Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 100
(1955)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–
[pagina 264]
| |
Mgr. L. de Raeymaeker
| |
[pagina 265]
| |
Toen Augustin Mansion te Leuven weergekeerd was, na zijn studiën in de godgeleerdheid, ging hij de richting uit van de wetenschappen. Maar wie kan bij voorbaat zeggen hoe een dubbeltje zal rollen? Mgr. Deploige, President van het Instituut had vernomen dat A. Mansion een uitgave van Aristoteles' werken bezat; hij verzocht hem zich in de studie van de Stagiriet te specialiseren en een degelijke vertaling van diens werken voor te bereiden. Zo belandde A. Mansion in de studie van de Griekse filosofie en van de Griekse taal. Zijn oversten meenden dat een filologische vorming in de Faculteit van de Wijsbegeerte en de Letteren voor dergelijk werk van groot nut zou zijn. E.H. Mansion volgde dus de cursus van Z.E.H. Kan. E. Remy, die de gave bezat zijn studenten in geestdrift te ontsteken en toen zijn hoogste triomfen beleefde. E.H. Mansion was echter niet vlug warm te krijgen: hij luisterde een paar weken met een critisch oor en deserteerde nadien de cursus. Hij had gelijk. Niemand kon hem beter vormen dan hijzelf. Zo was hij het gewoon geweest van in zijn kinderjaren: de lagere school had hij nooit bezocht; dat onderwijs hadden zijn ouders hem gegeven, maar zij hadden hem vooral veel vrije tijd gegund die hij gebruikte om te kijken en te denken. En wat hij dacht, was wel degelijk van hem. Over het leven en de mensen had hij dan ook heel persoonlijke opvattingen. Later, in het college van de Paters Jezuïeten, onderwierp hij zich gedwee aan het reglement, want hij was er van overtuigd dat het nutteloos en zelfs schadelijk kan zijn tegen natuuwetten in te werken. De jonge Mansion had opgemerkt dat de grote mensen, zogezegd om paedagogische redenen, met de kinderen comedie spelen en hij besliste op dit spelletje in te gaan zonder het echter zeer ernstig op te nemen en vooral zonder er zich moe aan te maken, want hij hield er aan zijn krachten en tijd te sparen om te kunnen nadenken en zich een oordeel te vormen, kortom om nuttig werk te leveren. In het Seminarie Leo XIII, te Leuven, had Mgr. Mercier, van bij het begin, een discipline ingevoerd die gegrondvest was op het nuttig gebruik van de vrijheid. Hier voelde de jonge seminarist Mansion zich dadelijk thuis; hier kon hij zijn talenten verhonderdvoudigen, des te meer daar de zorg van Mgr. Mercier uitging naar de belezenheid, de breed opgevatte wetenschappelijke informatie, het critisch oordeel, de vorming van een stevige persoonlijkheid. Toen hij daarna te Rome ging studeren bleef E.H. Mansion wat hij te Leuven was: stil en bedachtzaam, rijk aan innerlijk leven, vast in zijn opvattingen, uiterst gereserveerd aangaande zijn eigen persoon, klaar en critisch van geest, in de stilte alle theorieën en redeneringen van zijn professoren aan de tand onderzoekend en er wel eens genoegen aan belevend de broosheid van hun stellingen te bewijzen. Als een echte wijze volgde hij zijn eigen weg, met als enig doel de waarheid en als geleide de zorg om niets te vertroebelen rondom hem. Heeft hij wellicht toen al de leuze gevonden die hij in de jongste maanden, als prelaat onder zijn wapenschild liet aanbrengen: Sanctum praehonestare veritatem? | |
[pagina 266]
| |
Toen A. Mansion als seminarist te Leuven studeerde, hoorde hij voorzeker zijn President, Mgr. Mercier, een thema ontwikkelen dat deze zeer ter harte ging en dat de latere Kardinaal Aartsbisschop te Mechelen, o.m. in 1903, behandelde: ‘Ayez horreur de cette maxime: Il faut faire comme tout le monde... Au contraire, chacun doit faire autrement que les au tres, car chacun est une personnalité dont l'effort doit consister à vivre et à se développer tout entière...’. Die les heeft E.H. Mansion goed onthouden. Zijn vrienden weten dat. Te vergeefs zou men trachten hem onder een ‘categorie’ onder te brengen, want in geen enkele ‘soort’ of geen enkel ‘genre’ hoort hij thuis. Hij is zichzelf en met geen ander te vereenzelvigen. Al wie hem kent weet dat hij een sterke en tevens een sympathieke persoonlijkheid is, en iedereen vindt dat heel goed. Alles samen genomen, moet E.H. Mansion in de jaren 1909 en volgende diep gelukkig zijn geweest, want ook in het wetenschappelijk onderzoek kon hij nu vrij zijn eigen weg gaan. Beginselen noch methodes werden hem door enig meester voorgeschoteld of opgelegd. De Aristoteles-studie lag nog in de luiers: tekstkritiek, vertaling, critische voorstelling van de doctrine, onderzoek naar de bronnen, alles was te beginnen, zowel de problemen als de moeilijkheden waren nog te ontdekken. E.H. Mansion opereerde in een terra incognita en hij deed het gemakkelijk en graag, volgens het langzame tempo dat hem eigen is, maar met een trefzekerheid die elke stap voorwaarts tot een definitieve overwinning maakte. Festina lente, de kostbare leuze: E.H. Mansion paste ze krachtdadig toe en minder dan vijf jaar was voldoende om het prachtige werk Introduction à la Physique Aristotélicienne te schrijven, uit te geven en openbaar te verdedigen op 13 Juni 1913. Voor dit werk werd hem de hogere graad van magister in de Wijsbegeerte bij de St-Thomasschool te Leuven verleend. Het heeft, na 40 jaar, nog niets van zijn waarde ingeboet. Ondertussen vervulde E.H. Mansion, in 1910, gedurende twee trimesters, de functie van Subregent in het Leo XIII-Seminarie, een tussenspel waardoor de seminaristen hun professor beter leerden kennen: onder de strenge reserve zagen zij nu een nooit vermoede, onuitputtelijke goedheid te voorschijn komen. In 1912, buiten zijn verwachting, tot lector benoemd, werd E.H. Mansion de eerste titularis van een nieuwe cursus in de licentie: Explication d'Aristote. In 1914, kreeg hij de titel van buitengewoon professor aan de Faculteit van de Wijsbegeerte en de Letteren en in 1920 die van gewoon professor. Van 1912 af, leidde Mgr. Mansion de door hem gestichte uitgaven Aristote, Traductions et études, die ingezet werden met de vertaling en de commentaar van het eerste boek van Aristoteles' Metaphysica door Gaston Colle. Van 1914 tot 1918, - de Universiteit bleef gedurende heel de oorlog gesloten, - verving E.H. Mansion te Gent nu eens een zieke pastoor dan weer een door de bezetter gekerkerde onderpastoor. Deze lange academische vacantie kwam hem vooral ten goede voor een grondige studie en commentaar van de Physica van Aristoteles. Op het einde van de oorlog had hij er ongeveer | |
[pagina 267]
| |
700 bladzijden van klaar gekregen, maar moest toen, ongelukkig, dat werk stopzetten om nieuwe taken aan de Universiteit te Leuven te kunnen opnemen. Het werd tot heden nog niet uitgegeven. Mgr. Mansion doceerde, in het Nederlands, Logica (1921-1945), Psychologie (1921-1934), Epistemologie (1943-1952), Geschiedenis van de Wijsbegeerte der Oudheid (1931-1952) en, in de Franse taal, Histoire de la philosophie de l'Antiquité (1931-1954), Explication d'auteurs anciens. Deze laatste cursus doceert hij nog steeds alhoewel hij, sedert 1952, emeritus is. Bovendien is Mgr. Mansion gedurende 40 jaar (1909-1949) de ijverige en trouwe secretaris geweest van de Société philosophique de Louvain, en was hij redactiesecretaris van de Revue néoscolastique de philosophie van 1919 tot 1925. Hij is, sinds 1939, een trouw lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Hij vertegenwoordigde deze Academie bij de Union académique internationale, eerst als adjunct-afgevaardigde (1947) en later als gewoon afgevaardigde (1952). Hij is lid van een aantal wetenschappelijke verenigingen en commissies en congresseerde te Rome, Oxford, Praag, Parijs, Amsterdam en Brussel. Mgr. Mansion is nooit een veelschrijver geweest. Met zijn pennevruchten is hij even spaarzaam als met zijn woorden. Wat hij publiceert moet voldoen aan de hoogste en strengste normen die hij zichzelf heeft gesteld. Ongetwijfeld is deze trek van Mgr. Mansion's persoonlijkheid een familietrek, die men ook kon waarnemen bij zijn broeder, Joseph Mansion, gewezen professor aan de Universiteit te Luik, classicus en germanist, een autoriteit op gebied van de toponymie. In de wereld van de Wetenschap is het algemeen bekend dat een studie die verschijnt met het merk ‘Mansion’, werk is van de bovenste plank. Behalve in zijn merkwaardige dissertatie kan men de wetenschappelijke beschouwingen van Mgr. Mansion vinden in tijdschriften, in mededelingen voor de Academie en voor congressen. Zijn Introduction à la Physique Aristotélicienne heeft hij onder de tweede wereldoorlog herwerkt en aangevuld. Telkens van hem iets verschijnt wenst men wel dat er méér zou verschijnen, want er liggen nog een aantal handschriften te sluimeren in de rijkgevulde schuiven van zijn lessenaar. Mocht hij er toe overgehaald worden zijn eisen eventjes minder hoog te stellen, om die handschriften, waarvan er vele practisch ‘af’ zijn, naar de drukker te brengen! Mgr. Mansion heeft zich vooral toegelegd op de studie van Aristoteles en op de Latijnse vertalingen van de Stagiriet. Maar zijn wetenschappelijke weetgierigheid bewandelde ook andere wegen: logica, epistemologie en psychologie hebben hem steeds geïnteresseerd. Hij kristalliseerde zijn bevindingen op deze terreinen in verschillende artikels en in mededelingen voor congressen. Eén daarvan, betiteld La correspondance du logique et du réel, had de ‘eer’ door een enggeestig recensent beoordeeld te worden als zijnde ‘d'une epistémologie bien dangereuse’. Dit was de gedroomde gelegenheid voor Mgr. Noël, toen President van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, om met zijn beste pen | |
[pagina 268]
| |
en allerbeste inkt de recensent van antwoord te dienen: zeventien lijnen volstonden om de brave man tot zwijgen te brengen. Om het werkterrein en de uitgestrekte invloedssfeer van Mgr. Mansion te kunnen beoordelen, zou men de vele studenten moeten ondervragen wier studies hij heeft geleid, wier opzoekingen hij heeft gericht en wier teksten verbeterd. Men zou ook de vele anderen moeten ondervragen, die van uit de verste hoeken van de wereld bij hem zijn gekomen om licht en hulp. Zij allen weten, en iedereen weet sinds lange jaren, dat Mgr. Mansion altijd bereid werd gevonden om wie in nood verkeerde te helpen. Hij deelt rijkelijk uit wat hij bezit zowel aan materieel als aan geestelijk goed: sine invidia communico. Maar zijn linkerhand heeft nooit mogen weten wat zijn rechterhand had gegeven. Op dat gebied is hij steeds onwrikbaar gebleven. Op het gebied van de Nederlandse cultuur heeft Prof. Kan. Mansion ruim het zijne bijgedragen om het wetenschappelijk leven te bevorderen. Was zijn vader een geboren Waal, uit Marchin (bij Hoei), zijn moeder, Cécile Belpaire, was de zuster van de alombekende Juffrouw Maria Belpaire, de nicht van Constance Teichmann, en behoorde dus tot een familie waarvan de invloed diep ingegrepen heeft in het Vlaamse leven. Meer dan eens wees Juf. Belpaire op de wondere gevolgen die voortvloeiden uit het opnemen van de strenggelovige en wetenschappelijk zo hoogstaande Prof. Paul Mansion in de verdraagzame en kunstminnende familie BelpaireGa naar voetnoot(1). Augustin Mansion werd niet te Gent geboren, waar zijn vader aan de Universiteit doceerde, maar te Antwerpen, zoals de helft van zijn broeders en zusters, in het stamhuis van de Belpaire's, en hij werd de lieveling van Juf. Belpaire. Na de oorlog 1914-1918, toen er aangedrongen werd op de inrichting van Nederlandse leergangen aan de Universiteit te Leuven, bood Prof. Mansion zich spontaan aan bij de rector, Mgr. Ladeuze, en stelde zich ter beschikking voor het geven van Nederlandse colleges. In 1921, werd hij dan ook belast met de colleges in de logica en de psychologie in de candidatuur van de Faculteit van Wijsbegeerte en Letteren. Veel zorg en tijd besteedde Prof. Mansion aan het voorbereiden van die colleges, want hij wilde beslist dat ze, naar taal en inhoud, onberispelijk zouden zijn. Aan dit werk, dat hij voor hoogst belangrijk hield, offerde hij heel wat van zijn gespecialiseerde Aristoteles-vorsing grootmoedig op. Te spreken voor een talrijk studentenpubliek vergde ook veel van zijn in die tijd zeer zwakke krachten. Aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte nam hij een ruim aandeel in de inrichting van de Nederlandse afdeling, te meer dat hij in deze, zoals in andere aangelegenheden, de wijze raadsman was van de president, Mgr. Noël. Toen het Wijsgerig Gezelschap te Leuven tot stand kwam, bleek het iedereen vanzelfsprekend, dat Prof. Mansion er het voorzitterschap van zou waarne- | |
[pagina 269]
| |
men. Hij bleef voorzitter van 1943 tot 1953. Tijdens de studiedagen die door het Gezelschap werden ingericht was het een lust voor zijn oud-studenten Prof. Mansion gemoedelijk de vergaderingen te zien leiden en vooral te zien en horen hoe hij van de gebeurtenissen aan het Instituut overzicht gaf. In 1944, aanvaardde Prof. Mansion het voorzitterschap van de Vereniging Vlaamse Leergangen te Leuven, waarvan jarenlang, van af de stichting der vereniging in 1924, Mgr. Sencie voorzitter was geweest. Prof. Mansion vervult er een taak die hem zeer ter harte gaat. Hij doet het met wijsheid en bescheidenheid, voornaamheid en tact, bezorgdheid en volle toewijding. Na de dood van Juf. Belpaire, werd Prof. Mansion, in 1949, voorzitter van de Vereniging Dietsche Warande en Belfort en van de beheerraad. Sinds Januari 1949, is hij lid van de zeer oude Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. Toen hij, in 1939, één jaar na de stichting van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, tot corresponderend lid en, twee jaar later, tot gewoon lid verkozen werd, was dit voor hem ongetwijfeld een voldoening. Ook daar vervult hij, zeer bescheiden en stil, maar op uitzonderlijk vruchtbare wijze zijn rol, want de wetenschappelijke faam die hij met zijn arbeid verwierf in de internationale milieu's, o.m. in de Union académique internationale, komt de Koninklijke Vlaamse Academie van België ten goede, zoals ze borg staat voor de hoog-wetenschappelijke standing van de Vlaamse gemeenschap. Hoe zou het anders of wij wensen uiterharte, nog lang Prof. Kan. Mansion zijn rijke wetenschappelijke activiteit te zien voortzetten. Vast hopen wij, van zijn wijze en nimmer falende raad, van zijn dienstvaardige en steeds efficiënte hulp, van zijn opgewekt-geestige, fijnzinnige en minzame omgang lang nog te mogen genieten. En verlene hem de goede God gezondheid en blijvende werkkracht, zegen en geluk in lengte van dagen. |
|