XXVI; de titel van zijn Congresrede, gepubliceerd in Leuvense [niet: Leuvensche] Bijdragen XXXVI (1944-46) [niet: 1946] is onjuist opgegeven en luidt: De Leidse Universiteitsbibliotheek als centrum van de bronnenstudie van het Middelnederlands.’
En nu een literairhistoricus, die in Vlaanderen ons aller meester is, met name Prof. Baur. Op zijn eigen terrein dan nog. In het zo pas verschenen boekje van R. van Sint-Jan, ‘Guido Gezelle's Avonturen in de Journalistiek’, lees ik op blz. 16 een voetnota: ‘Dit artikel is afgedrukt in G.G.'s Proza (Baur, deel IV), maar voorzien van een foutieve datering, blz. 450-53.’
Ik ben het aan de mij niet onbekende Vlaamse medewerker aan Cassells' Encyclopaedia of Literature verplicht een rechtzetting te maken. Bij het onlangs verschenen derde deel van het Lectuur-Repertorium ontving ik de als brochure uitgegeven rede, die Prof. Baur op 11 November 1953 op de Antwerpse Boekenbeurs over dit uniek referentiewerk uitsprak.
Over de Encyclopaedia of Literature lees ik daar: ‘Welnu, mij treft hier al dadelijk als een hinderlijke inconsequentie, dat de Van-namen door de Hollandse medewerker onder het hoofdbestanddeel, door de Vlaamse echter soms onder Van- en dan onder het hoofdbestanddeel worden aangevoerd.’ Ik ben gaan kijken. In deel I heb ik geen enkele Van-naam onder de V gevonden. In deel II trof ik alleen volgende Van-namen onder de V aan: Van Hasselt, André; Van Lerberghe, Charles; Van Bruggen, Jochem; Van den Heever, Christiaan; Van den Heever Frans; Van Doren, Mark Albert; Van Melle, Johannes. Er is geen enkel Vlaams auteur onder hen, ook geen Nederlands. Het zijn Fransschrijvende Belgen, Zuidafrikaners en één Amerikaan: Van Doren. Die worden in het Engels, de taal van de Encyclopaedia of Literature, normaal onder de V geklasseerd. De Nederlandse, zowel Vlaamse als Hollandse Van-namen treft men in het werk onder het hoofdbestanddeel aan, bijv. Van Ackere-Doolaeghe onder A, Van Kerckhoven onder K, Van Ostaijen onder O, Van de Woestijne onder W, enz.
Kort daarop blader ik in het aardig prentenboek ‘Honderd schrijvers van onze eeuw’, samengesteld door drie Nederlanders en twee Vlamingen, deze laatsten zijnde Ger Schmook en Albert Westerlinck. Ik kijk naar de kepi van Gustaaf Vermeersch en de hoge hoed van mijnheer Van Oudshoorn. Ik blijf een ogenblik staan bij mijn overleden vriend Toussaint van Boelaere. Ik lees de notitie: ‘Hij was o.a. Directeurgeneraal bij het Ministerie van Justitie’. Dat klopt min of meer. Dan volgt: ‘Prozaschrijver, medewerker aan Van Nu en Straks, waarin verschillende van zijn overwogen essays en kritieken en zijn verfijnd verhaal Landelijk Minnespel (1912) verschenen’. Wat ziet mijn oog?, zoals de dichter zegt. Van Nu en Straks en 1912, dat kan zó al niet kloppen. In de twee Toussaint-bibliografieën van Roemans, die ik opsla, vind ik inderdaad dat 1912 verkeerd is en 1910 moet zijn. En het moet in ruimere kringen bekend zijn dat Toussaint van Boelaere nooit essays, critieken noch ‘Landelijk Minnespel’ in Van Nu en Straks publiceerde. Er zijn alleen een tiental gedichten van hem in verschenen.
Het leven is niet eenvoudig. Toch stel ik een rondedans voor.
R.F. LISSENS.