Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1931
Toon afbeeldingen van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1931zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5,60 MB)

Scans (478,75 MB)

ebook (5,98 MB)

XML (2,23 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1931

(1931)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 146]
[p. 146]

Boekbespreking

Armand Praviel: Angélique et Sylvie. - Librairie Pion, Paris, - 15 frs.

Op 31 Mei 1784, te Aix in Provence, werd de jonge markgravin Angélique d'Entrecasteaux, dood gevonden in haar bed, de keel opengesneden, slachtoffer van een vreeselijke misdaad. Wie was de moordenaar? Al gauw vielen de vermoedens op haar echtgenoot, ‘Président à Mortier’ aan 't Parlement, een der meest gevierde mannen der vroolijke stad, waar eens de goede Koningin Jeanne haar blijde ‘Cour d'amour’ hield. Sedert een paar jaren reeds was de jonge echtgenoot in de strikken eener ervaren coquette gevallen, en zijn schuldige drift maakte van hem een moordenaar. Men staat versteld voor de snoode, hardnekkige vastberadenheid waarmee hij keer op keer zijn al te deugdzame en geduldige vrouw trachtte om het leven te brengen, tot dien laatsten woesten aanval op Sinxennacht 1784. Te laf echter om de kansen van een proces te trotseeren, vluchtte hij. Door welke samenloop van omstandigheden kwam hij te recht in een gevangenis te Lisbonne, om daar ellendig om te komen, en welke was de houding en het vonnis van het Parlement, te Aix? Dat alles vertelt ons dit mooi geschreven boek, boeiender dan een roman, want het verhaalt eene echt gebeurde geschiedenis.

T.

Alfred Dagan: Frédéric Mistral. Sa Vie et son OEuvre. 1830-1914. - Maison Aubanel Père. - Avignon. - 15 fr.

Schrijver heeft Mistral intiem gekend: zijn handschrift onderwierp hij aan Mistrals weduwe, en 't is op haar aandringen dat hij er eindelijk toe besloot het uit te geven. Het beeld van den grooten dichter, die tevens een hoogstaand man was, rijst er duidelijk omlijnd uit, in al zijn edele voornaamheid. Ook zijn werken worden nauwkeurig ontleed, zoodat zelfs degenen die ze niet gelezen hebben, er een volledig gedachte van krijgen. Treffend is het te bestatigen hoe, van 't begin af, de zelfde lijn door allen gaat, hoe hetzelfde ideaal ze ingaf en droeg: 's dichters groote liefde voor zijne Provence en zijn taal, zijn fierheid over zijn land, en zijn vasten wil om zijn al te lang verwaarloosde taal weer tot haar recht te brengen. Heel zijn werking - zijn gedichten, zijn Provençaalsch woordenboek, zijn ‘Museon Arlaten’. - getuigt van die hartstochtelijke liefde en van dat hoog ideaal. En uiterst belangrijk is het haar te vergelijken met die van Gezelle, en vast te stellen hoeveel deze beide geniale dichters, hetzelfde jaar geboren, in 't gemeen hebben, al zijn ze nog zoo verschillend op menig gebied. Er zou eene interessante studie op te schrijven zijn, want beiden waren edele figuren, en dichters tusschen de grootste.

Het boek van M. Alfred Dagan is waard gelezen te worden.

L.D.

Earl Derr Biggers: Derrière ce Rideau. Traduit de l'Anglais par Louis Postif. - Librairie académique Perrin et Cie, Paris. - 12 frs.

Een der vermakelijkste politie-romans, welke Amerika ons in de laatste jaren gaf: Sir Frederic Bruce, de vermaarde Engelsche detective, komt te San-Francisco aan, waar hij eindelijk de oplossing meent te vinden van eene geheimzinnige, ingewikkelde zaak, waarmee hij sedert jaren bezig is. Op 't oogenblik echter, dat hij de laatste sluiers gaat verscheuren, wordt hij vermoord. Wie is de moordenaar, en wat heeft deze moord te stellen met het verdwijnen van Eve Durand, vijftien jaren geleden? En wie zal het nieuwe raadsel oplossen, van den brutalen, verwaanden Amerikaanschen detective, Flannery, of van den fijnen, stillen Charlie Chan, den Chineezen politieman van Honolulu? Tot het einde blijft het geheim bestaan, en de aandacht geboeid. Voortreffelijke uitspanningslectuur.

L.D.

Gustave Augé: Nos Coeurs de chair. - Maison Aubanel Père. Avignon. - 20 fr.

François Annet is verloofd met een vriendin uit zijne kinderjaren, Jeanne Pastourelle, een braaf en deugdzaam meisje. Doch hij laat zich verleiden door Yvonne, de

[pagina 147]
[p. 147]

nicht van Jeanne, en onder haren verderfelijken invloed laat hij zich door zijne driften meesleepen en verliest zijn geloof. Maar Yvonne bidt voor hem; in den oorlog wordt hij vreeselijk verwond, en verminkt. Yvonne verlaat hem, en hijzelf wordt door wroeging over zijne zonden verteerd. Met Jeanne gaat hij naar Lourdes, waar hij miraculeus geneest. Ze zullen trouwen. Intusschen wordt Yvonne het slachtoffer van een erg ongeval, en ontvangt zoo doende de straf die ze verdiend heeft: de beleedigde moraal wordt aldus gauw gewroken. Het boek - dat eene ware historie verhaalt - is al te preekerig om een kunstwerk te zijn: de zedeles ligt er vingerdik op, en werkt echt hinderlijk. Sommigen zullen het evenwel met genoegen lezen.

T.

Joseph Hergesheimer: Linda. Roman traduit de l'anglais. Préface par André Bellessort. - Perrin et Co Paris. - 12 fr.

Stella Condon wordt door haar man verlaten - we kunnen gissen waarom - voór de geboorte van haar dochtertje Linda. Ze leeft nu het lichtzinnig pleizierleven eener demi-mondaine, om beurten in al de groote hôtels, totdat hare schoonheid verwelkt, en ze uit wanhoop, met een schatrijken jood trouwt. In die middens groeit de kleine Linda op, zonder eenige opvoeding; ze is vreeselijk onwetend; haar mentaliteit is op een verkeerd spoor gebracht door de vreemde princiepen die ze van haar moeder gekregen heeft. Maar eene ingeboren distinctie, een instinctieve deftigheid, een gevoel van eigenwaarde beschermen haar. De hartstocht boezemt haar een onoverwinbaren afkeer in - reactie uit al te talrijke, slechts halfbegrepen indrukken uit hare kinderjaren. Daarom stoot zij Pleydon, dien zij bemint, terug, en huwt ze met Arnaud Hallett, voor wien zij slechts vriendschap gevoelt, maar die meer kieschheid aan den dag legt. En zoo gaat zij door het leven, koud, ongenaakbaar, hartstochtelijk bemind, en toch vreeselijk eenzaam, omdat ze zichzelve niet vergeten en niet geven kan.

Een schoon en boeiend roman. Vooral het eerste deel waar schrijver ons de lichtzinnige, vroolijke moeder en het ernstig, vroegrijpe kind toont, is meesterlijk. Later, al blijft het boek uiterst interessant, schijnt ons Linda's beeld niet altijd bevredigend. We begrijpen niet goed waarom hare kinderen vreemdelingen voor haar blijven; ook niet hoe het komt dat zij, zoo jong gehuwd, niet meer den intellectueelen invloed van haar man ondergaat, en de princiepen welke zij van hare moeder gekregen heeft, niet met denzelfden scherpen blik beoordeelt, waarmee ze na ettelijken tijd haar moeder zelve heeft leeren doorzien. Doch niettegenstaande dat is ‘Linda’ een merkwaardig boek, hoogstwaardig gelezen te worden.

L.D.

Annie Salomons, Verhalen uit het Verre Oosten. - Uit de reeks Nieuwe Romans van de Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Amsterdam. Genaaid Fl. 2.50 - gebonden in keurband Fl. 3.50.

Annie Salomons bezit, zooals vele Hollandsche vrouwen, een benijdenswaardig vertellers-talent. Er is een toon van oprechtheid in haar werk, het gevoel is bij haar geen onbeheerschte hartstocht, zooals bij Jo van Ammers-Küller en consoorten. Haar sukses is dan ook van veel beter gehalte, al dankt zij het gedeeltelijk aan de romantische kleur, die in haar geschriften overheerscht en die we soms wel wat gedempter zouden wenschen.

Deze bundel schetsen - de meeste zijn reeds in tijdschriften verschenen - geeft enkel een zeer oppervlakkigen kijk op het leven van de Oost-Indiërs. De schrijfster heeft maar heel kort in het Verre Oosten gewoond, heeft de kleurlingen waarschijnlijk alleen leeren kennen in hun conventioneelen omgang met de ‘oudere broeders’ en waagt zich dus niet aan het ‘ontraadselen der Oostersche ziel.’ Daarvoor verdient zij onzen innigsten dank. We hebben genoeg van al die toeristen-filosofie.

Zij beschouwt de Oostersche wereld van het standpunt der Hollanders uit, en schijnt het ‘oudere-broederschap’ van de blanken ernstig op te nemen. Op haar best is ze in de serieuze verhalen o.a. het eerste en het laatste. Tusschen de grappige of tragikomische is er eigenlijk maar één interessant: dat van Siti Soendali, die zou gaan trouwen. De kunst om van niets iets te maken door een smakelijke inkleeding verstaat Annie Salomons niet zoo goed als bv. Jef Simons. Sommige bladzijden lijken ook wat al te sentimenteel, zooals in het verhaal van het hondje, dat zijn jeugdig leven voor keukendoeleinden moest laten; de overigens heel goede novelle Zuster Elizabeth, die in Dietsche Warande verscheen, heeft een beslist melodramatisch slot.

[pagina 148]
[p. 148]

Van al de gestalten uit het boek zijn er twee me min-of-meer bijgebleven: het vrouwtje van den civiel-gezaghebber uit de eerste schets en die slang van een Siti Soendali. Het bundeltje behoort tot de goede, knap-geschreven ontspanningslektuur.

J.D.B.

Dr. I. Zeehandelaar: Geestelijke Hygiëne. - Sexueele en lichamelijke gezondheid door opvoeding. N.V.H.P. Leopold's Uitg. - Mij., Den Haag.

In het eerste hoofdstuk wordt den onbevoegde respekt voor het ‘nieuwe vak’ ingeboezemd door allerlei geleerde Grieksche woorden, maar naderhand slaat de schrijver een vulgariseerenden, anekdotischen toon aan, zoodat de gewone lezer moed vat om te zeggen wat hij aan dit werkje heeft: het is immers voor gewone lezers en niet voor specialisten bestemd.

Intusschen is geestelijke hygiëne absoluut geen nieuw vak. Alle opvoeders, die hun naam verdienden, hebben er steeds hun aandacht aan gewijd, al luidde de doelstelling dan ook anders dan in den titel van dit boek. Vele van de hier verkondigde waarheden zijn dan ook oude bekenden, de meeste nieuwe dateeren van Freud, - een goed stuk van de verkeerde opvattingen zullen wel tot Rousseau terug te voeren zijn.

De schrijver wil aantoonen hoe de mensch in zijn normale ontwikkeling kan gehindert worden, soms totaal misgroeien tengevolge van uiterlijke invloeden, die innerlijke stoornissen teweegbrengen. De aldus ontstane complexen doen zich niet alleen op geestelijk, maar ook op lichamelijk gebied gelden. Natuurlijk moeten die stoornissen zooveel mogelijk vermeden worden. Als de schade echter is toegebracht, kan ze niet door verdringing of onderdrukking van het storende element, maar enkel door een echte bevrijding hersteld worden: openhartig, taktvol onderzoek en het scheppen van een atmosfeer vol vertrouwen en goeden wil.

De daad, het voorbeeld van een volwassene brengen dikwijls de stoornis teweeg. De schrijver kant zich tegen elke opvoedingsmethode, die op strenge uiterlijke tucht en straf berust. Straf, en zelfs scherpe vermaning zijn uit den booze, - door hun persoonlijkheid moeten de ouders leiden, haast onmerkbaar en zonder sankties. Heel dikwijls wordt veel wat goed en gezond is in het kind onherstelbaar door den opvoeder verknoeid, met de beste bedoeling van de wereld. Denk maar aan het ziekelijk minderwaardigheidsgevoel, dat velen op de school opdoen. De schrijver hecht veel meer belang aan het voorbeeld, aan de omgeving, dan aan de opzettelijke opvoeding. Daarin heeft hij natuurlijk gelijk. Waar hij alle sankties afwijst loopt hij verkeerd. Vermits de ouders een deel van de natuurlijke sankties uitschakelen: moeder houdt de kleuter terug, die niettegenstaande strenge waarschuwing, de gloeiende kachel wil omhelzen - moeten ze er andere, doeltreffende in de plaats stellen, anders leeren de kinderen nooit dat het kwaad nadeelige gevolgen heeft.

Groot gelijk heeft de schrijver o.a., waar hij een redelijke sexueele voorlichting - vooral niet te lààt - als een belangrijk onderdeel van de geestelijke hygiëne beschouwt, - ongelijk waar hij gemeenschappelijke voorlichting op school als redelijk aanprijst. Ook inzake coeducatie kunnen we niet meegaan.

Zoo worden meer en min interessante theorieën en gevallen zonder veel orde of systeem doorheen het boek verweven. De aangeduide gang wordt heelemaal niet gevolgd. De schrijver werkt volgens een soort associatie-systeem; het eene geval herinnert hem aan het andere, van zijn hoofdthema laat hij zich telkens langs vele zijwegeltjes afleiden. Dit maakt het boek niet minder leesbaar, maar tenslotte weet men niet goed waar hij naartoe wil, behalve voor de paar hoofdideeën, die ik hierboven weergaf.

Nuttige wenken zijn er in het boek ongetwijfeld te vinden, - maar ze zullen enkel diegenen van dienst zijn, die kunnen schiften, en die reeds een stevig gegrondvest opvoedingssysteem hebben.

O.V.B.

Willy Corsari, Gestalten in een Spiegel. N.V.H.P. Leopold's Uitgevers-Mij., Den Haag. - 1950. Ingenaaid Fl. 2.90, gebonden Fl. 3.90.

Bij het verschijnen van dezen ‘roman’ is er drukte gemaakt over schrijvende dames. Ik zie niet goed in waarom juist zoo'n tamelijk onnoozel boek de aanleiding moest leveren. Vroeger zijn er toch boeken genoeg uitgekomen, waarbij zoo'n debat de moeite zou geloond hebben: ‘Het Spiegeltje’ van Ina Boudier, een paar werken van Top Naeff, ‘Orpheus in de Dessa’, ‘De Wake bij de Brug’, ‘Het Dure Moederschap’

[pagina 149]
[p. 149]

van Augusta de Wit, en ‘Sprotje’ van Margo Antink. - Maar neen, om te bewijzen dat alle vrouwenschrijvelarij uit den booze is, moeten de werken van Jo van Ammers dienen en het meesterstuk van deze dame, die haar produkten gewoonlijk in Duitsche en Hollandsche Magazines publiceert, verschrikkelijk romantisch is, bedreven in een wuft-zwoelen, half-mondainen trant, - diepzinnige titels verkiest en haar onderhavig boek inleidt met een would-be diepzinnig vers van Longfellow. Ik laat het hier, als bewijsmateriaal tegen Willy Corsari volgen:

 
For the soul is dead that slumbers
 
And things are not what they seem.

In onzen bakvischtijd zouden we daar drie groote uitroepingsteekens achter gezet hebben...

Willy Corsari schrijft knap, gemakkelijk en een tintje poëtisch. Ze weet uitstekend een stemming aan te geven, en vooral een angst-en-begeerte-stemming. Ze kan zelfs verscheidene bladzijden lang boeien; maar als ze met spitsvondige psychologie afkomt is ze verloren. Dan geeuwt de lezer.

Misschien is het wel eerder om de enkele aangeboren hoedanigheden, die het publiek van een bepaald gehalte eeuwig zullen bekoren, dat de heeren der schepping zoo tegen een reeks ‘schrijvende dames’ te keer gaan. Het moet inderdaad hatelijk zijn, dergelijke lektuur ingang te zien vinden, terwijl diep-hartstochtelijk, bezield werk van jonge schrijvers zoo'n zwaren strijd te kampen heeft. - Maar laten de critici niet te gauw veralgemeenen. Als er van de Hollandsche romanlektuur der laatste vijftig jaar iets blijft, dan zullen er alvast een paar vrouwenboeken bij zijn.

Dit romannetje zal daarvoor helaas niet in aanmerking komen. En ook niet als ontspanningslektuur voor volwassenen: die zullen de verwikkelingen te naïef vinden. Evenmin voor jong volk: het heele verhaal is te scheef als opzet en de zwoele dampkring is te overtuigend weergegeven.

J.D.B.

Joseph Ryelandt: Beknopte Muziekgeschiedenis tot in 1900. Dienstig voor Schoolonderricht. Vertaald door August Cornelis. - Desclee, De Brouwer en Cie, Brugge.

In de zes hoofdstukken van dit klein boekje van vijftig bladzijden, geeft schrijver een uiterst beknopt, maar toch algemeen overzicht der muziekgeschiedenis, in haar groote lijnen, heel practisch voor jonge leerlingen, klaar en aangenaam om lezen. Het werkje is daarbij nog met een aantal portretten van toondichters opgeluisterd.

T.

C.F. Andrews: Indië en de strijd tegen het Westen, vertaald door C. Schipper-Kastein. - Van Loghum Slaterus. Arnhem.

In dit boek bedoelt schrijver een beschouwing te geven over de oorzaken van den wrok, die in Indië altijd scherper tegen Engeland wordt, vooral sedert de instelling der Commissie-Simon. Hij heeft lange jaren in Indië gewoond, is het Indische volk diep genegen, en heeft nauwe vriendschapbetrekkingen gesloten met Rabindranath Tagore en Gandhi, de leiders der Nationalistische Beweging in Indië. Met warme waardeering spreekt hij over die hoogstaande mannen, die door woord en voorbeeld een nieuw Indië geschapen hebben. Tevens beklaagt hij Engelands verblindheid die door tal van onbehendige maatregelen de Indiërs altijd dieper kwetst, en de kloof tusschen de twee landen als met opzet verbreedt. Vooral Lord Birkenhead, minister voor Indië, heeft het verkorven, en verbittering en vijandigheid veroorzaakt, die vroeger niet bestonden. De Indiërs zijn zeer gevoelig waar het hun ras geldt, en nemen niet aan als een minderwaardig volk behandeld te worden. Benevens vele grieven van oekonomischen aard, schrijnt nog het meest dat vooroordeel tegen het ras, dat Engelands mentaliteit sedert den oorlog, langzamerhand verandert. De Indiërs, die over hunne eeuwenoude beschaving fier zijn, willen niet vergeleken worden aan de Zuid-Afrikaansche negers.

Het boek is aangrijpend. Het geeft een belangwekkenden kijk op den huidigen toestand, en laat ons in de ziel van Gandhi dringen.

T.

Pierre Delsuc: La Rude Nuit de Kervizel. Roman Scout. - ‘Editions Spes’. Paris. - 10 fr.

Schrijver van dit onderhoudend boek is een twintigjarige ‘Scoutmestre’, die de

[pagina 150]
[p. 150]

ziel van de Scouts goed kent en de vlam van geestdrift en naastenliefde weet er in aan te wakkeren. Zijn roman verhaalt ons de dramatische verlossing van een Russisch ingenieur. Michel Bragoff, sedert twee jaren in het verlaten kasteel van Kervizel, in Bretanje, gevangen gehouden. Een groep Scouts, campeerend op de kust, dichtbij, ontdekt bij toeval zijn treurig lot. Hoe zij het plan vormen hem te doen ontsnappen: welke gevaren zij te trotseeren hebben, en met welken heldenmoed ze hun leven en het zijne tegen zijne vijanden verdedigen, en eindelijk zegevierend uit den strijd komen, wordt met veel talent verteld, en zal door alle jongens van 12 tot 18 jaar met heete belangstelling gelezen worden.

T.

H.G. Cannegieter: Grootvaders glorie. Het verhaal van den tiendaagschen veldtocht. Uitgave P. Noordhoff N.V. 1930. Groningen.

De Hollandsche historicus Cannegieter heeft in dit boekje het dagboek overgeschreven dat zijn grootvader hield tijdens den tiendaagschen veldtocht in België, als kapitein bij de Friesche mobiele schutterij. Van beroep was deze schutter doctor in de medicijnen en de nuchterheid die de heeren van dit bedrijf gewoonlijk kenmerkt, maakt van zijn mémoires iets zeer aantrekkelijks. Wat hier over drinken en eten gesproken wordt is bijna zoo erg als in een roman van Timmermans of als in Im Westen nichts neues. Tot aan de Belgische grens is het natuurlijk een pretje geweest, de kapitein zorgt voor genever, de heeren officieren hebben ‘een biefstukpartijtje’, de troepen zingen onder gejuich van het volk ‘Zouden muitelingentrouwe Friezen dwingen’, de kapitein vermaakt zich met knikkeren samen met den president van de rechtbank te Eindhoven enz. De eerste Belgen die men ontmoet spreekt men naar classiek hollandsche beleefdheid in het Fransch aan. Men komt in Moll, ‘een zeer schoon en groot dorp’, men arriveert te Beverloo dat men - God beware me - ‘een groot schoon dorp’, vindt met ‘een brillante kerk en toren’. Men plundert Beringen schaamteloos en brutaal en Cannegieter teekent de zaak heel objectief op.

Krijgshaftig waren die heeren niet, naar volgende passus getuigt: ‘Wij mogten zoo dapper zijn als wij wilden, liefst trokken wij zoo ver mogelijk voort zonder vijanden te ontmoeten’. Ten slotte wordt er ook wel gevochten, bij Kempt, bij Leuven enz. en schutter Cannegieter keert behouden naar huis.

Zijn kleinzoon heeft amusante plaatjes gekozen als illustratie voor dit interessante, soms burleske en vaak naïeve document.

Dr. J.A. Goris.

E.J.J. Kocken: Ter dateering van Dante's Monarchie. Uitgaven van het Instituut voor Middeleeuwsche geschiedenis der Keizer Karel Universiteit te Nijmegen, onder redactie van Prof. Dr. W. Mulder S.J. Nijmegen. Utrecht, 1927.

De Monarchia is een der kleinere schriften van Dante en werd in het Latijn gesteld. Enkele Duitsche geleerden hebben authenticiteit van het werk betwist op gronden die niet zeer ernstig moeten opgevat. Maar zooals de schrijver in zijn inleiding zelf opmerkt, sedert Harnack in 1900 aantoonde dat de grieksche fragmenten die Prof. Pfaff in 1715 onder den naam van St. Irenaeus uitgaf, behendige fabrikaten van zijn hand waren, is men wantrouwig geworden.

De Monarchia is een pleidooi voor de wereldmonarchie; wat het tijdelijke betreft zij geeft getrouw de gedachten van Dante weer zooals die in zijn verdere geschriften verspreid liggen. De Keizer ontvangt zijn gezag niet van den Paus, wel rechtstreeks van God. De Paus ook heeft een rechtstreeksche goddelijke opdracht. Beiden beheerschen de wereld in haar geheel. Dit betoog werd geschreven toen het Roomsche Keizerrijk reeds in de schaduw lag en paar de woorden van James Bryce lijkt het meer een Grafschrift, dan een apologie.

Wij bezitten in het Nederlandsch slechts enkele kleine bijdragen tot de studie van Dante en zijn werk, die van wetenschappelijk gehalte zijn. Het meerendeel der publicaties bestaat uit leesbare vulgarisatiewerken en biografieën. De Eerw. Heer Kocken heeft met deze studie de reeks uitgaven van het Instituut voor middeleeuwsche geschiedenis der Keizer Karel Universiteit te Nijmegen op zeer degelijke wijze ingezet. Hij situeert de Monarchia tusschen het anonieme tractaat Non ponant laici os in coelum en De Potestate Papae van Hendrik van Cremona en concludeert tot de authenticiteit. Hij trekt ook argumenten uit de innerlijke waarde van het geschrift en is met Pater Mulder de meening

[pagina 151]
[p. 151]

toegedaan dat het niet mag bogen op de hooge verdiensten die anderen, als prof. Struycken, eraan toeschrijven. De slotsom van zijn betoog is dat de Monarchie geschreven werd en voltooid tusschen Augustus en September van 1301.

Dr. J.A. Goris.

Alphonse de Marneffe: Kniajna Dodol. Poème, Ed. Lemerre, Paris.
Alphonse de Marneffe: L'Etrier de Pegase, Ed. J. Luyckx, Bruxelles.

Deze Pegasus is maar een houten hobbelpaard.

D.W.B.

Volksgeloof, door E.E. Gewin. - 1930. Groningen, Noordhoff. 76 bl.

De voornaamste verdienste van dit werkje zal wel zijn: zeer vlot geschreven en dan ook aangenaam lezende vulgarisatie te zijn, een verzameling van allerlei anecdoten en wetenswaardigheden over ‘volksgeloof’, waarbij men dan telkens wetenschappelijke verklaring verwacht. Deze blijft evenwel door den band achterwege. Bedoeling van den schrijver lijkt niet anders te zijn dan, langs den weg van een viertal hoofdstukjes ‘Over het zoogenaamde bijgeloof’, ‘Teekenen’, ‘Overstuurmakende krachten’, ‘Afkloppen’ op zoo prettige wijze mogelijk den lezer vertrouwd te maken met een reeks interessante uitingen van volksgeloof. Tot zoover is hij er dan ook uitstekend in geslaagd, al kan men betreuren dat de schrijver zich systematisch onthouden heeft van verklaring, onder het voorwendsel dat ‘het primitieve denken en dus ook de traditioneele voorstellingen en gebruiken... voor ons, cultuurmenschen, veelal ondoorgrondbaar’ zijn.

Op gevaar af pedant te zijn heb ik me verwonderd over het gebruik van sommige vreemde woorden, zooals op bl. 5 exorsatie voor exorcisme, op bl. 6 filigram voor filigraan, bl. 28 begaafd met premonitie, bl. 37 den dood van den gesuccombeerde.

T.D.

Lya Berger: L'impasse (Jeunes Femmes et Jeunes Filles). Fayard et Cie. Paris. - 5 fr.

Roland Gérainval is verloofd met Claire Fernandat, eene rijke erfdochter. Zij bemint hem hartstochtelijk, terwijl hij slechts achting en genegenheid voor haar over heeft. Zoodra Nancy de Bréaumont op zijn weg komt, wordt hij op haar verliefd, en wil zijn verloving breken. Maar Claire wordt het slachtoffer van een vreeselijk ongeval. Uit medelijden blijft hij haar getrouw, al is zijne positie in schijn nog zoo moeilijk en valsch, al wordt hij verdacht het slechts op haar fortuin gemunt te hebben. Pijnlijke tijden volgen, zoowel voor hem en Nancy, als voor Claire, wier oogen allengskens open gaan, en die na langen strijd eindelijk, overwonnen door Nancy's edelmoedige toewijding, haar egoïstische liefde en opstandigen hoogmoed eindelijk inziet, en het zware offer van heel haar levensdroom brengt. Roland zal met Nancy trouwen. Dat alles, vlot en eenvoudig verteld. Een aantrekkelijk boek voor jonge meisjes.

L.D.

A.P. Smits: Rotsplanten en haar toepassing in onze tuinen, met 54 afbeeldingen.
J.M. Van Houten: Tuinplanten, met 50 afbeeldingen.

Beide uitgaven van W.L.J. Brusse te Rotterdam.

Al wie maar een lapje tuin heeft zou zich vast deze twee deelen uit de ‘reeks voor liefhebbers’ moeten aanschaffen; en wie er geen heeft koope ze toch. Het zijn buitengewoon verzorgde handboeken over het leven en de verzorging van tuin- en rotsplanten en de overvloedige illustraties zijn zeldzaam verzorgd.

W.B.

Jan Lauweriks: Moderne Woninginrichtingf met afbeeldingen. Pr. 1,50 gl.
C. De Lorm: Het gezellige Binnenhuis, met 26 afbeeldingen. Pr. 1,50 gl.
Gust Havelaar: Het moderne Meubel, met vele afbeeldingen. Pr. 1,50 gl.
Uitgegeven van W.L.J. Brusse te Rotterdam.

Allen die een huis willen bouwen of meubileeren zou ik dringend willen raden er niet mee aan te vangen vóór ze deze drie uitstekende, praktische en door ter zakebevoegden geschreven handboekjes hebben ingezien. De resultaten van het moderne streven in schilder- en beeldhouwkunst en literatuur mogen vaak betwistbaar en betwijfelbaar zijn, maar op het gebied der decoratieve en toegepaste kunsten heeft dit streven resultaten bereikt die in elk opzicht een verovering en een verrijking beteekenen. Wie gezien heeft tot welk een resultaat van handige, karaktervolle en tevens goedkoope woningskunst men is gekomen, zal zich schamen nog langer te wonen in een ongezellige, protserige karakterlooze stijlloosheid.

D.W.

[pagina 152]
[p. 152]

P. Koekoek: De Avonturen van Max en Kees. Uitg. Gebr. Kluitman, Alkmaar.

Onschuldige avonturen van een tweetal Haagsche jongens op school en op verlof. Prettig geschreven.

Fr. Rozenbosch: Winterbloemen. Uitg. Lannoo, Thielt.

Er is geen mensch ter wereld, behalve dan de schrijver zelf, die zich over dit boekje vergissen kan: 't is niks.

D.W.B.

N.L.M. Van Leeuwen: Epiek en Lyriek. Uitg. J.B. Wolters, Groningen, Ing. 3,50 gl., geb. 3,90 gl.

Dit handboek is bedoeld als leesboek voor de 3e (middel-)klasse van H.B.S., gymnasium, lyceum en kweekscholen; en geeft een karakteristiek met een rijke keus van voorbeelden van de epiek en de lyriek, in hunne verschillende vormen: het geschiedverhaal, de sage, de mythe, de roman, de ballade, de ode, het leerdicht, enz.

Na de karakteriseering van elk deel en onderdeel volgt een interessante keuze van voorbeelden uit de nederlandsche en de buitenlandsche literatuur maar het wil ons voorkomen dat deze uitgave niet aan belangrijkheid zou hebben ingeboet, indien de samensteller wat meer belangstelling had betoond in de literatuur van Vlaanderen.

Dr. L D.S.

Just Havelaar: Zwerftochten. Uitg. N.V. Van Loghum Slateries, Arnhem.

Just Havelaar was een verliefde zwerver die naar rust in Schoonheid zocht. Hij zag de wereld als iets reëels en onreëels tegelijk. Hij zocht steeds naar de geestelijke kern der dingen. Zijn zwerftochten naar de schoonheid van natuur of menschelijke schepping: naar het Zwitsersche hoogland, naar Brugge, naar Chartres, naar de romantische schoonheid der oude duitsche steden, naar den luister van een herfestelijk bosch, kregen bij Havelaar de wijding van een bedevaart.

Deze bundel bevat tevens twee fragmenten uit zijn verblijf in het hospitaal, dat hij niet meer verlaten zou. Zijn weduwe heeft deze opstellen gebundeld en hiermede een wensch vervuld van dezen te vroeg gestorven, edelen mensch.

Dr. L.D.S.

Jozef De Cock: Doove netels. Uitg. Steenlandt, Kortrijk.

Indien Jef De Cock niet tegelijk met de professorale en met de priesterlijke waardigheid bekleed was, zou ik zeggen: hij verdient, ondanks zijn maximalistische gevoelens, te worden uitgehangen tusschen de kleinmoedige Vlaamsche defaitisten. Het is onvergeeflijk inderdaad dat iemand die van den Lieve Heer in deze mate de gave van vertellen heeft ontvangen, zich zooveel jaren, met een niet te bewegen koppigheid, tot zwijgen en tot staken heeft gedoemd.

Intusschen is de uitgave van deze verspreide verhalen een welkome Kerstgave.

Dr. L.D.S.

J.H.F. Kohlbrugge: Systematisch en beschrijvend Leerboek der Volkenkunde. Uitg. J.B. Wolters, Groningen. Pr. 11,50 gl.

Dit standaardwerk is het resultaat van een jarenlangen, synthetischen arbeid. Men moge over sommige opvattingen of beweringen met den schrijver van meening verschillen; het blijft een werk van bijzondere beteekenis. Het is de bedoeling van Kohlbrugge geweest een etnologische beschrijving der volkeren te geven, waarbij evenwel het eene volk uitvoeriger werd behandeld dan het andere. Schrijver gaf de voorkeur aan de typische, de geïsoleerde en de meest primitieve, en in natuurlijke toestanden levende volkeren.

J.W.B.

Zerkaulen: Musik auf dem Rhein. Verlag Herder & Co Freiburg i. Breisgau. 332 S. Pr. 5,60 M.

Van al de herinneringen in een menschenleven blijven de jeugdherinneringen het liefst en het diepst. Waar de omstandigheden een schrijver ook heenvoeren mogen, telkens keert hij met een onverholen voorliefde terug naar het land zijner kinderjaren. Een kind schijnt niet zoo heel veel te hooren of te merken van zijn omgeving, maar wanneer ge ziet hoe schrijvers uit het land hunner jeugd, dat ze soms sedert jaren hebben

[pagina 153]
[p. 153]

verlaten, het beste van hun kunnen en kunst scheppen, merkt ge hoe diepe prenten in het kinderhart elk woord en ding geslagen heeft.

De duitsche romancier Zerkaulen woont thans te Dresden; maar zijn jeugd heeft hij doorgebracht aan den Rijn, te Bonn. Naar Bonn, die tevens de geboortestad is van Beethoven is zijn verliefde droom teruggekeerd; en hij heeft iets van zijn eigen jeugd beschreven in de jeugd van Beethoven. Want de tijd waarin Beethoven geboren werd en opgroeide, vertoonde dezelfde teekenen als de huidige strijd der volkeren, opstand en politieke chaos.

Zerkaulen heeft het beeld van Beethoven met gewetensvolle objectiviteit geteekend, maar daaromheen iets geweven van zijn eigen liefde en droom.

W.B.

Jacob Wassermann: Christiaan Wahnschaffe. Roman in twee deelen, I Eva; II Ruth.
Jacob Wassermann: Het Ganzenmannetje.

Beide vertaald door Nico Van Suchtelen en uitgegeven door de Wereldbibliotheek Amsterdam.

Jacob Wassermann heeft in ‘Die Kunst der Erzählung’ zijne opvattingen over de verhaalkunst uiteengezet. ‘Glaubst du denn’, schrijft hij daar, ‘dasz es Laune ist oder Trotz oder die eitle Lust zu verblüffen, was unsere Besten in ihren besten Stunden bewegt? Sie sind nicht Eigenwillige, sie sind Geschöpfe der Zeit, in ihnen kristalisiert sich die Schnsucht und das geistige Bedürfnis der Menschheit.’ De dichter en de romanschrijver moeten naar Wassermann's meening zijn: het geweten van hun tijd. Niet enkel naar den inhoud, ook naar den vorm geeft Wassermann's werk een beeld van zijn tijd; zij het slechts een fragmentarisch beeld. Men vergelijke even ‘Het Ganzenmanneken’ dat tusschen 1911 en 1913 werd geschreven, met Christiaan Wahnschaffe, dat in de oorlogsjaren is ontstaan en voltooid werd in 1919. Er is een grootere onrust, niet enkel in het wezen, maar in den bouw en de behandeling zelf van Christiaan Wahnschaffe. Wassermann heeft altijd het werk van een romancier beschouwd als een spiegel waarin de schrijver zijn eigen innerlijk beeld zou speuren; en deze drang, dit zoeken naar dit smartelijk pogen van den literairen schatgraver naar de brokstukken die zijn eigen levenservaringen hebben achtergelaten, komt in Chr. Wahnschaffe met verhevigden drift tot uiting. J. Wassermann is ook buiten de grenzen der duitsche literatuur een romancier van beteekenis. Maar tegenover zijn oostersche sexualiteit dient met nadruk te worden gewaarschuwd. Voor een zij het beknopte inhoud van beide omvangrijke verhalen ontbreekt plaats.

W.B.

Heinrich Federer: Das Wunder in Holzschuhen. Geschichten aus der Urschweiz. 41 bls. 46 Tausend. Freiburg im Breisgau. Herder & Co G.m.b.H. Verlagsbuchhandlung. Pr. 1,20 M.
Heinrich Federer: Eine Nacht in den Ubruzzen. Mein Tarcisius Geschichtlein. Freiburg im Breisgau Herder & Co G.m.b.h. Verkogsbuchhandlung. Pr. 1,20 M.

Twee schattige boekjes die ge koopen zoudt zonder ze open te slaan, want ze bevatten vertellingen van den grootsten katholieken verteller in de moderne Zwitersche literatuur; en de uitgaven zijn zuivere juweeltjes van boekdrukkunst.

De prijs dezer uitgaven is nu ook zoo laag geworden dat ieder zich de vreugde van deze warme, bekoorlijke verhalen gunnen kan.

Stefan Zweig: Noodlotsuren der Menschheid. Vijf historische miniaturen. Vertaling van Reinier P. Sterkenburg. Uitgave: J. Ploegsma-Zeist.

Er komt haast in ieder menschenleven een moment, dat beslissend is voor zijn heil of zijn ondergang. Sommigen krijgen meer kansen in hun leven; de meesten krijgen er maar een. Een minuut te vroeg of te laat toegrijpen beteekent hetzelfde resultaat: het beteekent mislukken. De kans wil gegrepen worden op het verrassende en vluchtige beslissende moment. S. Zweig heet dit noodlot's uur; wij heeten dat: Voorzienigheid's uur.

Wat dit uur beteekend heeft voor Napoleon op het slagveld van Waterloo; - voor Goethe, te Marienbad; - voor J.A. Suter, de rijkste en de armste man ter wereld; - voor Dostojewski en voor kapitein Scott, die enkele uren na Amundsen de Zuidpool

[pagina 154]
[p. 154]

bereikte, dat maakt S. Zweig voelbaar in zijn kleinen bundel ‘Sterrenstunde’, dat de vertaler in ‘Noodlotsuren der menschheid’ heeft omgezet. Vijf historische miniaturen in synthetische, geladen zinnen. De uitgave is keurig.

Dr. L.D.S.

Nieuwe uitgaven

Vier leuke kinderboekjes, uitgegeven door L.C.G. Malmberg, 's Hertogenbosch: I. Toen Jantje droomde, van B.F. Martens, illustr. van E. Van Hagendoorn. - II. Hoe de apen ontstaan zijn, verteld en met plaatjes versierd door Louis Manche. - III. De Kabouters en de Rooie Kool, door R.V. Zwegers, geïll. door Harry van Amelvoort. - IV. Maria's Lieveling, door Br. Martinus, ill. van Joub Roteiv.

En voor grootere jongens heeft de firma Malmberg nog vier andere spannende verhalen uitgegeven: I. De twee Vriendjes, door Zr M. Teresa. Geïllustr. door H. Van Amelsfoort. Prijs 12 fr. - II. Klaveren-Drie, door J.V. Burgers, met illustraties van P. Geldorp. Prijs 17,50 fr. - III. Om 'n Schat, door M.S. Gross. S.J., met illustraties door Rob. Graafland. Prijs 26 fr. - IV. De Vlammende Woestijn, door B.V. Zwegers, met illustraties van W. Huysmans. Prijs 30 fr.

Wie een boek zoekt voor zijn jongens heeft dus maar te kiezen.

Verschenen:

Hedwig Courths-Mahler: I In stilte gebouwd, II De verloren Ring. Beide vertaald door A. Vierhard-Berkhout en uitgegeven door J.T. Swartsenburg, Zeist.
Raoul Plus S.J.: God in ons. Uit het fransch vertaald door G. Van Gestel S.J. 4e druk. Uitg. Veulengs' uitg. maatschappij, 's Hertogenbosch.
Katholiek en Vlaamsch Studentenleven te Leuven. Blauwvoet-uitgaven, Leuven.
Raoul Plus: Wat is het religieuse Leven? Vertaald door J. Munnekan pr. Uitg. Teirlings, 's Hertogenbosch. Pr. 10 frank.
J. Tersreeg: De Uitgever en zijn Bedrijf. Uitg. Nederlandsche uitgeversbond, Amsterdam.
P. Leopold C.D.: De Ontwikkeling der Radiotoestanden in Nederland. Prijs 2 fr. Uitg. Centrale Radio-Technische Club, Huidevettersstraat 21, Antwerpen.
De Vlaamsche Drukkerij, Minderbroederstraat, Leuven gaf twee nieuwe missieverhalen uit:
Walter Klingers Wereldreis, door Franz Weizer S.J. Prijs 14 fr. De Groote Zwartrok, P.J. De Smet S.J. Ie deel: Naar het Rotsgebergte.
Wie reeds andere uitgaven heeft gelezen uit deze missieserie, kent het gehalte van deze mannelijke, boeiende verhalen. Ik las ze de eene na de andere; want ze zijn als krachtig, voedzaam brood.
Bij C.A.J. Van Dishoeck is het derde deel verschenen van Karel Van de Woestijne's Werken: Kunst en Geest in Vlaanderen. Studies over: Albyn Van den Aveele, E. Verhaeren G. Minne, Const. Meunier te Leuven, Maurits Niekerk, Théo van Rysselberghe, Emile Claus.
Het Winterboek 1930-1931, is wellicht het mooiste dat de Wereldbibliotheek tot heden uitgaf. Het bevat o.m. een werkmaardige studie van Prof. Vermeylen over Het Oud-Vlaamsche Portret, verzen van Slauerhoff, Authonie Donker enz. en verhalen van Ernest Claes, Jo De Wit e.a.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Verhalen uit het verre Oosten

  • over Gestalten in de spiegel


auteurs

  • J.A. Goris

  • L. de Smet

  • Jules Persyn

  • Louisa Duykers

  • over I. Zeehandelaar