generaal Gragnon optreedt, behoren tot het slechtste dat hij ooit geschreven heeft. Het beste deel van zijn roman, dat echter weinig met het eigenlijke verhaal te maken heeft, is nog wel de macaber-boertige historie van een groep soldaten die te Verdun op zoek gaan naar een lijk voor het monument van de Onbekende Soldaat.
De critiek die zich aanvankelijk niet durfde uitspreken over A Fable, was lang niet zo mals voor Sweet Thursday van John Steinbeck, hoewel deze roman heel wat meer kwaliteiten bezit dan die van Faulkner. Hij bracht voorzeker niets nieuws, want in feite is hij een tweede uitgave van Cannery Row en bevolkt met dezelfde excentrieke helden die nog steeds even dwaze avonturen beleven, doch in het werk van Steinbeck komt dan toch nog enig menselijk gevoelen in voor, laat het dan sentimenteel zijn, wat men van A Fable niet zeggen kan.
Most Likely to Succeed van John Dos Passos was eveneens een boek dat zijn auteur hoognodig crediet moest verschaffen, want na Number One (1943) heeft hij nog weinig groot werk voortgebracht. In zijn nieuwe roman nam hij een toneelschrijver uit de jaren '30 die in het communisme verstrikt geraakt is, tot held, maar hij bleef steeds bij de oppervlakte van zijn karakter. Overigens ligt de satire hem heel wat minder dan de verontwaardiging over sociaal onrecht waarvan zijn vroegere, grote werken getuigden, en voor de literatuur was het heel wat beter geweest, dat Dos Passos de communistische goden was blijven aanbidden die hij nu verbrandt.
Bij Thirty Years van John P. Marquand mag men feitelijk niet van een ontgoocheling spreken, want deze verzameling novellen, essay's en persoonlijke herinneringen werd samengelezen uit wat Marquand in magazines van het genre Saturday Evening Post heeft gepubliceerd. Het is dus commercieel werk, maar steeds verraadt het de hand van de meester, door een zachte satirische toets of door een fijnzinnig beeld van de Bostonse erecode. Een vijfde mislukking was The Ponder Heart van Eudora Welty, die ongetwijfeld de grootste schrijfster van de Verenigde Staten is. Ze heeft reeds vroeger bewezen, dat ze haar grootste mogelijkheden bereikt in de novelle: haar romans konden minder bevredigen en ook het genre, dat ze in The Ponder Heart aanvat, de korte roman, is niet voor haar geschikt. De intrigue van het verhaal is vrij mager en het komisch-boertige is haar sterkte niet; alleen in de meesterlijke wijze waarop ze het kleine Zuidelijke stadje tot leven brengt, bemerkt men haar talent.
Onder de werken van de minder bekende auteurs die in 1954 een boek publiceerden, bekleedt The Bad Seed van William March wel de eerste plaats. March, die enkele weken na de publicatie van zijn boek stierf, is een miskend auteur en al is dit zijn beste werk niet, toch is het een onvergetelijke roman. Het is een gruwelverhaal, waarvan een achtjarig meisje dat een moord bedreven heeft, de treurige heldin is, en al kan men op tekortkomingen wijzen, toch blijft The Bad Seed een ongewoon fascinerend en aangrijpend boek. Sayonara van James Mitchener weegt, evenals diens ander werk, niet zwaar