Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1926 (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1926
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1926Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1926

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.15 MB)

Scans (58.55 MB)

ebook (5.10 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1926

(1926)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 85]
[p. 85]

Varia.

PIETER FARDÉ. Bij vergissing werd in ons feestnummer vermeld dat dit mooie verhaal ten einde was. In tegenstelling met die vergissing en met veel genoegen, zullen de lezers gemerkt hebben dat reeds in dit nummer het verhaal wordt voortgezet.

 

DRUKFOUTEN. - In het Januari-nummer is een aantal storende zetfouten onverbeterd gebleven. Zoo werd p. 40 Aug. Van Cauwelaert literariter dood verklaard, terwijl daarmee de Liersche doctor A. Verstreken was bedoeld. Verder leze men in de plaats van: vrijzinnigheid (p. 37) Nieuwe Gidsen (p. 44) vrolijkaard (p. 45) en stoomingen (p. 48) respectievelijk: vrijgevigheid, Gidsers, oolijkaard en stroomingen.

 

DE EERSTVOLGENDE NUMMERS zullen o.m. artikels brengen over: Lodewijk Dosfel, door E.H. Van Hammenecker, Locarno, door Fr. Van Cauwelaert, Vernieuwing, door Ing. L.J.M. Feber; - een mysteriespel ‘Sancta Sura’, door F. Van Eeden,, in samenwerking met Jac. Weill; - Verzen van U. Van de Voorde e.a. Kunst-tooneelen poeziekronieken door J. Hallez, G. Walschap en Aug. Van Cauwelaert.

 

DE BEIAARD. - Nu de Beiaard door gemis aan belangstelling is gevallen zal men wel gaan beseffen wat dit tijdschrift vertegenwoordigde in het kultuurleven van R.K. Nederland en hoe jammer het is dat niet die twee- driehonderd nieuwe abonnés konden gevonden worden, die het wellicht in leven hadden gehouden.

In Mork's magazijn ‘brengt H.G. Canegieter bij deze gelegen heid een eeresaluut aan den hoofdbeiaardier Dr. G. Brom en schrijft o.m. ‘Men meene niet, dat historische objectieviteit een eigen ideaal uitsluit. De groote levenskunst is niet: alzijdig te waardeeren en zelf leeg te staan; de groote kunst is: alzijdig te waardeeren met behoud van de geestdrift voor eigen standpunt. Gerard Brom is, welk een zin hij heeft voor het algemeen menschelijke en welk een beminnelijke humaniteit hem den omgang met andersdenkenden uit persoonlijke behoefte doet zoeken, een hartstochtelijk Katholiek. Zijn kerk is hem alles, niet alleen voor zichzelf, maar voor gansch de menschheid’.

 

PAUL CASSIRER. - De tragische dood, op vijf en vijftig jarigen

[pagina 86]
[p. 86]

leeftijd, van den berlijnschen uitgever Paul Cassirer heeft in de Duitsche kunst- en letterwereld een levendige ontroering verwekt. Hij pleegde zelfmoord, heel cynisch, na eerst orde te hebben gebracht in zijn zaken. ‘Paul Cassirer was de held van een drama waarin slechts één persoon zou optreden’ heeft men van hem geschreven. En als men zijn levensloop nagaat, zoo schrijft Ch. Reber naar aanleiding van deze gewelddaad, dan wordt het begrijpelijk dat de zelfmoord voor hem wel een natuurlijk einde was. Sentimenteel en trotsch, verachtte hij alle sentimenteelen. Maar ofschoon trotsch, wist hij edelmoedig te zijn. Tijdens de jaren van ellende, ondersteunde hij stoffelijk alle artisten en schrijvers die gebrek leden, en die hij misprijzend bekeek, nog het meest. Hij was impulsief, in staat te ijveren voor een zaak, ze in een paar uren in elkaar te steken en er al zijn krachten aan te besteden om ze, eenigen tijd later, totaal te verwaarloozen. Hij droomde ervan koopman te zijn van tableaux, uitgever, schouwburgbestuurder en dramaschrijver, en stichter van tijdschriften. Dat alles was hij ook min of meer, zoo in 't voorbijgaan en toch was hij geen dilettante.

Nog heel jong, na eenigen tijd Universiteit te hebben geloopen, schreef hij een roman en een drama die de aandacht op hem vestigden. En op den slag hield hij met schrijven op. Dan sticht hij, met Bruno Cassirer, ‘Die Sezesion’ en zet verder zijn weg alleen voort. Acht dagen slechts heeft hij noodig om zijn groote kunstgalerij, de heele wereld door bekend, op te richten.

In 1916 woont hij te Dresden de eerste opvoering bij van Walter Hasenclever's drama ‘Der Sohn’. Vol geestdrift sticht hij onmiddelijk een groote uitgeverij. Hij publiceert ‘Antigone’ van Hasenclever, de volledige werken van Else Lasker-Schueler, van Kokoschka, van Hatzfeld en anderen; - neemt over de ‘Weissen Blâtter’ van Schickelé en geeft tal van socialistische werken uit. En tegelijk sticht een linkschen politieken en letterkundigen kring, die het vereenigingspunt wordt van alle socialistische leiders en onafhankelijke schrijvers, en die langen tijd neutraal gebied was waar artisten uit alle landen elkaar konden treffen. En opeens, afkeerig van de wending die de revolutie neemt, smijt hij zonder verwijl alles daar neer. Van het expressionisme in de schilderkunst moest hij niets hebben, enkel Kokoschka vond genade bij hem. Maar het impressionisme, dat was zijn zaak en niet enkel duitsche schilders als Corinth, Liebermann en Slevogt heeft hij hun roem bezorgd, maar ook tot de fransche, want van de fransche schilderkunst hield hij bovenmate. Het impressionisme en de revolutie, twee bewegingen waarvoor hij zich had opgeofferd, gingen voorbij; en Cassirer werd architect.

Hij was doorgedrongen op alle terreinen der kunst. Hij had aan alles geproefd, er bleef hem niets meer te beproeven over: daarom maakte hij een eind aan zijn leven.

 

HILARION THANS werkt ijverig en met liefde aan een mysterie-

[pagina 87]
[p. 87]

spel over St. Franciscus, waarvan onze lezers eerlang de primeur zullen genieten.

PAULUS PIUS PERAZZO. - De aartsbisschop van Turijn heeft onlangs het proces geopend voor het onderzoek der deugden en wonderen, beoefend door en geschied op voorbede van Paulus Pius Perazzo die den 22 November 1913 te Turijn overleed, waar hij stationschef was aan de hoofdstatie. Waarom zou er ook geen heilige stationschef kunnen zijn?

 

ANDRE BEAUNIER. - Begin December van verleden jaar kwam de onverbiddelijke dood heel onverwacht den franschen schrijver André Beaunier weghalen op het oogenblik dat hij den schouwburg verliet waar hem zijn ambt van tooneelcriticus had heen gevoerd. Hij was nauwelijks 56 jaar oud. Een zeer talentvol schrijver, die een der eerste plaatsen innam in de pers en in de romankunst. Veel omvattend en zeer veelzijdig, ingewikkeld zelfs, niet in zijn overtuiging want Beaunier heeft nooit opgehouden te strijden voor één enkele zaak, die der traditie - vooral in de politiek, - maar in de verschillende modi zijner werkzaamheid. Immers: romanschrijver, criticus, letterkundige geschiedschrijver, tooneelschrijver: al die epitheta passen, en te recht, op Beaunier. Hij debuteerde met een reeks studies over het symbolisme. Hij is een der beste uitleggers geweest van Verhaeren en van Maeterlinck, van Henri de Régnier en van André Gide. Toen reeds gaf hij blijk van de zeldzame fijnheid van geest die later de groote verdienste zijn zou zijner tallooze werken. ‘Picrate et Siméon’ was zijn eerste succes. Een buitengewoon onthaal viel ten deel aan dit kostelijk werk, vol wijsheid en ïronie, dat de avonturen verhaalt en de colloquia van Picrate, een napkruiper oud-leerling der Ecole Centrale, en van Siméon, huurkoetsier, ex-leerling van de Sorbonne en van de Ecole des Hautes Etudes. Die sappige, origineele, vermakelijke roman, diep van zin onder erg los uiterlijk - hij is niet voor jongens geschreven - liet vermoeden en verwachten dat Beaunier eens de ‘rechtsche’ Anatole France zou worden, welk vermoeden nog bevestigd werd door ‘Le roi Tobol’ philosophische roman, heel vreemd en goed geschreven maar sceptisch en liederlijk en die, wat haast niet te begrijpen is, brokken bevat die niet enkel anticlerikaal maar zelfs gewoon weg smerig zijn. - Maar weldra begon hij met critisch werk en tijdschriftartikels waarin hij zijn zedelijke, sociale en wijsgeerige idées ontwikkelde die hij eveneens in verschillende zielkundige romans heeft vastgelegd. Uit deze periode zijn vooral bekend: L'amour et le Secret; - Suzanne et le plaisir; - La folle jeune fille; - l'Assassinée; - Une âme de femme, die, al is het etiket ‘zedeloos’ misschien wel wat te sterk dan toch allemaal ‘op het randje af’ zijn en heelemaal niet doen denken dat ze door een katholieke pen zijn geschreven; Al zijn helden, aan zichzelf overgeleverd en ontdaan van de buitenwereld, leggen in de konflikten van een dramatisch innerlijk, al de geheime roerselen bloot van

[pagina 88]
[p. 88]

hun verbeelding en van hun gevoelens.. Die werken werden wel hemelhoog geprezen en aangehaald als modellen van zielkundige ontleding, maar de scabreuze en cynische van de meeste hunner doet ze ons als gevaarlijke boeken van kant leggen

In André Beaunier moet geprezen worden de geschiedschrijver van Joubert. De voorbereiding tot deze studie was een werk van schelmsche critiek: Trois amies de Chateaubriand. Daarna had hij aan de hand van onuitgegeven documenten, deze groote, belangrijke studie aangevat, waarvan reeds drie deelen het licht zagen: La Jeunesse de Joseph Joubert, Joubert et la Révolution, le Roman d'une Amitié. - Beaunier heeft zijn best gedaan, om wat orde te brengen in de fransche katholieke letteren, - en daarvoor moet hem dank gebracht - even als voor de mooie onafhankelijkheid waarmee hij recht heeft laten wedervaren aan den groeten, doch te weinig gekenden dichter Louis Le Cardonnel. -

 

R. CHARVAY. - Het algemeen gekende en veel gelezen Parijsch dagblad ‘L'Echo de Paris’ verloor einde December l.l. een zijner beroemdste en talentvolste medewerkers: Robert Charvay. De man was 7 jaar oud. Een echte rasschrijver, een talentvol dramaturg, een parijzenaar van den ouden stempel. Hij was sekretaris geweest van Aurélien Scholl. Zelf ook journalist geworden, bestuurde hij ruim een twaalftal jaren onder den naam van ‘Le Nain jaune’ de rubriek ‘Echos’ in de ‘Echo de Paris’. Geestig en met een glimlach, schalksch en bedaard kon hij in enkele juiste regels, dag in dag uit, de duizenden veranderlijke uitzichten noteeren van het parijsche leven, er de groote en kleine gebeurtenissen van schetsen en in hun gemeenzame polen het beeld teekenen. van de grooten (en kleinen) der derde Republiek in het begin dezer eeuw. Op zijn vijftigste jaar, keerde Robert Charvay zich plots naar het tooneel En zijn eersteling, en samenwerking met Paul Gevault, was een meesterstuk: Enfant du Miracle, zeer komisch en zinnelijk blijspel-met-zang, dat verschillende honderden keeren werd opgevoerd.

Zijn tweede proef, was een tweede succes nog grooter dan het eerste: Mademoiselle Josette, ma femme: een der mooiste en vermakelijkste blijspelen, humoristisch en tegelijk verteederend, van het moderne repertorium dat nog steeds opnieuw wordt opgevoerd en nu, na twintig jaar, nog even als op den eersten dag, den toeschouwer ontroert, bekoort en vermaakt. Robert Charvay schreef ook nog een opérette: Le Fiancé de Tyhlda, - en een dramatisch tooneelspel: Papa Mulot, - en ook, in samenwerking met den betreurden Georges Duval, een zeer schilderachtige en pittig-smaakvolle omwerking voor tooneel van Monsieur Pickwick van Ch. Dickens.

Sinds eenige jaren schreef hij niet meer en bepaalde hij zich bij een ijvervolle vervulling van zijn ambt van commissaris en afgevaardigde bij de geschilpunten der Société des Auteurs dramatiques. Hij was een zeer beschaafd man, een talentvol schrijver, een, van ontelbaar velen belangloos en trouwe vriend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken