Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 100(1955)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende M. van Vossole Najaar De vogelen gaan zacht over de mossen, een ritseling, onderdrukt en bedroefd. Het najaar tovert in de lorkenbossen een gouden tempel, en de rijpe trossen des overvloeds worden niet meer geproefd. De avond valt te vroeg in de cypressen, op het kil kerkhof bij grootvaders graf. Zijn dunne schaven met moluurwerkmessen, zijn winkelhaak, zijn passer en zijn lessen: Mijn vader weet wat hij bezat, en gaf. De vleermuis floddert zoekend langs de daken en slaapt vereenzaamd in een ankergat. Dit is de tijd van zaaien en verzaken: De droom gebiedt en het gestreken laken, de grijze zee dekt een verzonken stad. En strelend aan de oren der bejaarden, vioolconcerten van Edouard Lalo voeren de eeuwigheid. De rode paarden hebben het hoofd geheven en aanvaarden de grijze hemel. Amen! Het zij zo. Vorige Volgende