Joden, die kost wat kost hun mannen willen vooruitdringen. - Wildenbruch, die voor een keizerlijk hofpoëet uitgekreten wordt, wordt door Bartels verdedigd. ‘Ieder deskundige ziet dadelijk, dat Wildenbruch zijn tooneelstukken juist zoo zou schrijven, als hij ze nu schrijft, zelfs indien hij eeuwig ‘ver van Madrid’ geleefd had, en al wat radikale bladen over zijn ‘byzantinisme’ verteld hebben is flauwe praat. Om het uitdrukkelijk te zeggen, de keizer is voor meneer v. Wildenb. geenszins verantwoordelijk. Veeleer is hij dit voor J. Lauff, maar ook de oppositie tegen dezen acht ik ongegrond. Welhoe, men zou als voormalig officier bona fide geen stukken meer kunnen schrijven die uw koningsstam vieren, zonder een knechtenziel te hebben? Zijn die stukkken mislukt, wel, keurt ze af, maar keurt ze niet af wegens hun strekking, daar ge toch gewoon zijt stukken met radikale strekking als mannendaden en wat weet ik al, op te hemelen, ofschoon ze in onzen democratischen tijd veeleer op gewin be rekend zijn. Tot hedendaagschen Shakespeare heeft de keizer Lauff nog niet gestempeld, alhoewel Lauff talent heeft, zooals dat onlangs nog uit zijn roman ‘Kärrekiek’ gebleken is. Voorts spreekt Bartels over den keizer nog als theaterheer en wijst er op hoe onder zijn bewind Kleist, Hebbel en Grillparzer op het Berlijnsch tooneel naar voren getreden zijn. K. Strecker, van zijn kant, slaat over dit punt, een anderen toon aan (Tägl. Rundshau). Hij verwijt aan von Hülsen, bestuurder van het hoftheater, dat hij den keizer te veel naar de oogen ziet. ‘Ware een Bismarck der Duitsche kunst, met wat goeden wil, niet zoo bestaanbaar als een Bismarck der Duitsche politiek bestaanbaar was? Onze keizer, van wien we onlangs nog hoorden dat hij “geen philister” was, is buiten twijfel maar daarom zoo koppig in zijn kunstoordeel, omdat de wijze waarop men zijn uitspraken doorgaans begroet, niet van aard is om hem aan de onfeilbaarheid van zijn smaak te doen twijfelen. Is hij dan ontoegankelijk voor welgemeenden raad en afdoende redenen? Moet dan het woord hoftheater bij ons voor eeuwig met een vloek beladen zijn? Moet er dan daarbij steeds gedacht worden aan dingen als rommelkamers en rotte stroowisschen en schorsleeren ooglappen - een mengsel van stompheid en onvermogen? Andere hoftheaters streven toch reeds naar hooger, waardiger idealen. Moet Berlijn achteraan hinken?’

Zedeles: scepters zijn niet altijd een zegen voor de kunst.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken