brede werktafel. Haar boekenkamer is verlaten. De wegen van het zuiden zullen hun vele verten voor de dichteres niet meer verklaren. Nu heeft zij, zonder één ultiem woord voor ons achter te laten
......aan leed ontheven en ontbonden,
ervaren plots het vleugelruisen der barmhartigheid,
waarin uiteindelijk het wee van alle wonden
Wij, haar vrienden, de dichters, zullen in haar werk de zuiverste troost blijven vinden en de zekerheid tevens dat haar smartelijk leven, ondanks alles (en misschien juist daarom) door dit werk een triomfante betekenis heeft gehad. En door haar en met haar weten wij, wat zij ons zelf heeft voorspeld, toen zij geschreven heeft, wanneer zij tussen haar geliefde doden zou zijn begraven, dat:
dan, voor het laatst gelaafd aan donkere tranenbronnen
zal ik gereinigd rijzen in het licht.
En zie, in 't vrome vuur van mijner ogen zonnen
herkent gij van mijn ziel 't waarachtig aangezicht.
En Hij die weet hoeveel moet zijn vergeven
aan elk die mateloos begeerd heeft en bemind,
zal mij als zuivre bruid aan uw omhelzing geven
en bergen aan mijn borst mijn lang ontbeerde kind.
Zij ruste nu vredig, en slape tussen man en kind in, ontheven en ontbonden. Wij zullen in het schone rijk van het Elysees verlangen een Eurydice meer hebben, nu zij gestorven is. Wij zullen haar, als wij aan haar denken, voortaan zien als de door haar gedichte boom in April, met alle bloesems open.
Een van haar gedichten parafraserend - zij schreef het voor haar vader - bidden wij voor de gestorven dichteres, terwijl de bloemen van het afscheid nog voor haar bloeien:
God, Vader, die haar hebt geschapen
en haar terugroept door de dood,
o laat haar als een zalige slapen
in d'eeuwige vrede van uw schoot.
God, zoon, die om haar vrij te kopen
geofferd hebt uw vlees en bloed,
doe nu de poorten voor haar open
treed haar verzoenend tegemoet.
God, geest, die al haar doen en denken
gewikt hebt naar hun juist gewicht,
wil nu haar ziel goedgunstig schenken
het glanzen van uw eeuwig licht.
Blanka Gijselen rust nu in het graf en in ons hart.