Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 101(1956)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] [Dietsche Warande en Belfort jaargang 101, 1956] Gery Helderenberg De Kapelaan In die dagen verweet men hem dat hij speelde met wat stervelingen noemen geluk, doch in de verborgenheid jubelde hij om de weelde en de harde schoonheid van zijn juk. Vroeg terwijl de nachtegalen nog sliepen stak hij de godslamp weer aan, het uur om de hemel uit te diepen en door de rozas verbleekte de maan. De vingeren voelde hij zuiverder branden, de engelen op het notelaren beschot hieven mee de kuise handen bij de offerande, hij knielde rustig en aanbad God. Hij smeekte om te mogen dragen de Heer en zijn ziel door het gedrang... door hagel, vorst en zomerse dondervlagen en een bries verkoelde zijn wang. Hij wou naar donkere, vergeten gehuchten, op de dorsvloer ging hij staan en onder zware novemberluchten temde hij forsig de eigen orkaan. Maar hij kon de sleutel van 't woord niet vinden, hij bleef stom, gesloten en klein in de geur der voorjaarse linden 's avonds tussen toren en plein. [pagina 2] [p. 2] Hij proefde eeuwigheid na in de oude psalmen, en las vroom en stil de nocturn van 't brevier, zijn verlangen deinde ver weg met de halmen en soms prikkelde hem de bloesem der vlier. Voor de zondaressen en tollenaren bad hij, voor de boer, de vrouw, het kind. De nacht bedreigde hem, hij kon niet bedaren want zijn ogen stonden niet blind. De schoonheid had hij eenmaal ervaren, in bewogenheid en vrezen gebeefd voor de dorheid van ritslende blaren voor de tover die rond Mozart zweeft. Hij verkleurde geelbruin. Dag aan dag kranker keek hij de kamer nog eens rond. Hij kruiste zich aan de enige hoop: het anker dat u vastzet in Gods grond. In vrede heeft men hem zien sterven, hij smolt weg lijk dun ijs voor de dooi, maar de Heer laat de appelen niet bederven en vangt de wielewaal in Zijn kooi. Voor de koormuur ligt hij begraven 't gelaat vlak naar de orient waar de heilige Geest uit zeven gaven het heimwee naar de eerste reinheid erkent. Vorige Volgende