Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925 (1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.91 MB)

Scans (87.58 MB)

ebook (6.53 MB)

XML (2.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925

(1925)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 859]
[p. 859]

Varia

Te Leiden zal in den zomer van 1926 in het museum ‘De Lakenhal’ een tentoonstelling van werken van Jan Steen worden gehouden ter herdenking der geboorte van den kunstenaar in het jaar 1626 te Leiden.

 

Den 19 Januari 1926 zal Hans Sacks 350 jaren overleden zijn. De Weensche staatsopera geeft te dier herdenking een feestopvoering van ‘Die Meistersinger van Nürnberg. Het Burgtheater zal de ‘Fastnachtspiele van den grooten “Schumacher und Pöet dazu’ vertoonen. Verders zullen ook de verschillende Weensche mannenenkoren feestconcerten geven.

 

Te Amsterdam overleed Dr J.A. Derkinderen, directeur van de Rijksacademie van beeldende kunsten. Hij was een der figuren in de kunstbeweging van na het impressionisme. Een pionier. En al de teleurstellingen aan dat baantje verbonden, onderging hij. Zijn eerste groot werk werd door den bestemmeling geweigerd. Zijn streven ging naar een monumentale wandschilderkunst en de verzoening der kunsten in groot architectonisch verband. Hij werkte o.a. met bouwmeester Berlage. Als boekverluchter was hij een origineele kracht. Hij was tegelijk een vaardig publicist. Van huize uit katholiek is hij ook als katholiek gestorven al trad hij echter nooit als zoodanig in het openbare leven op. Twee werken van hem blijven onvoltooid: een groot glasraam voor een handelsgebouw en een levensbeschrijving van zijn jeugdvriend Jan Veth.

 

Edgar Tinel zal het volgend jaar in zijn geboortedorp Sinaai ‘verheerlijkt’ worden. Een commissie is samengesteld en werkzaam voor het inzamelen der gelden. Een beeldhouwer is reeds klaar met een standbeeld-ontwerp.

 

Door de vrienden van het Tooneel werd in den Haag verleden jaar prijskamp uitgeschreven voor Nederlandsche Tooneelstukken. Drie prijzen werden uitgeloofd, 82 stukken ingezonden. De jury is nu klaargekomen met zijn verslag en meldt dat geen enkel werk den prijs werd waard bevonden.

In verband hiermee wijzen wij op den prijskamp voor Nederlandsch tooneel, uitgeschreven door de stad Antwerpen, waarvoor de jury werk van Paul De Mont, Ernst W. Schmidt en Ant. Van De Velde bekroond heeft. In Vlaanderen blijkt dus de tooneelkunst althans kwalitatief te bloeien.

 

In December a.s. verschijnt te Brussel onder den titel ‘Paginas’ een beredeneerde bibliographie in vier talen (Nederlandsch, Fransch, Engelsch, Duitsch), die een index zal zijn op alle Belgische tijdschriften en op de over België in buitenlandsche uitgaven verschenen artikelen op het gebied der volgende vakken: bibliographie, filologie, geschiedenis der letterkunde, muziek, tooneel, beiaardkunst, folklore, beeldende kunsten, bouwkunst, sierkunsten, penningkunde, politieke geschiedenis en aardrijkskunde.

Zullen er o.m. aan medewerken: de hh. prof. Vercouillie, drs Bacha, Bonhomme, Rousseau, Nelis, Apers, De Baive, Van Eeghem Fr. en J. Lyna, André Pols en andere archivarissen, professoren, bibliothekarissen.

[pagina 860]
[p. 860]

De uitgave, geschikt om in brochurevorm te worden bewaard of op fichen te worden geplakt, zal geven: titel, korte inhoud van en desgevallend kritiek op de bijdragen.

Die opzet zal door onze intellektueelen blij worden begroet. Nu gaat zooveel merkwaardigs dat in de tijdschriften verschijnt, verloren. Wordt deze uitgave een sukses dan komen later vast ook wijsbegeerte opvoedkunde enz. aan de beurt.

 

Eeuwfeest Charles De Coster. - Het tijdschrift ‘La Renaissance d'Occident’ stelt het eere- en het beschermkomiteit saam voor het eeuwfeest van Charles de Coster in 1927.

Op het programma: een letterkundige wedstrijd, lezingen, tooneelvoorstellingen, akademische zittingen in de groote Belgische steden, een demokratisch banket, het plaatsen van gedenkplaten.

Te Damme zal een tooneelopvoering plaats vinden en te Brussel een Thyl Uilenspiegelstoet waarvoor ‘La Renaissance d'Occident’ de medewerking vraagt van de zaken- en de kunstwereld.

 

Over Pirandello, ongetwijfeld een van de meest succesvolle tooneelschrijvers van dezen tijd, brengt het Julinummer van Der Gral - waar pater Fr. Muckermann met verzienden blik ‘auf der Gralwarte’ staat - een uitstekend artikel van Dr. Lorenz Kjerbüll-Petersen. We geven daaruit een paar citaten in de vertaling van de ‘Maasbode’:

‘Wat is waarheid?’ vroeg eens Pilatus en uit den geresigneerd-geblaseerden toon waarop de vraag werd gesteld viel op te maken, dat hij geen antwoord verwachtte, het misschien niet wenschte. Toen wiesch hij de handen in onschuld, liet den Leeraar der Waarheid dooden en beschouwde de zaak als afgedaan.

Zoo is het thans precies hetzelfde. Zij, die vragen onder een schouderophalen vormen een legioen, de ernstig zoekenden ma ken nog geen cohort uit. Eenigen zijn er die zichzelf ontvluchten in arbeid en actie, zij vorschen, ontdekken, vinden, beheerschen. Waartoe? Zij weten het zelf niet. Anderen zijn afgestompt, onverschilligheid is over hen heengekomen en doffe zinnendruk. Zij zijn gestorven en weten niet waarom. Over anderen kruist de stortzee van den hartstocht heen en zij brengt de fluisterende stemmen van binnen tot zwijgen. Er zijn echter nog anderen, voor wie de vraag zelf tot vraag geworden is. het probleem tot probleem en dat alles bij elkaar tot spel. Hier zijn we genaderd tot Pirandello.

Pirandello's figuren zijn door den ‘demon van het experiment’, zooals hij het zelf heeft uitgedrukt, uit de retort van den psychischen alchimist als homunculus-achtige wezens in de broeikas zijner dramatische teeltpogingen gezet, waar men hun afzonderlijke ontwikkeling in kunstmatig licht en kunstmatige warmte achter den glaswand kan waarnemen. Pirandello heeft begrepen, wat onze tijd op alle gebieden van het leven verlangt: sensatie tot elken prijs / En hij heeft er slag van sensatie teweeg te brengen. In zijn dramaturgie wordt het water vertroebeld, tot het ondoorzichtig geworden is en wordt een magisch half-duister geschapen zooals dat bij spiritistische séances terecht zoo geliefd is, omdat men er zoo wonderbaar in fluisteren kan. De klare lijnen doezelen weg. Verstand en verdwazing doen als gelijken een

[pagina 861]
[p. 861]

rondedans, banaliteiten phosphoriseeren in een zeldzamen wonderglans en aan het venster buiten staat de waanzin en staart met groote, koortsgloeiende oogen den heksen-sabbath in. Hem is dit rijk en alle kracht en heerlijkheid erin. Want deze kunst kan slechts in het gekkenhuis eindigen en het is geen toeval, dat bij Pirandello ook de grenzen tusschen verstand en waanzin vervloeien en juist dit vloeiende grensgebied hem bijzonder inspireert’.

 

Vlaamsche tooneelliteratuur. - Wies Moens gaf in het Julinummer van ‘De Beiaard’ de lezing die hij op het laatste tooneelcongres heeft gehouden.

Daaruit dit kort, maar juist-gezien citaat:

‘Het levende Vlaanderen, met al zijn spontane, bloemige volkskracht, toch een der landen, die het poverst zijn aan eigen beschaving op ons werelddeel, zag uit zijn boezem de stoutste, de zoetste en de meest melodieuze Leeuwerik opvlerken, aan wiens orgelende lyriek het voorgaande literair geslacht zich kon errichten; in datzelfde Vlaanderen ontstonden van de machtigste en weelderigste bladzijden beschrijvend proza die wij in de laatste decenniën te lezen kregen.

De dramatiek, zij moet er vooral nog te bloeien staan in de schaduw van Gezelle's ekstatiese vleugeling in het lommer van die forse eik die wij Streuvels noemen / Tot het voortbrengen van een moderne toneel-literatuur, die in kracht en betekenis de poëzie van den Tijdkrans-dichter en de realistiese fresco's van de schilder der oogst-vlammen evenaart, zie ik Vlaanderen pas in staat wanneer het eerst voor zich-zelf zal hebben veroverd: een gunstiger “atmosfeer” voor de groei, de uit-groei, van al de levensmogelijkheden, zo materiële als geestelike, dewelke liefdeloze, vijandige of roofzuchtige handen in zijn wezen schennend hebben aangetast’.

 

Erik Satie overleden. - Over dezen merkwaardigen - in 't begin van Juli overleden - franschen componist schrijft Pieter Van der Meer o.m. in ‘Opgang’’:

‘Satie was toen de veel-omstreden componist van ‘Parade’, het ballet van Cocteau en Picasso, waarvoor hij de muziek geschreven had en dat in het voorjaar 1917, onder geweldig tumult van geestdriftige bewonderaars en felle bestrijders - (deze beschouwden ‘Parade’ bovendien als een defaitistischen opzet van de ‘Boches’, zoodat zij tijdens de uitvoeringen in koor ‘à Berlin! à Berlin!’ brulden) door het Russische ballet gedanst werd. Nu is ‘Parade’ een doodgewoon repertoire-stuk, dat op menigeen den indruk maakt van Dostojevski-sche intensiteit.

Satie was toen vijftig jaar, en rond hem groepeerden zich vanzelf een aantal jonge kunstenaars, musici, schilders en schrijvers. Hij, de vijftig-jarige, was wel de jongste der jongeren. Hij wees hun den weg. Hij is altijd een baanbreker geweest. Zijn pianostukken ‘Gymnopédies’ en ‘les Gnossiennes’ (uit 1890) geven Debussvaansche muziek, voordat Debussy zijn weg gevonden had. Na den oorlog componeert hij ‘Socrate’, een oratorium op Socrates' dood, van klassieke zuiverheid. Hij geeft zijn jonge discipelen de richting aan; langen tijd- blijven de ‘Six’: Auric, Taillefer, Durey, Mihlaud, Honegger, Poulenc, hem trouw. Doch eenigen tijd terug komt scheuring. De zes, die ook onderling van

[pagina 862]
[p. 862]

elkaar geraakt zijn, keeren zich af. Maar Satie heeft hun den weg gewezen.

En nu ook, door zijn stillen terugker tot het geloof, eenige maanden voor zijn dood, doet hij het nog, al is het op andere, nu diepbeslissende wijze.

In het begin van dit jaar wordt hij ziek, en opgenomen in het St. Jozefsgasthuis te Parijs. Hij verzoekt Jacques Maritain bij hem te komen, en deze gaat geregeld den zieke bezoeken. Satie vertelt hem, dat hij bidt, dat hij het kruisteeken maakt, maar dat hij bang is openlijk er voor uit te komen tegenover zijn vrienden. Doch met Paschen communiceert hij, in stille verborgenheid in het ziekenhuis. Er is een groot, oneindig erbarmen voor menschen van felle oprechtheid, als Erik Satie’.

 

Uit Marokko komt een bericht dat wederom een eigenaardig licht werpt op de fransche godsdienstpolitiek. De in den strijd tegen de Rifbewoners meermalen vernoemde kolonel Freydenburg is een Katholiek Missionaris, die na den grooten wereldkrijg tot voor kort als zoodanig in Marokko werkzaam was, en nu wederom als soldaat werd opgeroepen. Wanneer zal de fransche regeering eindelijk eens inzien dat ze zich met zulke praktijken den vloek der bespottelijkheid op den hals haalt. Het is een hemeltergende onbeschoftheid van een priestermissionaris te eischen dat hij als soldaat met de wapenen in de hand, ten strijde moet trekken tegen hen, aan wie hij, kort geleden nog, met het kruis in de hand, het Evangelie van den vrede verkondigde.

 

Volgens de laatste berichten bedraagt het aantal Vrijmetselaars thans, ongeveer drie en een half millioen; sinds tien jaren een aangroei van 1300.000. Het leeuwenaandeel komt toe aan de Vereenigde Staten van Noord-Amerika waar 2.752.000 logebroeders verblijven. Dan komt Engeland met 312.000 vrijmetselaars, daarna Duitschland met 80.000 troffelhelden. Frankrijk en Koloniën tellen er 50.000. In Italië zijn er 25.000, in Nederland 8.167, in Noorwegen 6.000, in Spanje 4.700 en in België 4.100. Zweden telt er 4.500, Portugal 3.000, Turkije 2.600, Griekenland, Bulgarije en Oostenrijk ongeveer 1.000.

 

Op 10 April van dit jaar was het honderd jaar geleden dat, door de schuld van zijn ontrouwe echtgenoote, vermoord werd de fransche schrijver Paul Louis Courier die, door de massa thans vergeten, nog steeds door de ‘élite’ graag gelezen wordt. Hem werd, door de Figaro littéraire, een speciaal nummer gewijd dat zeer belangrijk is.

 

In 1925 worden de jaarfeesten gevierd van een heele reeks belangrijke feiten: o.a. het zeyenhonderste verjaring van de geboorte van den eersten franschen kroniekschrijver Jean de Joinville. Daar is wel langen tijd dispuut geweest omtrent zijn geboortejaar, dat men vroeger meestal voor ‘1224 hield; maar thans schijnt het vrij zeker dat Sire Jean in de eerste maanden van 1225 zijn intree in dit tranendal deed. Aan het hof van den prinsdichter Thibaut IV ontving hij een schitterende, literaire opvoeding. In 1248 trok hij ten kruistocht met den H. Lodewijk, en werd diens vriend en vertrouweling. In 1254 kwam hij in zijn land terug en hij leefde er nog tot in 1317. - Op zijn werk, de bekende ‘Mémoires’ is heel wat af te dingen: het mist samen-

[pagina 863]
[p. 863]

hang en orde, 't krioelt van hernalingen, en tegenspraken, en het wordt gekenmerkt door een totaal gebrek aan verhoudingen. Het is ontstaan uit de samensmelting van twee andere werken die, én wat doel én wat eigenschappen aangaat, heel veel van elkaar verschillen. Het eerste van deze werken, de eigenlijke ‘mémoires’ schreef Joinville al in 1272, en wat hij erin vertelt heeft hij persoonlijk gezien en gehoord. Het andere schreef hij pas in 1305 op verzoek van koningin Johanna van Navarre, en het heet: ‘Le livre des sainctes paroles et des bonz faiz de notre roi Saint Louis en het draagt de duidelijke sporen van 's schrijvers hoogen leeftijd. Geen wonder dan, dat uit het samensmelten der twee, een weinig samenhangend geheel ontstaan is. Historische waarde heeft het werk maar weinig: Joinville, die kritischen zin mist en lichtgeloovig is heeft alles neergepend wat men hem vertelde, en t gekste bij voorkeur. Alleen waar hij verhaalt wat hij zelf zag, mag men hem gelooven, want hij is helderziend en oprecht. Maar vooral om zijn psychologische waarde is zijn werk ‘aere perennius’. Twee prachtige zielen leert men er in kennen: die van Joinville zelf en die van den H. Lodewijk. Van zich zelf vertelt Jean graag en veel: we zien hem vechten, gaan en komen spreken, lachen: we kennen hem er uit van a tot z. Hij is dapper als elk goed ridder, maar ook voorzichtig en behendig. Hij is goed en teeder, naïef zelfs, maar houdt toch wel van een grap. Hij is een man van geloof en diepe godsvrucht, maar toch zou hij liever een doodzonde bedrijven dan melaatsch worden. Het kruisvaartavontuur neemt hij op als een plicht, maar feitelijk is hij een huisrat, want eenmaal terug, verlaat hij zijn landgoed niet meer. - De H. Lodewijk is de volmaakte, christelijke ridder: moedig tot roekeloosheid toe, onweerstaanbaar in 't gevecht, edelmoedig na de overwinning, steekt hij ver uit boven al zijn edellieden en dwingt den eerbied af van den vijand. Hij heeft een diep menschelijk en teeder gemoed; hij houdt zielsveel van zijn moeder, zijn vrouw, zijn vrienden, en beweent zijn gesneuvelde soldaten. Boven al en in al is hij een heilige; hij leeft met altijd God voor oogen en handelt steeds om bovennatuurlijke motieven. 't Is juist zijn persoonlijkheid die het boek van Joinville zoo aantrekkelijk maakt, zoo zacht en toch zoo sterk is de uitstraling van zijn heilige ziel. De H. Lodewijk is een heilige die ver uitsteekt boven zijn tijd; Joinville is een mensch, die zeer goed typeert de menschen van zijn tijd en die, zooals Gaston Paris schrijft, een zuiver en zeer eerlijk beeld geeft van het zedelijk peil waarop de toenmalige maatschappij stond onder het tweevoudig oogpunt der ridderlijkheid en van het christendom, van het wereldsch ideaal en van het godsdienstig geloof.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken