branche en Spinoza slingert hij slechts veroordelingen zonder hen ooit op het zuiver wijsgerige plan te ontmoeten. En dan is er tenslotte nog het konflikt met Fénélon, waarin hij zich in ieder geval als mens niet aan zijn beste zijde heeft getoond... ‘Docteur de Sorbonne, érudit, appliqué, solide, brillant, nous ne contesterons pas son rare mérite’, zo schrijft Henri Brémond, ‘nous disons simplement que l'histoire de la spéculation dogmatique ne garderait pas même le nom de Bossuet, si l'éclat de cette éloquence et de cette maîtrise littéraire ne rejaillissait, en quelque sorte, sur l'ensemble et ses oeuvres’. Zijn geschriften zijn voor hem ‘un manuel de magie lyrique et oratoire’. Dit schitterend verstand was geen oorspronkelijke geest.
Herleest men de bladzijden die Brémond aan de figuur van Bossuet heeft gewijd dan voelt men wel hoe hij er een geheim genoegen in vindt deze figuur van haar voetstuk neer te halen. Zijn subtiele, geraffineerde en wat sarkastische geest heeft een aangeboren afkeer voor de plechtstatigheid en de retoriek van de ‘grootste verdediger van de gevestigde orde’.
Tegenover deze onverdiende verguizing zal Henri Massis zich inspannen om ons weer de ware grootheid van Bossuet te leren zien en bewonderen. Zijn hele studie is dan ook een ononderbroken apologie van de redenaar, de controversist, de leraar en de verdediger van het geloof die Bossuet was. Alles in hem vindt hij groot, wonderbaar, geniaal en bewonderenswaardig. Geen enkele zwakheid, geen schaduw hoe miniem ook, wil hij in zijn held toegeven. Zijn gallicanisme wordt volkomen zuiver bevonden, zijn houding tegenover Fénélon volkomen witgewassen. In alles zag hij klaar, op elk gebied koos hij het juiste standpunt, alle gevaren die voor het Kristendom oprezen had hij van te voren doorzien. Geen enkele dwaling, hoe subtiel ook bleef verborgen voor zijn scherpe blik. Nooit had de Kerk zulk bekwaam verdediger, zulke toegewijde dienaar, zulke krachtige voorvechter.
Wij zullen ons wel wachten aan Henri Massis het recht te betwisten om Bossuet van harte te bewonderen en te verheerlijken. Dat hij een man was met zeldzame hoedanigheden, dat hij een onvermoeibare ijver aan de dag legde om de Kerk te verdedigen, dat hij over een grote eruditie beschikte en het woord en de pen op meesterlijke wijze wist te hanteren, niemand zal het met enige kans op sukses kunnen loochenen. Ook Brémond erkent dit volmondig. Maar desondanks geloven wij dat Massis toch wat te ver gaat in zijn ongenuanceerde verheerlijking en zich vooral vergist wanneer hij Bossuet wil uitspelen tegen de katolieke teologen van vandaag en hem een betekenis voor onze tijd toeschrijft die ons moeilijk aanvaardbaar voorkomt.
Massis is, zoals gezegd, een katoliek van uiterst rechts (men vergeve ons deze ongelukkige benaming, maar het is nu eenmaal de gangbare term). Met zijn verheerlijking van Bossuet heeft hij een bijbedoeling: aanhoudend voelt men bij de lektuur van deze studie hoe hij op bedekte wijze polemiseert met de huidige meer progressieve stroming in het Franse katolicisme. De eerste zin die hij neerschrijft laat dit reeds duidelijk aanvoelen: ‘Les préoccupations des 'intellectuels catholiques' d'aujourd'hui s'éloignent à tel point de l'ortho-