Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 101 (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 101
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 101Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 101

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 101

(1956)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 189]
[p. 189]

De laatste ronde

Het vierde Kapittel van ‘Tijl’

In mijn bijdrage gewijd aan het levensboek van Anton Van de Velde heb ik vermeld dat het Vlaamse Volkstoneel destijds het vierde ‘Kapittel’ van Tijl slechts eenmaal, nl. in het Casinotheater te Brussel, heeft vertoond.

Johan de Meester en Anton Van de Velde hebben sedertdien mijn geheugen opgefrist: het V.V.T. heeft dat vierde bedrijf inderdaad slechts eenmaal opgevoerd, maar het was bij de creatie te Antwerpen in de Vrede St. Willibrorduszaal. Bij die gelegenheid werd Anton Van de Velde gevierd met bloemen en een reuzenmand fruit vanwege vrienden en vereerders. Johan de Meester was verontrust door de lange duur van het spel in vier bedrijven en overigens van mening dat het laatste bedrijf dramatisch niets meer toevoegde aan het zwepend pessimisme van bedrijven II en III en hij liet het weg. In de tekst van de beknopte samenvatting op het programma werd het vierde bedrijf verhaald als een epiloog van de moderne Tijl-legende.

Wat de opvoering in het Casinotheater te Brussel betreft: de buitensporige duur van de eerste Tijl-opvoering te Brussel, in dat modern theater gelegen op de Guldenvlieslaan dat nu een bioscoopzaal is geworden, was niet te wijten aan het feit van dit vierde bedrijf. Het derde bedrijf eindigde rond 1 uur 's ochtends en het was dus tijd om zelfs de hartstochtelijke toeschouwers die het V.V.T. toen telde, naar huis te laten gaan.

Die verbazende duur van de vertoning hield verband met een roekeloosheid van het V.V.T.: het dekor was het meest programmatische dat het beroemde gezelschap had laten optimmeren, het was immers geheel berekend op het gebruik van de derde dimensie in de toneelruimte, de hoogte, en bestond dus uit steigers, bruggen en koorden zoals René Moulaert en Johan de Meester het hadden ontworpen. Daardoor werd de actie verdeeld over meerdere vlakken en met een enkele blik kon men alle personen van het drama overzien, elk op zijn plaats en in zijn actie. Zo ontwikkelde zich de handeling bijna lyrisch, daalde, steeg, vulde de gehele ruimte. Het hout werd naakt gebruikt, onbeschilderd; de electrische schijnwerpers, onmisbare attributen van het nieuwe toneel, wierpen er de wisselende kleuren op. De akteurs van het V.V.T., ritmisch gestyleerd door de regisseur, speelden prachtig in dat dekor.

Op de première te Antwerpen, waar het V.V.T. zijn hardnekkigste vrienden had, was alles vlot verlopen, het houten geraamte stak voortreffelijk ineen. Te Brussel liep alles in het honderd; de grote spektakelzaal, gelegen op de aristokratenlaan die de Louisapoort verbindt met de Naamse poort, was wel glinsterend modern wat de zaal betreft, maar de scène was opgevat voor music-hallkunst. De eigenaar ervan was Edgard Rietjens, misschien aan sommige lezers nog bekend uit de tijd van ‘De Toorts’, in de loop van wereldoorlog I. Men had er ‘No no Nanette’ gecreëerd voor Europa en Anna Pavlowa had er ‘De Zwaan’ gedanst. De vermetelheid van het V.V.T. bestond er in, die spektakelzaal te hebben gekozen voor ‘Tijl’. Er werd revanche genomen en het stuk werd nadien opnieuw gespeeld in de zaal van het Théâtre du Marias. In drie bedrijven.

Wat het vierde bedrijf dan inhield? De tekst werd gepubliceerd in de Volkstoneeluitgaven, het programma maakte gewag van de inhoud als van een geschreven epiloog, maar het werd niet gespeeld. Het gaat om dit: zoals de drie zwervers, de fantastische zoekers, Don Quichotte, Ahasveer, de stuurman van De Vliegende Hollander, het Tijl

[pagina 190]
[p. 190]

hadden voorspeld: na de storm der wanhoop, de tocht naar eigen huis, winnen Tijl en Lamme het vaderhuis met Nele en verliezen weer het kostbaar erfgoed want het hart van Nele is ingesluimerd, onder de narcose van vreemde chemisten. Lamme en Tijl komen als de os en de ezel weer op het eiland van vroeger bij de kaffers, het galjoen is gestrand, het zeil aan flarden, zij verbeiden bitter het uur van de ware ontwaking. Alles moet dan eindigen met een hopeloze kafferdans.

Een vierde kapittel als een sombere zondag, een heroïek tartend orgelpunt, om de avond te sluiten met révolte in het gemoed. Zo doet Claudel het ook in het slot van ‘Le pain dur’ waarin het dierbaar familiestuk, het grote Kristusbeeld, door de Franse edelman aan Ali Habenichts, de Joodse handelaar wordt verkocht bij opbod, tegen de prijs van het gewicht aan brons en blik, 4 frank het kilo. (‘Eh bien, j'accepte quatre francs, et si vous me débarassez de cette horreur - j'estime que je serai encore celui qui gagne et non pas celui qui perd.’).

J.B.

Zuiderkruis

Onder deze titel verscheen het eerste nummer van een driemaandelijks tijdschrift voor Vlaams-Afrikaanse letterkunde, - gedrukt op losse blaadjes in een keurig kaft.

In de Verantwoording wordt gezegd, dat de redaktie ‘hier twee zaken (wil) dienen: de mens en de schoonheid. En wel bepaald de Vlaams-Afrikaanse mens, en de schoonheid in het suggestieve, het plastische of het belijdende woord, - en zeker niet een verstarrend caste-intellectualisme.’ En even verder: ‘Het is een overtuiging dat de bindende kracht van ons letterkundig orgaan ligt in de drang om ons te kunnen inwerken in deze nieuwe wereld, die voor velen een nieuwe thuis is, levend in hun nageslacht; en om dit nieuw beleven te kunnen uitdrukken in onze kunst, bepaald in onze letterkunde en poëzie. En deze uitdrukking is noodzakelijk voor onze bewust-wording.’

Ondertussen omvat dit eerste nummer nog niet veel dat van dwingend literair gehalte getuigt; het meest bevredigen de dierenfabel van Walter Geerts en een gedicht van Eli Dynmark:

Aan mijn vrouw
 
Zacht als de Regen
 
die treuzelend valt na het sidderend orkaan
 
zo lig ik bij u, oh mijn allerliefste
 
prevelend te zoenen
 
uw lichaam
 
dat de geur ademt van de inslaande bliksem mijn.

maar ook hier ontbreekt nog een overtuigende literaire vormkracht; het blijft nog te veel cerebraal ‘zeggen’.

Ondanks dit bezwaar mogen we toch in ‘Zuiderkruis’ een dankbaar werkterrein voor de literair-kreatieve koloniaal begroeten, dat we niets anders dat een vruchtbare toekomst kunnen toewensen.

Voor abonnenten op ‘Band’ kost ‘Zuiderkruis’ 75 fr; voor niet-abonnenten 100 fr. Losse nummers: 25 fr. Men kan zich abonneren door storting op nr 10/1551 van Kredietbank-Kongo te Leopoldstad.

L.W.

Liber amicorum

Lofzang voor Elske Leysen
 
Kyre
 
Kyre
 
Kyre
 
Kyre leyson Kyre leyson Kyre leysen
 
Daar is Elske Leysen Elske Ley-ey-sen
 
Glorie zij de vader
 
Er zijn er kwader
 
De moeder is ge bene dijd
 
Dat betekent nota bene
 
Goed gedijd
 
Zo is ook onsachtste
 
Onzachtste
 
Benijd hem die haar schaakt eens later
 
Dit elsje
 
Een wonderbare twijg
 
Die in de hand van pendelaren
 
Aanwijst het goud en 't water
 
Te lente aleer de kerselaren
 
Hun pijpkraag opzetten hun pelsje
 
Aantrekken hangen de vlaggen uit
 
Bij de elzen en bij vogelengeluid
 
En in de winter zitten sijzen
 
Eindeloos in dit hout te bijzen
 
tingen zoals ik zing voor Elske Leysen
 
Welkom die kunt ons goud en water wijzen
 
Alles wat schoon en goed is op de reize
[pagina 191]
[p. 191]
 
Van het leven schoon als oude kerst leysen
 
En zo en zo
 
Gelukkige Alice en Bert Leysen
 
Benedicamus Domino!
 
H.v.H.

Nashua

Ik hou van Gijsen. Van zijn Joachim moest ik een tweede eksemplaar kopen, en ik geloof dat mijn Klaaglied binnenkort ook wel zal versleten zijn: ik stop het iedereen in handen die me om iets moois vraagt. Nu weet ik ook wel, dat Gijsen in zijn andere ‘romans’ niet steeds dié hoogte heeft kunnen bereiken; er zat te weinig struktuur in, het was te anekdotisch, maar steeds toch was er die eerlijk-gave menselijkheid van Gijsen. Hij heeft zijn tics en zijn sofismen; men kan zijn wat al te ideële ‘Griekse’ idealen aanvechten; er valt... - maar steeds bleef het Gijsen: warm, menselijk, zich soms verliezend in zijn eigen drogredeneringen, maar steeds eerlijk.

Ik was zijn ‘Er gebeurt nooit iets’ aan het lezen, - met te veel citaten er in en ook te veel gefilosofeer om zuiver roman te kunnen zijn, maar teer en gevoelig als steeds, prachtig geschreven ook, - toen de postbode nummer één van de tiende jaargang van het Nieuw Vlaams Tijdschrift binnengooide. Er stond een verhaal in van Gijsen: ‘De ondergang van Nashua, Nebraska’, en het was zielig; ik bedoel zielig voor Gijsen.

Men kan niet zeggen dat het slecht geschreven is, maar het is ook niets buitengewoons. Wat echter erger is: nergens komt Gijsen boven zijn verhaaltje uit, nergens geeft hij iets méér, iets dat achter de woorden leeft. Er is alleen maar dat verhaaltje van ‘madame’ Albert, die een massagesalon heeft, op een dag van de hitte een flauwte krijgt en dan tot konsternatie van haar klanten geen dame blijkt te zijn.

Het klinkt alleen maar zielig, en misschien is de laatste paragraaf bedoeld om het geval een graadje op te tillen:

‘Het wordt algemeen erkend dat de redacteur van de “Nashua Intelligencer” zijn meesterstuk heeft geschreven toen hij in zijn weekblad van het gebeurde melding maakte met een enkele volzin: “Het beauty salon van Madame Albert zal tijdelijk gesloten blijven wegens verandering van eigenaar”. Voor de harteloze is er een grap in elk drama besloten.

Toen Dominee Shields, de avond van het voorval, zijn brief aan de bisschop had opgesteld om zijn overplaatsing aan te vragen, zei hij het juiste woord aan zijn vrouw die in tranen bij hem neerzit: “Nashua heeft zijn ziel verloren, hier kan ik niets nuttigs meer doen”’.

Persoonlijk vind ik het magertjes, en ik vraag me af, of er op de redaktie van het N.V.T. dan niemand zit, die Gijsen kon en durfde zeggen, dat hij er zichzelf geen dienst mee bewees, en dat hij het maar eens een half jaartje moest in farde houden, hij zou dan zelf wel zien...

Ik zal de laatste hoofdstukken van ‘Er gebeurt nooit iets’ later lezen.

L.W.

Amerikaans nieuws

Zopas werden in de Verenigde Staten de National Book Awards toegekend. Bekroond werden: de dichter W.H. Auden met The Shield of Achilles, de romancier John O'Hara met Ten North Frederick en Herbert Kubly met zijn reisverhaal American in Italy. De prijs voor de poëzie, waarvoor tussen haakjes gezegd zeer weinig candidaten waren, is een verdiende hulde aan een waarachtig dichter, maar op de keuze van Ten North Frederick valt heel wat af te dingen, daar het van de laatste negen mededingers misschien wel het zwakste boek was.

 

Op 18 maart, in het jaar waarin hij zestig jaar moest worden, overleed in Ohio, Louis Bromfield. Hij was een man die zeer aan het land gehecht was, een hereboer, die een viertal werken over agrarische problemen geschreven heeft. Het land schonk hem verschillende romanthema's, zijn reizen naar Indië eveneens. Zijn relaties met Hollywood, dat veel van zijn werken verfilmd heeft, hebben Bromfield geen goed gedaan en zijn werk lijdt aan oppervlakkigheid, sensatiezucht en commercialisme. Naast ‘The Green Bay Tree’ (1924), dat waarschijnlijk zijn beste boek is, moet toch ook de roman die hem wereldfaam, ‘The Rains Came’ vermeld worden. Al is hij niet vrij van sensatiezucht en niet bijzonder diepzinnig, toch is

[pagina 192]
[p. 192]

het een groots opgezet en meeslepend werk.

 

Over de rollen van de Dode Zee is in de Verenigde Staten een hevige discussie ontstaan, vooral na het verschijnen van ‘The Scrolls From the Dead Sea’ van de bekende literaire criticus Edmund Wilson. Hij baseerde zich op de ‘Aperçus préliminaires’ van A. Dupont-Sommer die de goddelijkheid van Christus aanvalt en langs alle zijden is protest opgegaan. Er verschenen reeds verschillende werken die de thesis van Dupont-Sommer en Wilson bestreden, onder meer het katholieke werk ‘The Dead Sea Scrolls and the Originality of Christ’ dat door Sheed & Ward gepubliceerd werd.

 

Aan het hoofd van de Amerikaanse bestseller-lijst voor werken van algemene aard staat thans een vrij zonderling boek. ‘The Search for Bridey Murphy’. Het werd geschreven door Morey Bernstein, een liefhebber-hypnotiseur, die zijn ervaringen met een vrouwelijk medium verhaalt. Onder hypnose beweert zij de reïncarnatie te zijn van een zekere Bridey Murphy, die meer dan honderd jaar geleden in Ierland zou geleefd hebben. Zij verhaalde een massa détails uit het Ierland van die tijd, maar een ondernemend journalist kon haar op tientallen onnauwkeurigheden betrappen. Hoe lichtgelovig het Amerikaanse publiek is, en hoe belust op sensatie, kan men afleiden uit het oplage-cijfer van dit kwakzalversboek: 120.000 exemplaren!

J.V.D.S.

 

Aan deze Laatste Ronde werkten mee: Jan Boon, Jos Van der Steen, Hubert Van Herreweghen, Lode Weyk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Jan Boon

  • Lowie Weynants

  • Hubert van Herreweghen

  • Jos van der Steen


landen

  • over Verenigde Staten