objektieve inhoud aan dit woord geven, sinds de estetiek van onze germaanse voorouders (= blinkend) als primitief wordt aangezien? Wat betekent goed en rechtvaardig juist voor een mensengemeenschap die voor het merendeel geen moraal kent? En vrijheid! Dat vreselijke woord dat nooit iemand goed schijnt begrepen te hebben; in wiens naam de gruwelijkste dwaasheden zijn begaan en het ergste onrecht, sedert het woord is losgemaakt van zijn religieuze oorsprong en toegepast op het zuiver-menselijke! Het zelfde geldt voor eer, voor deugd (het ‘vertu’ van de franse revolutionairen, teruggebracht tot zijn romeins-heidense zin!) voor beschaving, moed, trouw en zovele andere. Nog een laatste voorbeeld dat evengoed als de vorige de verwording illustreert van het woord in mensenmond, zodra de mens alle religieuze binding verliest en dientengevolge het woord losmaakt van zijn oergrond. We bedoelen het woord demokratie (ongeveer = gezag door het volk). Het is een kern- of zijnswoord, altans voor het eerste deel der samenstelling. Het verwijst naar een ideaal dat het beste in mens en gemeenschap aanspreekt. Is er nu wel een woord dat meer misbruikt werd en wordt?
Dit komt uitsluitend omdat zeer velen die het in de mond nemen, zich niet tot het hogere in de mens richten, tot zijn op godserkenning steunend verantwoordelijkheidsbesef, maar vooral tot het lagere...
Dat echter het Woord niet is ten onder gegaan, is te danken aan de hartstochtelijke liefde en verering van duizenden dichters in alle talen. Voor hen heeft het woord niets ingeboet van zijn waardigheid, het is immer fonkelnieuw en oeroud, boordevol geladen met menselijke substantie, middel tot zelfverwezenlijking en waarborg van geestelijk genot. Veldeke wist dit toen hij dichtte:
Scone wort met soeten sange
troesten dicke swaren moet
die mach men gern houden lange
want si syn ons altoes goet.
De dichter vernieuwt niet het woord maar herkent het; voor hem is het niet stukgesproken maar het heeft zijn mysterieuse weerklank behouden. Door het woord communiceert de dichter met de ziel der dingen waarrond de literatuur zo dikwijls een ondoordringbare sluier weeft. Een klank, een accent, een woordgroep; en een hele wereld wordt geopenbaard, de wereld van de dichter waartoe het woord ons de sleutel schonk.
Zo is een simpele versregel een toverkreis waarin ritme en klank samen smelten en waarin het enige, onvervangbare woord zijn volle kracht herwint. Lees b.v. de woorden uit een gedicht afzonderlijk: alles blijft stil. Herlees diezelfde woorden zoals ze opgenomen zijn in de ritmische stroom en plotseling ontstaat poëzie, een wereld vol raadselachtige resonanties, een licht dat de diepe zin van het leven verklaart. Dergelijke wonderen zijn zeldzaam, ook bij grote dichters; en in de literatuur in de gangbare zin van