Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 101(1956)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 321] [p. 321] Gery Helderenberg Het skelet Uit de glazen uitstalkasten halen wij 't glanzend skelet. Gij kunt het keuren en betasten, 't is gewassen, gaaf en net, op donker fond afgetekend de beendren genaaid met koper en staal, onvervalst, fris en sprekend. Men zegt met nadruk: uitstekend didaktisch materiaal. De meisjes schertsen, huivrend even, want de oogkassen liggen diep; de konstruktie wordt vlijtig beschreven, 't gebint dat de Almachtige schiep. Waar heeft de jonge man gewandeld, op welke vloeren geknield? Wat hebben de vingerkootjes verhandeld die gij nu achteloos behandelt? Ziet, hoe hij een roos geheven hield. Hebben de porseleinen tanden gebeten in de appel die Eva plukt? Onder 't bekkeneel, de zetel van 't weten, welke gepeinzen staan er gedrukt? Telt de ribben, de ivoren wanden: daartegen zwol 't hart vol hevigheid! Volgt de kolom van schijven en randen, maar in 't karkas slaan geen branden, geen vuur meer van passie en spijt! [pagina 322] [p. 322] Gij schouwt de mens, onttakeld, ontvleesd en wezenlijk naakt, Gods gelijkenis uitgeschakeld heeft hij huid en bloed verzaakt. 't Bekleedsel is afgevallen, hand en voet op de beencel gepeld... Laat niet uw smaak vergallen door 't rif dat wij uitstallen. (Ook mijn dagen blijven geteld). Eens wordt de kast ledig bevonden, de knoken reizen vrij-uit, 't lichaam door 't sterven geschonden hoort weer bij bruidegom of bruid. Bij 't universeel ontwaken stapt ieder skelet uit de plooi van 't dodenlaken want de engel met bolle kaken heeft de trompet aan de mond gezet. De meisjes herademen, kijken naar buiten na de anatomische les. De merel wil een aria fluiten hoog in de donkere es. 't Gebeente wordt opgeborgen: een verkalkte lichte last. Wij krijgen weer andere zorgen en sluiten, in de muurwand verborgen, de glazen uitstalkast. Vorige Volgende