Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 101
(1956)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–
[pagina 624]
| |
Kronieken
| |
I. Algemene werkenSedert onze laatste kroniek (oktober 1955) zijn van de ‘Algemene Geschiedenis der Nederlanden’Ga naar voetnoot(2), die in 1949 begon te verschijnen, de delen 8 en 10 van de pers gekomen. Deel 8 behandelt de periode 1748-1795 en draagt als ondertitel ‘De Revolutie tegemoet’. Voor de Zuidelijke Nederlanden betekent het jaartal 1795 reeds de definitieve inlijving bij het revolutionaire Frankrijk. Het Zuiden kende immers al in 1789-1790 de Brabantse en Luikse revoluties, die beide rond de strijd om de Nieuwe Denkbeelden verliepen. Aan dit deel werkten niet minder dan 13 historici mede, waaronder van Belgische zijde: Mevr. dr H. Coppejans-Desmedt, dr A. Cosemans, dr M. Deneckere, Prof. P. Harsin, dr J. Lefèvre en drs L.P.L. Pirenne. Hieronder komen dus verschillende franstalige schrijvers voor, wier bijdrage door de redactie moest vertaald worden. De algemene inleiding bij deel 8 is van de hand van Prof. dr J.A. Van Houtte uit Leuven, die dit tweede gedeelte der 18e eeuw voorstelt | |
[pagina 625]
| |
als een vervalperiode voor het Noorden, vergeleken met de voorbije gouden eeuw, en als een periode met stijgende evolutie voor het Zuiden. De geest der Verlichting, gepropageerd door de Franse filosofen, gaat het cultuurleven in de beide gescheiden Nederlanden overstemmen. Deel 9 van dit grootscheeps verzamelwerk moet de periode 1795-1840 afwerken, doch laat voorlopig op zich wachten. Daarentegen verscheen dit jaar reeds deel 10, dat het tijdperk 1840-1885 overschouwt en als algemene ondertitel draagt ‘Liberaal Getij’. Voor de geschiedenis van ons land valt 1885 samen met de officiële oprichting van de Socialistische partij, die echter pas in 1894, bij de eerste verkiezingen op basis van het meervoudig stemrecht, ineens aanzienlijke invloed verwierf op het landsbeleid. Aan dit deel werkten 11 historici mede, waaronder slechts 4 uit het Zuiden, blijkbaar omdat Prof. Kanunnik Simon een aanzienlijk gedeelte voor zijn rekening nam. De andere drie Belgische medewerkers zijn Prof. J.A. van Houtte, Prof. J. Dhondt en dhr G. Schmook. De algemene inleiding tot dit deel werd geschreven door de bekende prof. dr J. Romein, die hier een zeer lezenswaardige synthese ophangt van deze tijd, die hij beschrijft als de ‘overgang van de nog traditionele naar de in kiem moderne maatschappij’. Van zijn monumentale geschiedenis van de vroomheid in de NederlandenGa naar voetnoot(1) voleindigde prof. Stefanus Axters o.p. het derde deel. Het handelt over de periode van de Moderne Devotie (1380-1550). Hij beschrijft hierin ‘de religieuze beweging, die reeds een paar jaar vóór het overlijden van de zalige Jan van Ruusbroec aanvangt en zich even vóór het Concilie van Trente nog duidelijk laat gelden’. Uit de rijke inhoud van dit boek noteren wij hoofdstukken over ‘Geert Grote’, ‘De broeders en zusters van het Gemene Leven’, ‘Het Kapitel van Windesheim’, ‘Thomans Hemerken van Kempen’; verder werden afzonderlijke hoofdstukken gewijd aan de vroomheidsbeweging in de reeds bestaande kloosterorden en bij de leken. Het is een boek dat in de bibliotheek van de Katholieke ontwikkelde lezer niet mag ontbreken. Dit jaar voleindigde Pater Hildebrand zijn uitgebreide studie over de geschiedenis van de orde der Kapucienen in België en NederlandGa naar voetnoot(2). Het 10e en laatste deel kwam onlangs van de pers. Dit werk is de vrucht van jarenlange opsporingen, waarop de schrijvers en de orde der Kapucienen fier kunnen gaan. Bij mijn weten beschikt geen enkele andere kloosterorde in ons land over zulk degelijk algemeen en uitgebreid overzicht van haar geschiedenis. | |
2. De MiddeleeuwenVan de hand van wellicht onze belangrijkste historicus van de Europese Middeleeuwen, de Gentse professor F.L. Ganshof, verscheen een kritische studie over de Karolingische CapitulariaGa naar voetnoot(3), blijkbaar als voorstudie van een | |
[pagina 626]
| |
uitgebreid werk over de Karolingische periode, dat wij van hem ongetwijfeld nog mogen verwachten. Van prof. dr Ch. Verlinden, eveneens uit Gent, kwam het eerste deel van een belangwekkende en uitgebreide studie van de pers, gewijd aan de geschiedenis van de slavernij in het Middeleeuws Europa. Dit lijvig volumen, dat nog met twee delen zal aangevuld worden, behandelt de middeleeuwse toestanden in het Iberisch Schiereiland en in FrankrijkGa naar voetnoot(1). Naar de geleerde schrijver aankondigt, zal het derde deel gewijd zijn aan de ontwikkeling van de slavernij in de Germaanse landen, o.m. in de Nederlanden. In afwachting van dit deel, waarop wij in deze rubriek speciale aandacht zullen vestigen, mag de schrijver worden gelukgewenst met deze grootse onderneming, die hem in de historische wereld beslist op het voorplan brengt. Dr J. Maréchal, adjunct-conservator van het Rijksarchief te Brugge, wiens studie over de Brugse Beurs reeds vroeger werd vermeld,Ga naar voetnoot(2) schreef een nieuw werk over de middeleeuwse handels- en havenstad, inzonderheid over het middeleeuwse bankwezen in de Zwinstad. De studieGa naar voetnoot(3), die op kritisch gebruik en gedeeltelijk in bijlagen gepubliceerde documenten berust, is bedoeld als aanvulling van het werk van onze landgenoot, de in Amerika docerende dr Raymond de RooverGa naar voetnoot(4). Deze luxe-uitgave van het werk van dr Maréchal is in feite een privé-editie, bekostigd door de Bank van Roeselare ter gelegenheid van haar 30-jarig bestaan. De inhoud doet de schrijver eer aan; om het initiatief tot deze uitgave en haar luxueuze verzorging mag de genoemde Vlaamse bank geloofd worden. Ook over de Middeleeuwse geschiedenis van het hertogdom Brabant verschenen enkele belangwekkende studies. In aansluiting bij de uitvoerige verhandeling van dr J. Van der Straeten, die wij vroeger besprakenGa naar voetnoot(5), publiceerde dr P. Gorissen, de pas benoemde hoofdbibliothecaris van Lovanium in Belgisch-Congo, een nieuwe studie over het Parlement en de Raad van KortenbergGa naar voetnoot(6). Daarin bewijst hij het bestaan van een Parlement te Kortenberg, waarvan de beroemde Raad van Kortenberg een soort emanatie werd, die in feite pas in 1314, dus 2 jaar na de uitvaardiging van het Charter van Kortenberg, begon te fungeren. Door Prof. P. Bonenfant van Brussel werd de studie van een zijner jong overleden studenten, Paul Renoz, in druk gegeven. Zij handelt over de Brabantse kanselarij tijdens de regering van de Bourgondische hertog Philips de Goede (1430-1467)Ga naar voetnoot(7). Uit haar blijkt ten volle dat het | |
[pagina 627]
| |
hertogdom Brabant zijn autonomie binnen de territoriaal-ééngemaakte Bourgondische staat had weten te bewaren op basis van het charter der Blijde Inkomst, dat in zijn ontstaan o.m. door het charter van Kortenberg was voorbereid geworden. | |
3. Moderne TijdenAan de figuur van Maria van Hongarije, zuster van Karel V en gouvernante in de Nederlanden (1530-1555), werd door Mej. dr Ghislaine de Boom, conservator bij de Koninklijke Bibliotheek, een nieuwe biografie gewijd, die verscheen in de bekende serie ‘Notre Passé’.Ga naar voetnoot(1). Gelet op de omvang van deze serie-uitgave, komt deze biographie enigszins beknopt voor, doch zij zal ongetwijfeld een ruime lezerskring voldoen. In Vlaanderen missen wij spijtig een dergelijke serie van vulgariserende, maar tevens kritisch-verantwoorde historische lectuur. Nog met grotere spanning zal de lezer de lotgevallen volgen van de ongelukkige Don Carlos, oudste zoon van Filips II, die de schrijfster enige tijd voordien publiceerdeGa naar voetnoot(2). In onze vorige kroniek herdachten wij het afsterven van de bedrijvige Vlaamse historicus Kan. Dr. Floris Prims, overleden op 26 October 1954. Dat hij werkzaam bleef tot zijn laatste levensdagen, bewijst het verschijnen van zijn bronnenverzameling over de Religionsvrede te Antwerpen (1579-1581), waarvan hij de begrijpelijk gebrekkige index nog op zijn laatste ziekbed verzorgdeGa naar voetnoot(3). De documentatie, hier verzameld, biedt groot belang voor de kennis van de politiek-religieuze gebeurtenissen te Antwerpen en in de Nederlanden gedurende de jaren van strijd, die de definitieve scheiding van de Nederlanden voorafgingen. Van de hand van een Amerikaanse historicus, Gordon Griffiths, verscheen een goed-verantwoorde monographie over de korte politieke carrière van Willem van Hoorn, heer van HezeGa naar voetnoot(4). Als verarmde edelman nam deze een zeer wisselvallige houding aan in de strijd tegen Spanje. In het beslissende jaar 1576 stond hij aan de zijde van Oranje; in 1578 sloot hij echter aan bij de Malcontenten en verzoende zich met Spanje. Toen hij zich twee jaar later, in 1580, opnieuw aan de zijde wou stellen van de opstandelingen, hielden de Spanjaarden hem aan en hij stierf op het schavot. Steeds met betrekking tot onze zeer beroerde 16e eeuw danken wij aan Marie Delcour en Jean Hoyoux de zorgvuldige uitgave van de briefwisseling van L. Torrentius voor de periode van zijn Antwerps episcopaat (1587-1595)Ga naar voetnoot(5). Hieruit blijken o.m. zijn ijver en zijn oprechtheid bij de doorvoering van de besluiten van het Concilie van Trente in een periode van diepe verwarring; | |
[pagina 628]
| |
tevens zijn afkeer voor de corruptie en de tuchteloosheid van de Spaanse troepen. Verder houdt deze correspondentie een schat van inlichtingen in met betrekking zowel tot onze politieke, als tot onze economische en culturele geschiedenis. | |
4. Hedendaagse TijdenWij vestigden reeds vroegerGa naar voetnoot(1) de aandacht op voorstudies van dr H. Deneckere, gewijd aan de geschiedenis van het verfransingsproces van Vlaanderen in de 18-19e eeuw. Ondertussen kwam over dit onderwerp zijn definitieve verhandeling van de pers,Ga naar voetnoot(2) waarin hij op grond van een overvloedige documentatie de ontwikkeling van dit verfransingsproces voor de jaren 1780-1823, d.i. de laatste periode van het Oostenrijks regime, de periode van de Franse aanhechting en de acht eerste jaren van het Koninkrijk der Nederlanden vastlegt. Dit verfransingsproces wijdt de schrijver aan een komplex van sociologische en politieke oorzaken. Het gedwongen Franse taalimperialisme van tijdens de periode der Franse annexatie behoort daarbij; doch hij hecht daar geen beslissend belang aan. Het is een feit dat de verfransing van onze hogere standen reeds aanving tijdens de Bourgondische periode en dat vooral sedert de 17e eeuw de algemeen-kulturele uitstraling van het Frans en de franse taal, met het daaraan beantwoordende snobisme van de hogere standen, een zeer voorname rol speelden. De Franse annexatie heeft dit verfransingsproces echter haar beslag gegeven. De korte jaren van nederlandse reactie tijdens het koninkrijk der Nederlanden heeft de eeuwen verfransing niet kunnen ongedaan maken en Willem I's wetten op de taaldwang hebben aan de Belgische Omwenteling van 1830 bepaald een anti-Vlaams karakter geschonken. Een uiterst belangrijke bronnenpublicatie over het tijdvak van de Franse Annexatie in het departement van de Neder-Maas (ca Belgisch en Hollands Limburg met hoofdstad Maastricht) danken wij aan de zeer bedrijvige gouverneur van Limburg, dr L. Roppe, die in samenwerking met G.W.A. Panhuyse en Elis. M. Nuyens, de rapporten publiceerde van de Commissarissen aldaar. Deze moesten op regelmatige tijden naar Parijs verslagen opsturen over de toestanden in het genoemde Departement. Die verslagen, waarvan de minuten op het Rijksarchief te Maastricht en de net-exemplaren op de Archives Nationales te Parijs berusten, bevatten begrijpelijkerwijze een schat van inlichtingen over het Departement van Neder-Maas tussen de jaren 1797 en 1800Ga naar voetnoot(3). De naam van de Hollandse minister van Maanen, die als boeman voor de Belgische Omwentelaars heeft gediend, bezit in België algemene bekendheid. Wie nu met de figuur van Cornelis Felix van Maanen op objectieve wijze | |
[pagina 629]
| |
nauwer wil kennis maken, kan het werk lezen van Elisabeth KluitGa naar voetnoot(1), die de lange politieke carrière van deze Noord-Nederlander, jurist en aanhanger van Rousseau en Montesquieu, uitstippelt. Jammer kwam voorlopig slechts het eerste deel van deze studie van de pers, dat zijn curriculum vitae tot 1813 overschouwt. Op het 2e deel, waarin de schrijfster ook de Belgische periode van van Maanen zal behandelen, wachten wij met grote belangstelling. Voor de geschiedenis van België's buitenlandse politiek tegen het einde van de 19e eeuw bevat de studie van R. Lüthi over de Vredesconferentie van Den Haag belangrijke inlichtingenGa naar voetnoot(2). Hij bestudeert nl. de houding van de kleine staten, o.m. van België, tegenover deze Vredesconferentie, die te Den Haag plaats had op een ogenblik van grote internationale spanning, ingevolge het Fachoda-incident, de Boerenoorlog, de naasting van Port-Arthur door de Russen e.a. Tenslotte mag een studie van pater A. Roeykens in het licht worden gesteld. Met nog gedeeltelijk ongebruikt bronnenmateriaal analyseert hij de politiek van koning Leopold II in verband met de voorbereiding van de vestiging van zijn koloniaal rijk in Centraal Afrika. Hij behandelt de periode 1875-1879, d.i. tot aan de oprichting van de ‘Association internationale du Congo’, en werpt nieuw licht op de persoonlijke politiek van de koning, de ware schepper van België's overzeese gebiedGa naar voetnoot(3). |
|