Nashua
Ik hou van Gijsen. Van zijn Joachim moest ik een tweede eksemplaar kopen, en ik geloof dat mijn Klaaglied binnenkort ook wel zal versleten zijn: ik stop het iedereen in handen die me om iets moois vraagt. Nu weet ik ook wel, dat Gijsen in zijn andere ‘romans’ niet steeds dié hoogte heeft kunnen bereiken; er zat te weinig struktuur in, het was te anekdotisch, maar steeds toch was er die eerlijk-gave menselijkheid van Gijsen. Hij heeft zijn tics en zijn sofismen; men kan zijn wat al te ideële ‘Griekse’ idealen aanvechten; er valt... - maar steeds bleef het Gijsen: warm, menselijk, zich soms verliezend in zijn eigen drogredeneringen, maar steeds eerlijk.
Ik was zijn ‘Er gebeurt nooit iets’ aan het lezen, - met te veel citaten er in en ook te veel gefilosofeer om zuiver roman te kunnen zijn, maar teer en gevoelig als steeds, prachtig geschreven ook, - toen de postbode nummer één van de tiende jaargang van het Nieuw Vlaams Tijdschrift binnengooide. Er stond een verhaal in van Gijsen: ‘De ondergang van Nashua, Nebraska’, en het was zielig; ik bedoel zielig voor Gijsen.
Men kan niet zeggen dat het slecht geschreven is, maar het is ook niets buitengewoons. Wat echter erger is: nergens komt Gijsen boven zijn verhaaltje uit, nergens geeft hij iets méér, iets dat achter de woorden leeft. Er is alleen maar dat verhaaltje van ‘madame’ Albert, die een massagesalon heeft, op een dag van de hitte een flauwte krijgt en dan tot konsternatie van haar klanten geen dame blijkt te zijn.
Het klinkt alleen maar zielig, en misschien is de laatste paragraaf bedoeld om het geval een graadje op te tillen:
‘Het wordt algemeen erkend dat de redacteur van de “Nashua Intelligencer” zijn meesterstuk heeft geschreven toen hij in zijn weekblad van het gebeurde melding maakte met een enkele volzin: “Het beauty salon van Madame Albert zal tijdelijk gesloten blijven wegens verandering van eigenaar”. Voor de harteloze is er een grap in elk drama besloten.
Toen Dominee Shields, de avond van het voorval, zijn brief aan de bisschop had opgesteld om zijn overplaatsing aan te vragen, zei hij het juiste woord aan zijn vrouw die in tranen bij hem neerzit: “Nashua heeft zijn ziel verloren, hier kan ik niets nuttigs meer doen”’.
Persoonlijk vind ik het magertjes, en ik vraag me af, of er op de redaktie van het N.V.T. dan niemand zit, die Gijsen kon en durfde zeggen, dat hij er zichzelf geen dienst mee bewees, en dat hij het maar eens een half jaartje moest in farde houden, hij zou dan zelf wel zien...
Ik zal de laatste hoofdstukken van ‘Er gebeurt nooit iets’ later lezen.
L.W.