Ofschoon het magnetisme ten tijde van Conscience slechts in zekere kringen bekend was, mag het ons niet verbazen, dat hij er van op de hoogte blijkt. De schrijver bezat inderdaad een rijke bibliotheek met talrijke medische werken, waarin hij uitstekend zijn weg vond. Gans de roman berust op een zonderlinge samenloop van omstandigheden, zodat wij mogen zeggen, dat het magnetisme waarlijk de fundamenten vormt, waarop Conscience zijn Levenslust heeft opgetrokken.
Op een gegeven ogenblik stelt Max de vraag:
‘Zou er tussen de zielen van twee goede vrienden, als wij, geen geheime band bestaan, een soort van magnetismus?’
‘Gij droomt altijd van magnetismus’, schertste Herman. ‘Hoopt gij misschien waarlijk daarin uw middel tot het genezen aller kwalen te vinden?’
‘Wie weet? Ik beschouw het ten minste als een machtig hulpmiddel tegen de ziekten der hersenen en der zenuwen’.
‘Alzo, gij hecht waarlijk geloof aan de wonderheden, die men van het magnetisme vertelt? Voor u staat het vast, dat een goed sujet in sommige omstandigheden met gesloten ogen door een muur kan zien, of horen wat er op vijftig uren afstand wordt gezegd, of voorzeggen wat er binnen honderd jaar zal geschieden?’
‘Neen, neen, met die goochelarijen houd ik mij niet bezig, Herman. Maar wat niet te loochenen valt, is de geheimzinnige betrekking, die er bestaat tussen de zielen der mensen, en de invloed, de macht, welke zij door de ogen en door de wil op elkander uitoefenen. Deze macht zal eens tot het genezen der zenuwkwalen met een wonderlijk gevolg worden aangewend, indien men de wetten er van kan ontdekken’.
Verder beweert Max ‘...dat een voorwerp, beladen met de levensuitwasemingen van een mens, evenals die mens zelf invloed op een ander persoon uitoefent’, en verwijst in dit verband naar de proefnemingen van de magnetiseur Mesmer.
Wanneer Max dan zijn theorie in de praktijk omzet en een jonge juffer in behandeling heeft genomen, verklaart haar oom:
‘Het is wonderlijk, dokter: ik herken mijn nichte niet meer. Gisteren nog vermoeide en verveelde haar alles. Daar stapt zij nu moedig door en glimlacht, als hadde zij zelfs de herinnering harer ziekte verloren. Deze gunstige verandering schijnt mij onuitlegbaar’.
‘De reden er van is nochtans licht te begrijpen, heer Halewijn’, antwoordde Max. ‘Indien wij enige macht hebben om in mejuffer Florentia de hoop op genezing en een genster van levensblijheid op te wekken, dan is het alleenlijk omdat wij jong zijn gelijk zij. Kent gij het magnetismus, heer? Neen? Dan zal ik een ander voorbeeld nemen. Doe in zekere gepaste omstandigheden, in een kamer waar een piano staat, de snaar van een speeltuig herklinken, en gij zult binnen in de piano een gelijkstemmige snaar op de klank horen antwoorden. Met de ziel des mensen is het geheel hetzelfde; zij laat zich slechts treffen door klanken of door gevoelens, uitgaande van een ziel, die