Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 103
(1958)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–
[pagina 39]
| |
leeft nog de reine naakte
vrouw die in het paradijs
naast u onder de zware
kruinen van de bomen sliep
en bij 't ontwaken in vrome
vriendschap u bij name riep.
En gij, het volgzaam dier
gezel van alle uren
in wondre samenhorigheid
staag wandelend aan haar zij
met schuingeheven kop
het kan niet zijn door tijden
en geslachten dat gij
dit stil verbond vergeten zijt.
Thans is de grond verpand
het woud werd u behouden, ik moet
nochtans voor straf het stugge land
bebouwen en slachten wild en vee.
Gij zijt de zachte ree
ik kan mijn pijl niet richten, er is
herinnering ons veel te nauw verwant.
Gij zijt de zachte ree, ik wek
de herten en de reeën niet
ik ben Deane niet, gij zult
vandaag nog wederkeren
naar uw diepwoudelijke vree.
Gij zijt de zachte ree,
sterk groeit uw beeld
in 't medaillon der lage zon
gij zijt de zachte ree
keer weer en wacht
tot alle lijnen breken
dat wij verstaanbaar
tot elkander spreken
en drinken aan dezelfde bron.
Gij zijt de zachte ree.
|
|