Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1938 (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1938
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1938Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1938

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.72 MB)

Scans (218.84 MB)

ebook (4.83 MB)

XML (1.69 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1938

(1938)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 391]
[p. 391]

Verzen

Zee - bad

 
Laat me in 't water staan met druipende haren
 
en lachen om de kleine woorden van mijn vrees -
 
recht-op stààn, en den kouden arm der baren
 
gestrengeld voelen om mijn warme vleesch.
 
 
 
Mijn hijgend harte aan het hart van 't water:
 
het eeuwig-kloppende in ebbe en vloed
 
aan 't kleine tijdlijke, dat bonst in elke ader
 
en in de driften van mijn bloed.
 
 
 
O, als ik 't lamme leven niet meer kàn verdragen,
 
dat me verworgen wil in kleinigheid; -
 
dan zal ik om de mildheid van het water vragen
 
en daar gaan beedlen om wat eeuwigheid.
 
 
 
maurits wille.
[pagina 392]
[p. 392]

De heersers

 
Om zonder 't aanschijn door het zweet te schenden
 
Zij garen onverdroten huize' en land
 
De tanden in de rijpe vrucht geplant -
 
Te heersen over moe-gedrilde benden.
 
 
 
Mijn akker ligt niet onder eender zon
 
Zijn gisten voel ik op mijn verste tochten
 
Der schoonste vruchten die 'k er ooit op won
 
De bitterheid doorheen mijn vlees gevlochten.
 
 
 
Zij tonen deugd en vrezen wel Gods rijk
 
Maar dieper dan het diepst omwoelde slijk
 
Waar ik de reden van ons zijn betracht.
 
 
 
Al naar mijn droom en lusten mij verzoeken
 
- Al heeft hun ebbe al zwaar mijn ploeg bevracht -
 
Zal eens hun ziel vergeefs genade zoeken....
 
 
 
ludo poplemont.
[pagina 393]
[p. 393]

De zieke boom

 
Ik zie het leven aan,
 
't bloeit open om mij heen,
 
't bloeit raaklings langs mijn hand
 
en in mijn hand bloeit géén.
 
 
 
't Is zwaar wat ik behoud,
 
't wordt ijzer wat was goud
 
en teederheid en droom
 
verlaten dezen boom,
 
 
 
die in geen Lente ooit
 
zijn blaadren schieten zal,
 
't sap dat zijn stam bezwaart
 
splijt deze overal
 
 
 
en nutloos stort 't zich uit,
 
gestold eer 't naakt den grond
 
en in den dood verstard
 
omparelt 't ieder wond.
 
 
 
Het wekt verwondering zeer,
 
bij 't kind dat langs komt gaan,
 
dat die geschonden stam
 
in 't schoone woud moet staan.
 
 
 
gabrielle demedts.
[pagina 394]
[p. 394]

De lintjeskoopman

 
Hij loopt bij elk groot feest temidden
 
van 't volk rond, zonder rust of duur,
 
hij is op zijn manier een ridder
 
doch van de droevige figuur
 
en: op eens ànders glorie-uur.
 
 
 
De distinctieven op zijn kussen
 
krijgen een speelsche, zonnige vlucht,
 
wanneer hij haastig voortgaat tusschen
 
de feestgangers en onbeducht
 
zijn koopwaar prijst met veel gerucht.
 
 
 
Hij doet met menschenkennis zaken
 
onder dit vreugdevol publiek,
 
dat zich nu eenmaal wil vermaken
 
op zulk een dag vol romantiek,
 
vol vlaggen en lawaai-muziek!
 
 
 
Wie nooit de heeren zullen worden
 
die rijk met goud zijn uigedorst,
 
zij dragen als een adels-orde
 
getroost zijn lintje op hun borst
 
- dat daarbij niet veel heeft gekost.
 
 
 
Dit is symbolisch: meest het kleine
 
in deze wereld is oprecht,
 
de grooten mogen schooner schijnen,
 
hun gulden pronk is opgelegd
 
en al te zelden wezens-echt...
 
 
 
a.j.d. van oosten.
[pagina 395]
[p. 395]

Ik ben een wezen

 
Ik ben een wezen uit een vrouw geboren
 
Kort van dagen, boordevol van onrust...
 
 
 
Ik weet, besloten tusschen twee getallen
 
zal heel mijn ik en enkelvoudigheid
 
in ruimte en tijd met lot en leven vallen
 
tot ik weer afreis naar mijn eeuwigheid.
 
 
 
Meer wijsheid heb ik niet. Antieke schriften
 
willen het goede van het kwade schiften
 
bestemmend na den dood mijn eeuwig lot.
 
 
 
Wat scheert me weemoed om die vergezichten
 
komt ooit geloof mijn stompen geest verlichten,
 
ik zal deemoedig zijn en zeggen - ‘God’.
 
 
 
Ik ben een wezen uit een vrouw geboren
 
Kort van dagen, boordevol van onrust.
 
 
 
w.a. de witte.

22 Januari 1937.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Gabriëlle Demedts

  • A.J.D. van Oosten

  • Ludo Poplemont

  • W.A. de Witte

  • Maurits Wille


datums

  • 22 januari 1937