nachtmis genoeg gehad op 't fabriek,’ zegt Fiel. Monne knikt en zegt: ‘Fiel... dat van die beeldjes, dat is niets.’
‘Ha, ja...’ antwoordt Fiel, ‘'t was met 'n zotte kop. Ik had het zo niet bedoeld.’ Hij begint aan de radio te draaien; zij horen een nachtmis-uitzending.
‘Laten staan?’ vraagt Fiel. Hij zou wel naar de nachtmis willen luisteren, maar in zijn woorden legt hij een uitdaging. Monne zou ook de mis willen horen, maar hij zegt luchtig: ‘Zet deze keer gerust eens iets anders op.’ - dat iets anders is Line Laury. Zij zingt Engels.
Aan de haven ziet de gebuur van Jan de Volder een ster. Door een zwart glas ziet hij een hevig-schitterende blauwe ster, waaruit vonken in een waaierende cirkel wegspetteren. Hij last de ijzeren huid aan elkaar van een tankschip, dat in razende haast moet hersteld worden. Morgen ga ik Jan's vader nog eens bezoeken, denkt hij, morgen is het kerstmis. Hij is blij omdat hij met zijn fiets stilletjes door het gangetje geslopen is, om zijn zieke gebuur niet te storen. Dat is het minste wat hij voor zijn gebuur kan doen. Wanneer hij de laskap met het donkere glas van het hoofd neemt, is hij gans verblind.
In de huiskamer van mijnheer Jacques, de haarkapper, zendt de radio een Nachtmis uit. Mijnheer Jacques vouwt de handen samen onder zijn neus en ruikt zijn beste Cuir de Russe. Hij ziet in zijn zetel recht tegenover het kadertje met zijn diploma van het ‘Salon 1950’. Hij wordt nog kwaad als hij bedenkt hoe die Brusselaar met oneerlijk gekleef en gelijm de onmogelijkste krullen deed houden, en vóór hem geklasseerd werd. Jacques' vrouw staat op en verlaat even de kamer. Mijnheer Jacques is reeds aan de radio en laat Line Laury's stem weerklinken. Enkele ogenblikken later komt zijn vrouw binnen en zet onmiddellijk weer de nachtmis op. Mijnheer Jacques zit in zijn zetel, de handen onder de neus gevouwen. Hij hoort de koorgezangen maar hij luistert naar de mezzo van Line Laury. Knip, knip, knip, doet hij langs haar lieve oortjes. Een kwartier later gaat zijn vrouw naar het salon, beneden. Mijnheer Jacques vangt met de negen lampen van zijn super-toestel opnieuw de vokale bekoring van Line Laury op. In het Frans. - ‘Laat de Nachtmis staan, liefste!’ roept zijn vrouw aan de trap. Mijnheer Jacques zoekt langzaam, terwijl hij alle storingen en gefluit ruimschoots aan de beurt laat komen, naar de Nachtmis. ‘Nu syt wellekome...’ zingt een bronhelder kinderstemmetje. Mijnheer Jacques voelt in zijn Cuir-de-Russie-handen weer de handjes van zijn kinderen die hem naar 't kerststalletje drumden. Is een gast die zich zo pramen laat, ook welgekomen? Mijnheer Jacques stemt haarscherp af op de Nachtmis en luistert.
Eén gestorven, één nieuwgeboren, - denkt de dokter, terwijl hij de garage sluit. Gelijk spel, noteert hij. Hij is voetballiefhebber.
In dezelfde nacht dat eeuwen geleden Christus geboren werd, draagt ergens in een vreemd land een bisschop de kerst-mis op. De herders zagen engelen en hoorden hemelse gezangen, de wijzen uit het Oosten zagen de schittering van een ster, Maria en Jozef hoorden het kindje schreien. De bisschop ontwaart geen sterren in de donkere nacht. Hij hoort de stappen van soldaten