gehucht keert zich tegen de dwaze eigenaar, die het eigendom niet wil verkopen. Deze sterft; bij toeval doodt een dronken wildstroper het zoontje in de bungalow zelf. En dan begrijpen de mensen, met het hart altans, het geheim van deze vader: hij handelde ‘zonder aards nut of profijt, enkel ten profijte van zijn hart en zijn ziel, om het aards paradijs te herscheppen’ (blz. 210)... Het kalmeert de gespannen afgunst, de haat en de lagen. Zo wordt de bungalow, volière gebleven, het eigendom van allen en het genot van de kinderen. ‘Ze is het grafmonument van Mantje Piheyns, van Nardje Piheyns, en van ons allen, want wij zijn nieuwe mensen’ (blz. 247).
Autobiografie moet hier doorgewerkt hebben: zonder directe ervaring tekent men zo geen dorpsgehucht. En met een allerinnigst aanvoelen staan daarin de timmerman, zijn vrouw en zijn zoontje gesteld: daar juist raakt de fictie (dunkt ons) de ervaring. Juist dezelfde autobiografische achtergrond kleurt en draagt De weerlozen; het loonde stellig de moeite de gelijkenis van decor, het verwante van de inspiratie na te gaan. Wellicht zouden we de subjectieve inslag bij Van de Kerkhove's kunst precies vatten.
Maar dichterlijk brengt de kunstenaar zijn ervaring in een andere wereld over. Dat deed hij reeds (gedeeltelijk toch) in De weerlozen; iets daarvan betrachtte hij (zonder voldoende grond-ervaring) in Dies irae. Van uit zijn beleven schept hij dus een dichterlijk heelal, symbolisch en vol van een geheimzinnige aanwezigheid: zo trekt hij met De bungalow de lijn van De weerlozen door; terwijl Dies irae een dichterlijk-scheppende oefening is geworden, op basis van een vernuftig zoeken en met een te-vluchtig -waargenomen kasteel-en parkdecor.
Dichterlijke scheppingskracht lijkt ons het belangrijkste kenmerk. De intrige wordt er symbolisch en als onuitputtelijk door, met iets van een sprookje, onder een wonderbaar-werkende hemel.
We kunnen naar Alain-Fournier verwijzen, enigermate naar Frederik van Eeden. Maar, dichter bij ons, - het komt ons voor dat Van Kerkhove voor onze literatuur kan worden hetgeen Henri Bosco voor de Franse geworden is.
Een ander kenmerk is de vernuftige conceptie, consequent uitgewerkt. We zouden de intriges van De weerlozen, van Dies irae, van De bungalow aandachtig moeten confronteren - het aandeel van de vrouw en die van het kind; het inwerken van standenverschil, natuurleven en cultuurverfijning; het onvermijdelijke van noodlot en dood; een aanwezige hogere macht die straf en liefde betekent -: beter zouden we waarnemen hoe zeer in de romancier een dramaturg ontwaakt. De dramaturg namelijk, die met enkele persoonsbestemmingen een knoop legt en die losmaakt; intussen deden dood, boosheid en genade hun werk, - en in een zuiverder lucht gaat het leven verder.
Toneel genoot altijd Van Kerkhoven's voorkeur; we menen te weten dat Dies irae eerst als luisterspel werd uitgewerkt. Luisterspel en televisiespelen, bewerkte en oorspronkelijke, zijn overigens dagwerk voor hem. En spontaan