Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925 (1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.91 MB)

Scans (87.58 MB)

ebook (6.53 MB)

XML (2.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925

(1925)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 380]
[p. 380]

Varia

Eenige maanden geleden stierf in Weenen, Paul Busson, in volle mannenkracht en pas half klaar met zijn werk. De geestesweg van dezen vroegeren cavallerie-officier uit Tyrol, en lateren redakteur van het ‘Neue Wiener Tageblatt’ is zeer merkwaardig. Hij begon zijn litterarische loopbaan met frissche, met talent geschreven schetsen, novellen en verhalen die zich echter in 't algemeen niet erg onderscheidden van de toenmalige, oostenrijksche litteratuur-produkten. De oorlog met de daarop volgende geweldige omwentelingen, schijnen in hem een omkeer bewerkt te hebben die heel kenmerkend is voor den tijd. Hij begon nl. romans te schrijven en in zijn eersteling als zoodanig; nl.: A.E.F. tracht hij de strak gespannen verwachtingen van een gematerialiseerden tijd in een toekomstroman over het Weenen van 't jaar 1950 vast te leggen. Het was maar een pogen... Maar zijn tweede roman: ‘Die Wiedergeburt des Melchior Dronte’ was, niettegenstaande het fantastisch uiterlijk, een in den grond godsdienstig werk dat droom en zielsovertuiging door elkaar weeft. Het boek had een enorm succes, evenals zijn laatste werk:

‘Feuerbutze’ dat speelt in het Tyrol van 1809. Ook dit had een godsdienstige, misschien mag men wel zeggen christelijke strekking.

Velen zagen in Busson den toekomstigen schrijver van een groot-scheepschen religieuzen roman; als schrijver had hij er ongetwijf ld wel den aanleg voor, en als verinnerlijkt mensch zou hij den weg erheen wel betreden hebben.

 

* * *

 

In Jougoslavë werden laatst de Mariacongregaties en de Katholieke Turnvereenigingen verboden als staatsgevaarlijk! De vrijmetselaarsregeering schijnt thans het al te dwaze van zulk verbod te hebben ingezien, want onlangs werd het weerom ingetrokken.

In een vorig nummer van D.W. en B. werd hier reeds meegedeeld dat onlangs te Londen in de Katholieke Kerk werd opgenomen Hans Herzl, de zoon van den stichter van het Sionisme. In het kath. weekblad: ‘Universe’ verhaalt nu Hans Herzl zelf, hoe hij tot de Waarheid kwam. Hij zegt daar o.m.:

‘Ik ben uit een familie waar men den godsdienst in 't algemeen hoogschatte, zonder daarom een bepaalden godsdienst met volle overtuiging te beoefenen. Mijn moeder vooral was erg godsdienstig, terwijl vader meer vrijdenker was, zooals toen tertijd de meeste schrijvers in Weenen. Mijn zuster en ik hadden een paar korte, eenvoudige gebeden geleerd die we baden in 't Duitsch. Ook in 't hebreeuwsch kregen we onderricht; onze onderwijzeressen waren, zoover ik me herinner, alle protestant. Vader lei het er op aan, ons met een gevoel van trots te vervullen omdat we Joden waren. Doch na zijn dood - ik was toen 13 jaar oud - zei moeder me dat vader, toen we nog klein waren, een tijdlang met het idee had rondgeloopen, ons in een Christen Kerk te laten doopen. Toen was in elk geval, nog geen gedachte aan Zionistische beweging in hem opgekomen. Uit zijn eigen mond heb ik omtrent dat plan nooit iets vernomen, wel echter vond ik in zijn dagboek een korte aanteekening die moeders gezegde kon bevestigen. Zeker is het dat hij in zijn geschriften nooit den doop

[pagina 381]
[p. 381]

van Joden heeft veroordeeld, wat hij er inwendig dan ook over gedacht kan hebben.

Na vader's dood werd ik naar Engeland gezonden, waar ik in den Joodschen godsdienst zou worden opgeleid. Ik moest studeeren en me op een beroep voorbereiden. Kort daarop verloor ik mijn moeder. Ik was toen 17 jaar oud. Mijn vertrek naar Engeland had ons familileven verscheurd en moeder waarschijnlijk het hart gebroken. De gedachte dat ik haar wensch niet had nagekomen, woog zwaar op mij, en... de straf bleef niet uit: ik werd ongelukkig. De eene helft van mijn wezen lag steeds in strijd met de wereld mijner kindsheid, de andere was er op uit zich aan den nieuwen toestand en aan mijn nieuwe omgeving aan te passen.

Een paar jaren lang onderhield ik, uiterlijk, de voornaamste joodsche gebruiken, ofschoon ik inwendig allen godsdienst had over boord gesmeten. Van de volgende jaren die ik op school doorbracht, zal ik maar liever zwijgen: het was, alles bij elkaar, een waardeloos bestaan. De oorlog vervreemde mij heel en at van mijn familie. Dan begon ik zoetjes aan weer omgang met menschen te zoeken. De oorlogskoorts en oorlogswaanzin namen af; ook mijn overschilligheid in zake godsdienst week, en ik begon in allen ernst naar een bepaald geloof om te zien.

Gedurende den oorlog had ik de High Church leeren kenen; en nu ging ik vooral naar spiritische zittingen en theosophische voordrachten en las boeken over die onderwerpen. Dat liet alles echter geen indruk na. Dan begon ik de openbare lezingen van de ‘Catholic Evidence Guild’ in Hydepark bij te wonen. Dat kan ongeveer drie jaar geleden zijn. Die lezingen bevielen me zeer goed, en dikwijls stond ik daar, urenlang naar te luisteren. Hier vond ik eindelijk spijs en drank. Alleen verstond ik het nog niet, dat alles op mij toe te passen. Want ik voelde me heelemaal onwaardig om katholiek te worden. En dan hield me daarvan af ook, de diep-ingewortelde overtuiging die vader me had ingegoten, dat het nl. niet mannelijk is voor een Jood zijn volk te verlaten.

In Weenen waar ik verleden jaar voor eenige maanden op een Bank de plaats van een engelschen korrespondent waarnam, leerde ik meerdere Joden kennen die tot het christendom waren overgegaan. Ik was verrast te zien dat zij, niettegenstaande hun sterk Joodsch bewustzijn, toch met eerbiedige trouw het christendom verknocht waren. Voor mijn vader hadden ze slechts woorden van lof; en een van hen sprak voor het eerst het gedacht uit dat ik ook christen moest worden. Mijn verwachtingen gingen nu alle ?naar het christendom. Ik hoorde spreken van een kleine groep goede, ijvervolle christenen, de Baptisten te Weenen, van wie men vertelde dat ze een leven leidden heel en al in den geest der H. Schrift. Ik bezocht hun schoone, eenvoudige godsdienstoefeningen, waarbij hun predikant, pastoor Georg Saare, een Estlander, diepen indruk op mij maakte.

Wat ik toen noodig had, was de H. Schrift, en de Baptisten hebben ze mij aan de hand gedaan. Wel had ik intusschen ook kennis gemaakt met twee katholieke priesters, maar ik begreep dat de katholieke kerk als bewaarster van het geloof, te gelijk met het geloof, moest worden aangenomen. Mijn verlangen naar het doopsel was zoo sterk dat ik me op 20 April ll. door Pastoor Saare doopen liet. Mijn bedoeling was in de groote gemeenschap

[pagina 382]
[p. 382]

der christenen te worden opgenomen; maar dat kon enkel, zooals ik toen al ondervond, door katholiek te worden. Ik keerde naar Engeland terug en vertelde aan een bloedverwante wat er in Weenen met mij gebeurd was. Zij zelf was niet katholiek; toch wees ze mij op de noodzakelijkheid voor mij katholiek te worden. Zij bracht me ook in betrekking met Pater Day en van toen af ging alles van zelf. Aan Pater Day en aan die bloedverwante heb ik meer te danken dan ik zeggen kan. Op 19 Oktober werd ik in de kapel van O.L. Vrouw, door den priester die me onderwezen had, in de R. Kath. Kerk opgenomen. Een groot aantal Joodsche bekeerlingen namen aan die plechtigheid deel, en zij begroetten me oprecht hartelijk als een weergevonden broeder. In dezelfde kapel deed ik mijn eerste H. Communis op het feest van den Aartsengel Raphaël.

Moge de Aartsengel die Tobias het gezicht weergaf, ook mij verlichten en me veilig geleiden op mijn verdere levensbaan!’

 

* * *

Het Türmer-Verslag Greiner T. Pfeiffer in Stuttgart heeft de uitgave aangevat van de volledige werken van den hier nog te weinig gekenden grootmeester der duitsche litteratuur: Friedrich Lienhard. Die uitgave zal drie reeksen van werken omvatten, die achtereenvolgens verschijnen. De eerste reeks: ‘Verhalend proza’ - is reeds op de markt gebracht en bestaat uit vier deelen waarvan het eerste begint met schrijvers' jeugdwerk: ‘Die weisze Frau’, waarna de veel gelezen: ‘Helden’, ‘Wasgaufahrten’, ‘Thüringer Tagebuch’. - Het 2e deel is de met enorm succes bekroonde geschiedkundige roman uit den Elzas: ‘Oberlin’, een der schoonste historische verhalen die in de laatste vijftig jaar verschenen; naar men zegt wordt er thans aan een Vlaamsche vertaling van dit mooie boek gearbeid. Het 3e deel geeft de romans: ‘Den Spielmann’ en ‘Westmark’; - het 4e: Jeugdherinneringen en kleinere vertellingen.

De tweede reeks: ‘Lyriek en Dramatiek’, zal in vijf deelen kompleet zijn; de derde, met de z.g. ‘gedachten’-werken, in zes deelen waaronder ook de zeer leerrijke, naar het klassiek ideaal heenvoerende: ‘Wege nach Weimar’.

De uitgave is keurig verzorgd en vormt een prachtige rij heerlijke banden. Elke reeks is afzonderlijk te bekomen.

De beteekenis van dezen protestantschen schrijver en verbreider van duitsche kunst is genoeg gekend. Bij de opkomst van het naturalisme verhief Fr. Lienhard zijn stem voor hoogere, klassiekideale kunstopvatting en wees op den diepen ondergrond van ware persoonlijkheid en echte kunst: eigen aard en eigen land Zoo is zijn werk tegelijk een wal tegen vuilnis en oppervlakkigheid, en tegen de ziellooze kultuur der grootstad.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken