| |
| |
| |
Stephanie Claes-Vetter
Moord
(vervolg)
X.
Het ontbijt stond op het roltafeltje naast haar, Isabella herlas de brief uit Australië, de brief van haar man.
Vreemd - hij had haar niet verbaasd, niet ontroerd, niet geschokt. Het was of zij dit alles verwachtte, ervan overtuigd was in haar onderbewustzijn, sinds maanden reeds.
Het enige wat haar nu vervulde was een gevoel van opluchting, omdat er uitstel was gekomen, omdat ze niet behoefde te besluiten onmiddellijk, omdat ze de zaken nog eens rustig kon overdenken en vooral, vooral omdat ze kon samenzijn met Georges en misschien voor haar verdere leven een bevredigende oplossing vinden, of althans een houding, die hen beiden zou voldoen.
Toch wist ze dat dit niet mogelijk was. Er was een barst in de vaas, een scheur in het kleed, de god was van zijn voetstuk gevallen, en haar hart deed te veel pijn. Om hem, om hem meer dan om haarzelf. Dat hij zo was, het zo koel opvatte, dat dit zijn liefde was, zijn zogenaamde grenzenloze liefde voor haar, dat zij hem geen enkel offer waard was, zelfs niet de minste inspanning.
Ze glimlachte bitter. Misschien was in hoofdzaak haar eigenliefde gekrenkt, ze kende zichzelf.
Zo dus: Edmond wenste te scheiden om een andere vrouw. Niet vleiend voor haar. Georges zou haar loslaten, met het grootste gemak. En Robert?
Een warme gloed steeg naar haar gelaat, hoewel ze alleen was, zich voor niemand behoefde te verbergen. Wat ging Robert haar nog aan, na al die jaren.
Robert, ze herhaalde de woorden langzaam, nadrukkelijk in zichzelf, Robert - was - bereid - tegen - zijn - geweten - in - een misdaad - te - begaan - om - harentwille.
Ze nam de brief weer op en herlas:
‘Beste Isabella, we zijn altijd goede kameraden geweest en je bent kalm en verstandig. Dit geeft me de moed je rechtuit te schrijven, in de overtuiging dat je me zult begrijpen.
Ons huwelijk is geen mislukking geweest, integendeel, het was niet beter
| |
| |
of slechter dan vijftig ten honderd van de verbintenissen die we om ons heen kennen, maar jij noch ik zullen beweren dat we bepaald het geluk in elkander vinden, of ooit gevonden hebben.
Over het begin zullen we maar zwijgen, dat ligt tien jaar achter ons. Het is jammer dat we geen kinderen hebben. Jij scheen er niet naar te verlangen en ik dacht er weinig over na, tot voor enkele jaren. Om kort te gaan, waartoe dienen lange inleidingen: ik heb hier nader kennis gemaakt met een jonge weduwe. Ze is van jouw leeftijd, niet bijzonder mooi, zegt men, noch bijzonder interessant voor anderen, denk ik. Maar ze is hartelijk, opgewekt, eenvoudig. Onze sympathie groeide uit tot vriendschap en sedert een maand of tien kwam er tussen ons een grote intimiteit.
Toen ik je ruim een jaar geleden voorstelde naar hier te komen, omdat de zaken een langer verblijf in Sydney noodzaakten, ben je daar niet op ingegaan. Had je geen lust, was je bang voor het klimaat, of voor de omgeving? Had je misschien andere banden aangeknoopt, die je in Brussel vasthielden, ik weet het niet en vraag het je ook niet. We hebben elkaar, voor de ogen der wereld althans, niets te verwijten en ik hoop dat wij het elkaar ook verder niet moeilijk zullen maken.
Vier weken geleden heeft Mildred een zoon ter wereld gebracht, ons kind. Zij was bereid alles voor me te wagen en is ook bereid het kleintje alleen op te voeden met de twee kinderen uit haar huwelijk. Maar ik verlang mijn zoon bij me te hebben, al zal ik hem voor de wet niet als zodanig kunnen erkennen. Ik verlang naar een gezin met kinderen, en naar een vrouw die me nodig heeft, op mijn tegenwoordigheid gesteld is.
Denk je dat je zoudt kunnen toestemmen in een minnelijke schikking tussen ons? Het spreekt vanzelf dat ik je voor de echtscheiding alles zo gemakkelijk mogelijk zal maken, de omstandigheden zijn daarvoor gunstig. Het spreekt ook vanzelf dat ik alle schuld op mij neem en de financiële regelingen zo zal treffen, dat je volkomen tevreden zult wezen en er stellig geen remmende bepalingen voor een eventueel huwelijk aan zal toevoegen, zodat je geheel vrij zult zijn in alle opzichten.
Denk er eens rustig over na en antwoord me dan, haast is er niet bij. Raadpleeg als je wilt mijn vader, behalve je eigen familie, en neem een goede advocaat, liefst een die niet voor onze zaak werkt, dat zal gemakkelijker voor je wezen. Ik moet mijn komst naar Europa in ieder geval toch voor enige maanden uitstellen en dan kunnen we, bij wederzijdse overeenkomst, deze tenslotte toch enigszins pijnlijke beslissing zonder veel omslag regelen.’
Ze legde de brief neer.
- Hemel, wat verlangt hij toch dat ik zal toestemmen. Wat verlangt hij naar dat kind van hem en naar die vrouw. Het is bijna een lafheid, zo gewillig en voorkomend hij hierin is, deze doorwinterde zakenman, dacht ze bitter. Het enige wat belang voor hem heeft is onze echtscheiding, wat die hem ook moge kosten, en de hoop dat ik daarin maar zo gauw mogelijk zal toestemmen.
Geërgerd schoof ze de roltafel van zich af. Ze was vrij vandaag. Ze wilde
| |
| |
voor één dag nu eens aan niets onaangenaams denken. Noch aan haar man, noch aan de omstandigheden waarin zij misschien verkeerde, en waarvoor zij nu in ieder geval gemakkelijk een uitweg zou kunnen vinden. En dan het rustgevende feit, dat haar toekomst financieel verzekerd zou worden, aangezien Edmond wenste te scheiden om een reden, waar zijzelve niets mede te maken had.
Ze zou er nog eens met Georges over spreken, kalm nu en op haar gemak, de toestand was nu voor hen beiden zoveel gunstiger geworden. Of zou ze toch maar besluiten er een eind aan te maken, zich deze maand nog te laten behandelen, het geval daarna uit haar hoofd zetten, en met Georges alles laten zoals het was en zoals het blijven kon. Later zouden ze ook veel vrijer wezen. Wie zou haar de steen werpen als haar verhouding met Georges ruchtbaar werd nadat zij door haar man zo behandeld was en deze waarschijnlijk binnen de kortst mogelijke tijd zou hertrouwen? Simone Van Lopeghem's salon zou er wel voor zorgen dat deze geschiedenis op de voor haar zo gunstig mogelijke wijze bekend werd.
Of zou ze nog wat wachten? Als ze zwanger was dan zou dit pas over enige weken met zekerheid vast te stellen zijn volgens Robert, minstens vier en een halve maand nadat de regels opgehouden hadden, als ze leven begon te voelen. Ze kon het kind toch evengoed behouden. Naar het buitenland gaan voor een poosje, het daar laten opvoeden. Edmond moest er echter niets van te weten komen eer de scheiding geregeld, of althans het proces in gang was, want officieel zou het een Harskamp wezen indien het voor de uitspraak geboren werd. Ofschoon, Edmond en zij hadden elkaar in twee jaar niet meer ontmoet. Wat een complicaties kon dat geven. Isabella had een hekel aan complicaties.
En dan de verantwoordelijkheid voor het kind, een blok aan het been. Simone had gelijk. Ze moest de zaak uit de voeten maken, zo gauw mogelijk. Maar ze zou niet meer naar Robert teruggaan, neen, niet naar Robert. Zoals het nu was, na haar eerste bezoek, bleef er toch in haar herinnering iets wat wel aardig was: na zijn botte weigering van haar verzoek zijn plotselinge bereidvaardigheid om haar uit de nood te helpen.
Nu er geen haast bij was, nu ze kon doen wat ze wilde, nu het allemaal zo weinig kwaad meer kon voor haar positie in de wereld en tegenover Edmond's familie, kwam het er niet op aan tot wie ze zich wendde, dokter Heddisohn of een andere, als het maar een bekwame arts was. Simone zou haar verder de weg wel wijzen.
Voorlopig zou ze Lydwine vermijden, zo dikwijls ontmoetten zij elkander toch niet, en later kon ze dan altijd zeggen dat zij zich vergist had en haar gestel op normale wijze weer in orde was gekomen.
Trouwens over de scheiding zou toch al wat beslag worden gemaakt en niemand zou er zich later over verwonderen, noch dat haar zenuwgestel wat geleden had, noch dat ze elders troost en alfleiding zocht. Niemand behoefde te weten hoe lang er tussen haar en Edmond onenigheid bestand, en of zij niet reeds sedert maanden het recht had over haar eigen leven te beschikken.
| |
| |
Ze nam de telefoonhoorn en draaide het nummer van Robert.
De dokter was reeds naar de kliniek. Of men de boodschap misschien kon aannemen?
Ja zeker, mevrouw Harskamp uit de Tervuerenlaan was vandaag verhinderd te komen en bood daarvoor haar verontschuldigingen aan.
Ziezo, met Robert had ze afgedaan, ze zou wel naar een ander gaan. En nu behoefden ze ook niet, zoals hij smalend tegenover haar had beweerd, hun verdere leven blijven rondlopen met de onaangename gedachte dat de geachte medicus en zijn gewezen verloofde het op een accoordje hadden gegooid en samen... Samen wat? Een misdaad, een moord te begaan? Abortus, bah, wat een afschuwelijk woord, wat een onzin allemaal. Simone zou het een kleine noodzakelijke behandeling noemen.
Vandaag moest ze iets doen, ergens heen trekken, met iemand uitgaan, praten over onverschillige dingen met degenen die haar geval niet kenden. Als ze Machteld eens voorstelde samen een tochtje te maken?
Waarom juist Machteld? Wat gaven zij en Machteld eigenlijk om elkaar?
Ondanks haar slordigheid, haar nonchalance, haar onverschilligheid, haar woordeloze kritiek, haar cynisme menigmaal, was er soms toch iets in Machteld dat haar aantrok, ze wist zelve niet wat.
Trouwens, met het oog op de scheiding zou het niet kwaad wezen zich wat meer bij haar schoonvader en de jongste dochter van de familie aan te sluiten. De anderen waren getrouwd en schoonpapa hield de teugels in handen al was de zaak dan een vennootschap. Met het oog op de regeling van de geldkwestie zou het goed wezen dat ze hem te vriend hield. Ze zou hem zelve zo spoedig mogelijk van Edmond's voorstellen op de hoogte brengen.
Maar vooral geen onaangenaamheden, geen twist, geen zorg, geen verkapte armoede voor haar, geen bekrompen omstandigheden, daar was ze alvast zeker van. Het bestaan bracht al genoeg beslommeringen mede, haar dienstbode ging nu ook binnenkort trouwen en dan zou ze weer met iemand anders in haar huis moeten beginnen. Zou ze eisen de villa te behouden of liever een moderne flat nemen? Dan had ze geen tuin meer. En dan de last van een verhuizing, alles was bij haar zo goed ingericht. Och hemel, maar aan iets anders denken.
Waartoe ze ook mocht besluiten, waarschijnlijk toch maar zo snel mogelijk tot medisch ingrijpen (Robert, ik zal eeuwig een hekel aan je grote woorden behouden) dat zou haar toch al veel moeilijke dagen bezorgen en veel kosten meebrengen.
Neen, ze zou liever morgen met Machteld uitgaan, voor vandaag was Simone ondanks alles misschien toch beter gezelschap.
Welke financiële regelingen zou Edmond haar voorstellen? Minstens hetzelfde inkomen als ze nu genoot en verzekerd voor de toekomst natuurlijk. Maar met Simone zou ze daar voorlopig niet over spreken. Veel kostbare, mooie dingen bij haar bestellen, dan was ze tevreden, en verder meedelen, dat Edmond het eerste halfjaar nog niet naar Europa kwam en er dus nergens
| |
| |
haast bij was. Maar met Simone nooit geldzaken aanroeren. Ze zou zich dan zelve ook te veel voelen als een levende rekenmachine, als een rondwandelend kasboek, dat alleen aan de kredietposten dacht.
| |
XI.
In het salon bij Simone Van Lopeghem hadden de laatste bezoeksters nog even de nieuwe modellen bekeken. Isabella meende een lichte ontstemming te bespeuren, omdat geen van de aanwezigen was ingegaan op haar eigen verrukking over een werkelijk buitengewoon nieuw model. Tegen Isabella had zij er niet veel van gezegd, waarschijnlijk omdat deze al de twee toiletten had besteld, die eigenlijk schromelijk duur zouden uitvallen.
Simone Van Lopeghem had haar leven knap ingericht. Ze bleef jong weduwe, of gescheiden, daar wist eigenlijk geen hunner het fijne van, met een klein pensioen achter, maar zij had zich, zoals zijzelve beweerde, moedig uit de slag getrokken. Ze gaf bridge-lessen, vroeger soms danslessen voor twee paren tegelijk, niet meer, vanwege de ruimte en de sfeer. Nu was die mode voorbij, het kaartspel had definitief de rumba verdrongen, zoals ze lachend beweerde, en er was geen kunst en geen beschaving meer in de dans. Heel discreet richtte zij dan ook bridge-namiddagen en avonden in, waar de spelers elkander konden ontmoeten, de habitué's ook partners meebrachten, al waren die de anderen niet bekend. Er werd licht gesoupeerd onder het spel door, gegarneerde sandwiches en alle mogelijke dranken. Telkens droeg Simone, slank en elegant, een van die bijzondere toiletten die de ijverzucht uitlokten en waarbij zij zich dan altijd bereid verklaarde enkele nieuwe modellen te tonen, als ‘de vriendinnen’ eens terug wilden komen in de morgenuren. En zodoende, met de bridgepartijen, soms speelde men ook poker, de koude soupers, de dure dranken, de kostbare kledingstukken, ook bontmantels die ze leverde en aan sommigen verleende ze gul crediet, moest er, zo meende Isabella, menig bankbriefje overschieten voor eigen gebruik. Om niet te spreken over Simone's bereidwilligheid iedereen ongemerkt ter wille te zijn, als ze maar op stilzwijgen en goede toon kon rekenen. Het appartement, waar Georges en Isabella nu reeds geruime tijd over beschikten, dankten ze ook aan Simone.
Toen de laatsten waren heengegaan ging Simone vertrouwelijk naast Isabella zitten.
- Je ziet er veel rustiger en opgewekter uit, sprak ze op haar zachte, slepende wijze. Ik denk dat je blij bent een besluit te hebben genomen.
- Ik heb nog geen besluit genomen en ik ben ook nog niet naar dokter Heddisohn geweest.
- Sst, vermaande Simone, en ze fronste de wenkbrauwen. Ze had niet gaarne dat er in haar huis namen genoemd werden.
Isabella haalde de schouders op. Het geheimzinnig doen stond haar plotse- | |
| |
ling tegen. Als men Simone's opvattingen kende in dergelijke aangelegenheden hoefde men niet zoveel beslag te maken.
Waarschijnlijk heeft ze ook een percent op de patiënten die ze Heddisohn aanbrengt en op de adressen in Frankrijk, schoot het door haar brein.
Toen wreef ze geërgerd de handen over elkaar. Ze was in een onverdragelijke stemming. Ze moest niet vergeten dat Simone medevoelend, begrijpend, altijd naast haar had gestaan sedert de geschiedenis met Georges begonnen was. Dat haar werkdadige hulp en haar discretie voorbeeldig konden genoemd worden, dat ze...
...dat ze geld verdient door de ontucht te begunstigen en de vruchtafdrijving aanraadt, siste een stem in haar.
Kwaad op zichzelve stond Isabella op. Hoe had Simone haar gesteund en raadgegeven voor enige weken toen ze wanhopig was en nergens een uitweg zag. Toen de schande en de armoede haar tegengrijnsden en ze niemand had om haar leed aan toe te vertrouwen.
En Lydwine dan, die dezelfde avond bij haar was binnengelopen, Lydwine, aan wie ze in haar wanhoop alles had verteld, Lydwine, die toen ze van haar eerste verbazing opvallend snel bekomen, zelfbeheersing hoorde bij haar vak, het gehele geval onder handen had genomen, het uit een heel ander standpunt had beschouwd dan zijzelve, dan Simone, dan Georges. Lydwine die beweerde dat alles altijd in orde kwam met kalmte en goede wil, haar zo dringend aangeraden had naar haar neef dokter Soenen te gaan, zo'n knap gynaecoloog. Lydwine, die had voorgesteld hem van alles op de hoogte te brengen, zodat Isabella geen onaangename ophelderingen behoefde te geven.
Hoe kwam het dat zij zo geredelijk op Lydwine's voorstel was ingegaan, ofschoon ze met zekerheid wist dat er dan van gewaagde praktijken geen sprake meer zou wezen. Zou Lydwine weten dat zij en Robert Soenen elkander tien jaar geleden zo na hadden gestaan?
Haar wegdrijvende gedachten werden tot het ogenblik teruggeroepen.
- Is er een reden waarom je zo blijft talmen, Isabella?
- Edmond komt vooreerst niet naar Europa. Haast heb ik dus niet. Ik zal er nog eens over nadenken.
Simone trok de wenkbrauwen hoger op.
- Zoals je verkiest, maar je weet hoe eerder zo iets gebeurt hoe beter.
- In vredesnaam dan maar, besloot Isabella, ik ben vandaag niet in de stemming voor discussies.
- Edmond wil scheiding aanvragen, flapte zij er wrevelig uit.
- Edmond? Scheiding? Hoe komt hij daartoe? Heeft hij vermoedens? Is er iets uitgelekt? Niet door mijn toedoen, Isabella, dat bezweer ik je.
- Hemel neen, antwoordde ze schamper. Jij en iets laten uitlekken van zo'n soort zaakjes. Daar verdenk ik je geen ogenblik van.
- Maar Isabella toch, wat een toon. Je bent helemaal uit je gewone doen. Ik heb toch niets miszegd of misdaan, ik verlang alleen je te hulp te komen in deze pijnlijke toestand. Wat is er met Edmond?
| |
| |
Daar was weer de innemende stem, daar waren de strelende gebaren, daar was de vertrouwelijke klank, en de rustige omgeving, nu de andere vrouwen waren heengegaan, daar was Simone Van Lopeghem, fijn, voornaam, vrij van vooroordelen, ontwikkeld, breed van opvattingen en vol begrip en inzicht. Isabella schaamde zich bijna over haar gebrek aan zelfbeheersing, over haar cynische houding.
- Och, het is niets, Simone, heus niet, neem het me maar niet kwalijk. Edmond wil scheiden, de gewone aanleiding, een andere vrouw. Des te beter. Ik ben ondanks alles wat overstuur, zie je, maar eigenlijk is er geen reden toe.
- Edmond? Scheiden? Hoe is dat nu ineens mogelijk!
Isabella had haar evenwicht hervonden. Eigenaardig - op sommige ogenblikken stelden de niet uitermate conservatieve Simone en de zeer vrome Lydwine zulke dwaze vragen.
- Quarante ans d'âge, quinze ans de mariage, gare au virage, je kent het spreekwoord. Kom Simone, scheiden om een andere vrouw, dat is toch de gewoonste zaak van de wereld. Voor mij zal het geen drama wezen, dat verzeker ik je.
Simone glimlachte opgelucht.
- Enfin, dan heb je toch de handen meer vrij. Laat ons nu even over het meest dringende spreken.
Toen Isabella de woning verliet was de afspraak gemaakt waren uur en dag vastgesteld voor een eerste bezoek aan dokter Heddisohn.
Er was ook een bontmantel in vison besteld en een zwart satijnen fourreau. De fourreau komt altijd te pas, hoe de mode ook verandert.
| |
XII.
Robert Soenen en Lydwine Verpoorten zaten zwijgend tegenover elkaar. Ditmaal was het bij uitzondering een ernstig gesprek geweest.
- Luister eens, Lydwine, ik zal je niet meer lastig vallen. Als het nu zo gesteld is met je, wel dan is het zo, en geen redenering mijnerzijds blijkt daar iets aan te kunnen veranderen. Laat me je alleen even doen opmerken, dat je dan niet meer piepjong zult wezen, dat het toch nog een paar jaar zal duren eer je je moeder met Harold alleen kunt achterlaten. De jongen is wel vlug hersteld van zijn ziekte en ik moet eerlijk zeggen dat er na de dood van je stiefvader een weldadige rust over jullie allen is gekomen, die ik de laatste jaren in dit huishouden niet meer heb gekend, maar ter zake: Primo, je wilt niet met me trouwen?
Ze schudde het hoofd.
- Neen Robert, je weet het nu. Ik trouw niet.
- Op je zestiende jaar je maagdelijkheid toegewijd aan de hemelse bruidegom! Prachtig. Net als de romeinse martelaressen. Besloten naar de melaatsen te gaan zo gauw je van huis weg kunt. Weet je zeker dat ze je met die bijbe- | |
| |
doeling in een klooster daarvoor nog zullen aannemen? Ze hebben daar hun postulantjes graag jong, dan krijgen de oversten ze gemakkelijker onder de duim.
- Voor een geneesheer die bij voorkeur opereert in klinieken, waar religieuzen aan het hoofd staan, kon je er wel op een andere toon over spreken, vind ik.
- Groot gelijk. Secundo, we hebben juist in onze kliniek, waar geen religieuzen de scepter zwaaien, een hoofdverpleegster nodig, weliswaar intern, maar onder goede voorwaarden. Neem dat aan. Ik kan er voor zorgen dat het prachtige voorwaarden worden en dan kun je me voorlopig helpen in mijn vak, het enige wat voor mij heilig is, volgens jou.
- Ik zal er over nadenken Robert, het met Moeder bespreken.
- Hm, ja natuurlijk. Zou je de volgende maand al kunnen komen? Ik heb twee bevallingen waarvoor ik in de rats zit. De ene kleine snuiter moet weer op acht maand komen, anders...
- Och welneen Robert, ik kan mijn tegenwoordige betrekking toch maar niet zo ineens...
- Ik heb je baas al gepolst. We zijn goede maatjes tegenwoordig, dat weet je...
- Neen, dat wist ik helemaal niet. En het is ook niet mooi, achter mijn rug om.
- Maar ik had net een goede remplaçante voor jou. Bij een zenuwarts, dan vind je makkelijker iemand dan in mijn specialiteit. Ik heb gezegd dat ik er je nog niet over had gesproken, zo fatsoenlijk ben ik wel geweest. Kom nu maar bij ons, als we een paar jaar verder zijn, Harold zijn studies af heeft gemaakt en weet wat hij verder wil, dan kun je voor mijn part naar de melaatsen gaan. Maar het zal je niet meevallen in een klooster, dat verzeker ik je. Nu, als het niet gaat dan kom je maar weer in Brussel terug. Werk in overvloed en handen te kort. O, van werk en patiënten gesproken, ik heb je vriendin mevrouw Harskamp niet meer teruggezien na haar eerste bezoek, ofschoon het toch de afspraak was, dat ze nog eens terug zou komen, zo gauw mogelijk.
- Ik heb haar ook niet meer ontmoet.
Ze vermeden het elkander aan te zien.
- Lydwine, luister eens.
- Ja, Robert.
- Je moet haar niet uit het oog verliezen, hè?
- Ik zal mijn best doen, Robert.
Het beroepsgeheim lag tussen hen als een tastbaar iets, dat hen nochtans verbond zonder dat zij verder een woord zegden.
Op dat ogenblik sloeg de voordeur dicht en een minuut later kwam Harold binnen.
Hij stond in de kamer, lenig en slank als een jonge god. Het bruine haar golfde om zijn slapen en zijn grijze ogen glansden kinderlijk blijde.
| |
| |
- Dag alletwee. Wat zitten jullie hier gezellig bijeen, Robert, ik wilde dat je altijd bij ons bleef. Zeg Lydwine, ik heb vanmorgen een briefje gekregen van Machteld Harskamp. Ze zou me vanmiddag komen halen voor een grote rijtoer met Moeder. Kun je mee, het is toch je vrije dag.
- Zo-zo, zijn jullie in relatie gebleven met die jonge dame?
Harold lachte.
- Ze zegt dat ze een oogje op me wil houden, ze is bang dat ik bij de Jezuïeten zal blijven als ik mijn humaniora af heb en vindt dat ik maar liever naar Spa moet gaan, waar ze me het eerst heeft opgepikt. Bij de Servieten.
- Bewaar ons, wat een vrome familie worden jullie. Pas op, Harold, dat ondernemende persoontje wil je aan de haak slaan. Ga er niet meer mee uit, aan een vrouw zit je vast voordat je het zelf weet. Ze lijkt me een jongensgek.
Harold draaide zich op zijn hielen om en verliet het vertrek.
- Is hij in zijn wiek geschoten? Kan hij zelfs geen grapje meer verdragen?
- Och, nog altijd wat prikkelbaar, maar verder is hij er bovenop. Ik had nooit gedacht dat hij over die zenuwinzinking na Vaders dood, en over zijn obsessies zo gauw heen zou geraken. Hij is altijd wat tobberig geweest. En verbeeldde zich werkelijk, dat hij...
- Een moord had begaan, sprak Robert ruw. Ja, ik weet het.
- Moord is een groot woord. Men moet het niet lichtvaardig in de mond nemen, dat heb je mij toen zelf gezegd.
- Nu ja, er is moord en moord. In ons vak ondervind je dat soms, als je moet kiezen tussen het leven van het kind of de moeder... Of de eer, de reputatie van de moeder, vervolgde hij in zichzelf.
Er hing een zekere spanning tussen hen. Dachten ze beiden aan die andere Harskamp, aan Isabella?
- Je moet hem liever niet plagen met Machteld, vervolgde Lydwine bedaard. Hij heeft een soort verering voor haar. En ze is werkelijk, ik zal niet precies zeggen heel lief, maar zeer, zeer goed, als je haar een beetje kent.
- Komt ze veel bij jullie?
- Nog al eens. Hoezo?
- Pas dan op. Ze zijn verliefd op elkaar.
- Och Robert, wat een onzin. Ze is ouder dan hij, ze vindt hem een aardige jongen, om wat te bemoederen, geloof ik. En ze heeft hem toen in Spa, en later als ze hier kwam tijdens zijn ziekte, moreel veel goed gedaan, meer goed dan waartoe jij of ik in staat waren.
- En wat is dat voor een praatje over de Jezuïeten? Ik zal er mijn broer eens naar vragen. Ze zullen Harold ginder op het College toch niet aan het bewerken zijn?
- Ik geloof niet, dat zoiets in de aard ligt van het Voorste Legioen, zoals ze genoemd worden. Harold heeft er trouwens nooit iets over gezegd.
- Daar heb je het al! Hij heeft er wél met Machteld Harskamp over gesproken en ze raadt het hem af. Ze wil hem voor zich hebben. Leer mij de
| |
| |
vrouwen kennen! Zij is niets bijzonders, maar hij is een pracht van een jongen, uiterlijk althans. Of er verder veel van terecht zal komen...
- Ik zou niet beweren, dat Machteld Harskamp niets bijzonders is, Robert, sprak Lydwine peinzend. Neen, dat zou ik niet durven beweren.
| |
XIII.
Alles ging naar wens, Isabella zou geen moeilijkheden voor de echtscheiding maken, och hemel neen. Schoonvader Harskamp was woedend op zijn oudste zoon, van de getrouwde paren was het ene verontwaardigd, het andere vond blijkbaar dat Edmond misschien geen ongelijk had en Machteld bewaarde een afgetrokken maar niet vijandige onzijdigheid.
Machteld was veranderd de laatste tijd, ook in haar uiterlijk. Het was gedaan met de lange slierten en blessen op haar schouders, het haar was netjes naar achteren gekamd en in een wrong bijeengehouden. De kleding was beter verzorgd. Een licht mantelpak, een paar correcte tweestuks, en enige werkelijk keurige jurken hadden de eeuwige rok-en-blouse, de jongensachtige jumpers en de wijde jassen vervangen. Nu ja, ze ging naar de twintig, het werd tijd.
Maar met de verandering in uiterlijk was er ook een merkbare innerlijke verandering gepaard gegaan. Machteld was beleefder, vriendelijk zelfs tegenover haar en het was merkwaardig hoeveel ze thuis bleef, in hun grote woning aan de Louizalaan, waar nu meer orde en regelmaat heersten. De luie huisknecht, die hen moest bestelen, Isabella was daarvan altijd overtuigd geweest, en het eeuwig giechelende kamermeisje, waren vervangen door wat bejaarder vrouwelijk personeel, en als Machteld afsprak om bij haar in Tervueren te komen, dan was ze er tegenwoordig ook op het bepaalde uur. Wetend dat Isabella's dienstbode ging trouwen, had ze zelfs voorgesteld wat bij haar te komen, totdat de tegenwoordige vervangen was, daar Isabella 's nachts niet gaarne alleen in de villa bleef. Doch met het oog op haar vrijheid van bewegen in de toekomst had Isabella daarvoor bedankt en gezegd, dat ze binnenkort wat op reis ging met kennissen. Sedert de geschiedenis met Edmond bekend was vroeg men haar nooit uitleg over haar doen en laten, noch haar schoonvader, noch de verdere familie. Des te beter.
Isabella stond voor de spiegel. Een ziekelijke gewoonte deze laatste weken. Verbeeldde zij het zich of werd het inderdaad zichtbaar? Haar toestand was nog altiijd dezelfde, maar haar besluit was genomen. Over veertien dagen moest alles achter de rug zijn.
Edmond ging trouwen, eerst scheiden en dan met een andere vrouw trouwen. Hij kwam voorlopig niet naar Europa, er was dus nergens haast bij. Ze had niet meer naar Robert willen gaan na die eerste keer, waarom niet? Omdat Robert natuurlijk zou trachten haar te bepraten, doen als of hij haar redden zou en uitstellen. Maar dat wilde ze niet. Ze werd zwaarder, ze had zich gewogen, beslist zwaarder. Het was of binnen in haar iets groeide, iets waaraan
| |
| |
ze geen naam kon noch wilde geven. lets wat morgen aan de deur van haar hart zou kloppen en dan zou zij niet meer durven, dan zou het te laat wezen voor een afdoende maatregel.
Ze was naar het door Simone Van Lopeghem opgegeven adres gegaan. Alles was vlot verlopen. Een vluchtig onderzoek, geen lastige vragen, geen bezwaren, geen terechtwijzigingen. Hoe beschaamd en ellendig had ze zich gevoeld bij Robert in zijn spreekkamer, hoe kalm en gewoon ging alles bij dokter Heddisohn. De behandeling was vastgesteld voor de volgende week, de financiële zijde was in hoofdzaak geregeld. Eigenlijk zag ze er toch tegen op. Als ze het geld maar liet schieten, eerst nog eens telefoneerde naar Robert? Neen, neen, ze leek wel gek.
Vanmiddag ging ze naar Simone om daar Georges te ontmoeten en met hem verder de dag door te brengen. Ze hadden nog het een en ander te bespreken. Georges was opgetogen over de wending die de zaken namen, hij wilde haar absoluut een grote som ‘voorschieten’ of ‘lenen’, ze begreep waarvoor, want ze zou nu immers veel kosten hebben. Blijkbaar was hij toch nog erg verliefd op haar, ook wel bezorgd over haar toestand, zeker, maar blij dat ze nu toch eindelijk tot een redelijke oplossing wilde komen. Wat Georges een redelijke oplossing achtte. had Robert een misdaad genoemd.
Wat zou het haar goed doen van middag een paar uur bij Simone te wezen. In Simone's huis leek alles altijd zo gewoon, zo eenvoudig, zo redelijk, zo gemakkelijk, zo onschuldig zou men haast zeggen. Daar was geen aarzeling, geen vrees, geen twijfel, daar werd alles ontweken wat storend werkte, wat het leven onaangenaam of ingewikkeld zou kunnen maken.
Ze liep op de Tervuerenlaan naar de tramhalte, in de zon.
Toen gebeurde het.
Een jong meisje ging over het middenpad met een kind aan de hand.
In de verte kwam hen een vrachtwagen tegemoet. Was de bestuurder dronken, was het stuur defect, weigerden de remmen? De wagen slingerde heen en weer, ontweek ternauwernood een auto die hij kruiste, reed op het voetpad, bonkte er weer af, naderde in snellere vaart.
De kleine jongen liet de hand van het meisje los, draafde de straat op, de wagen naderde hortend en schokkend, het meisje schreeuwde, het kind verdwaasd zag het vreselijke monster, bleef stokstijf staan.
Toen bruiste de natuur op. De eeuwige oeroude kracht in de vrouw, geschapen om leven te geven en leven te beschermen, brak zich baan, het moederdier-instinct machtiger dan de drang tot zelfbehoud, sterker dan de dreiging van doodsgevaar. Isabella deed een sprong, greep het kind bij de arm en slingerde het van zich af op het voetpad. Zijzelve struikelde, sloeg achterover, gegrepen door een spatbord. Ze hoorde vreselijk gillen, werd een eind meegesleurd, haar hoofd botste op de straatkeien, haar lichaam werd uiteengerukt, haar benen verbrijzeld. Toen zonk ze in de duisternis.
Het ongeluk gebeurde dicht bij de kliniek, waar dokter Soenen die namiddag werkzaam was.
| |
| |
Het was weer een van de vele ongevallen zoals Brussel er dagelijks meemaakt. Onbekwaamheid, drank, onvoorzichtigheid, verstrooidheid, stuurbreuk of andere defecten.
Bereidwillige voorbijgangers droegen de beide slachtoffers naar binnen nog voordat de politie ter plaatse verscheen. Het kind had weinig letsel bekomen, een buil, een paar schrammen, een gezwollen neusje en geschaafde handjes, maar de vrouw was er ernstig aan toe.
In de hal zat het zusje van het knaapje, angstig en geheel ontdaan na de ondervraging, en schreide dikke tranen. Was de dame dood? Zij had er heus niets aan kunnen doen. Tony was nog zo klein, dikwijls een stoute jongen, had al dikwijls voor de broek gekregen omdat hij haar hand losliet. Was de dame erg gewond? Wisten ze wie het was? Kon zij iets voor de dame doen? De dame had Tony het leven gered.
De bestuurster had haar gekalmeerd. Ja, het was wel ernstig, maar de patiënt was in leven en men wist wie het was. Een voorbijganger had haar handtas opgeraapt en afgegeven. Alles zou wel in orde komen. Tony mocht met haar mee naar huis, maar hem rustig houden, en vooral niet voor de broek geven als vader of moeder thuiskwamen. Neen, zij had er niets aan kunnen doen, de politie had dat heel goed ingezien. Over een paar dagen mocht ze wel eens komen horen hoe het met de dame ging, als ze dat zo gaarne wilde.
De hoofdverpleegster, zuster Verpoorten, stond gebogen over de zieke, die nog steeds buiten kennis lag.
De beenwonden waren niet zo gevaarlijk, men had het ene been dadelijk kunnen hechten, aan het andere was de wonde lang en diep. De arm was gebroken, het gelaat zeer geschonden door het sleuren over de keien, de inwendige kneuzingen moesten talrijk wezen en een geweldige baarmoedervloeiïng, die niet te stoppen viel, had de onmiddellijke bloedovertapping noodzakelijk gemaakt.
Lydwine legde de hand als een liefkozende moeder op het krullende haar. Een grote pleister liep over het voorhoofd, en de wang had er lelijk uitgezien voordat het verband werd gelegd. De benen, dat was niet zo erg hoopte ze, en de arm was goed gezet. Doch de vloeiïng die niet wilde ophouden...
Twee geneesheren kwamen binnen, Lydwine week achteruit. De dokters stonden ter weerszijden van het bed, namen beiden een pols vast.
- Is de familie gewaarschuwd? vroeg dokter Soenen zacht.
Lydwine knikte.
Lichte voetstappen in de gang, een tik op de deur en de portierster liet Machteld Harskamp binnen.
Ze kwam dichterbij, wierp een blik op het bed, keek naar de geneesheren, toen naar Lydwine, beet op haar lippen.
- Kan ik hier blijven, ook 's nachts?
Robert Soenen knikte, en Lydwine begreep dat de nacht beslissend zou wezen.
| |
| |
Even schenen de wimpers van het slachtoffer te trillen, even schenen de lippen te bewegen. Robert Soenen lichtte voorzichtig een der oogleden op, boog zich voorover, legde zijn oor op het hart.
De dokters wisselden een blik, zijn collega verliet de kamer, en Machteld nam geluidloos een stoel en zette die naast het bed, alsof zij van plan was de plaats niet meer te verlaten.
In de gang gekomen keek Robert langs Lydwine heen, vermeed haar blik, om te zeggen:
- We moeten nog een bloedovertapping doen.
- Ja Robert. Ik was vanavond vrij. Ik zal hier blijven.
- Ze zal er wel doorkomen.
- Natuurlijk komt ze erdoor. En, als ze sterven moet, Robert, dan zal het zijn, omdat ze...
- Omdat ze een vreemd kind het leven heeft gered.
Lydwine zag twee tranen met geweld teruggedrongen in Robert's ogen.
- Maar zij komt erdoor, herhaalde ze met nadruk.
Hij knikte zwijgend.
Lydwine wist het, ze wist het nu met zekerheid, wat ze al vermoed had de laatste weken. Deze Isabella, deze vrouw, waarmede hij vroeger verloofd was geweest, zij zat hem in het bloed. Hij had haar nooit vergeten.
| |
XIV.
- Zullen we nog eens een tochtje maken, zoals de vorige keer? De kameraden wilden naar het Rijnland en dan verder tot Heidelberg. We hebben het in Spa allemaal zo leuk gevonden, het plan kwam van jou. Maar toen je onverwacht naar Brussel bent teruggegaan op een avond, met die vreemde jongen, toen was er daarna toch de pret wat af. We kunnen het nu overdoen.
Machteld schudde het hoofd.
- Neen Ben, het spijt me voor jou, maar ik kan heus niet, ik heb geen tijd. Je weet dat ik me de laatste weken van alles heb afgemaakt.
Ze keek hem aan, wat medelijdend, Ben de jodenjongen. Zij konden doen wat ze wilden, ze konden zich inspannen, vriendschap aanbieden, met hun ruim zakgeld de anderen vrijhouden op een soms hinderlijk edelmoedige wijze; men kon ze waarderen om hun vele goede eigenschappen, ze bleven de vreemdelingen, al woonden ze meer dan drie geslachten in West-Europa, de indringers, ze bleven de Joden.
Toen hij verdrietig en mokkend het hoofd afwendde vervolgde Machteld:
- En eigenlijk worden de meesten onder ons, zoals jij en ik, toch te oud voor zulke kinderachtige tochtjes. We verknoeien veel tijd en veel geld dat we beter konden besteden.
- We mogen toch wel eens iets hebben.
Machteld schoot in een lach.
| |
| |
- Jij rijkeluiszoontje, jij jonge Croesus. Heb je nooit iets voor je plezier soms?
- Neen, antwoordde hij gesmoord, zonder jou heb ik nooit ergens plezier, dat weet je. Maar jij hebt alleen aandacht voor die zwerver, die je toen in Spa hebt opgevist, vervolgde hij heftiger. Voor je vrienden ben je verloren.
- Ben, vrienden zijn we niet, we zijn een troepje kameraden, pretnummers, uitgaanders, en sommigen gaan al hoe langer hoe meer een weg op, die mij niet bevalt en jou evenmin. Je bent er te goed voor, voor Dick en Joe en Cilly en dat soort.
- Sommigen zijn toch aardig, verdedigde hij zwakjes de afwezigen.
- Zeker, de meesten. De jeugd is heus niet zo algemeen verdorven als de moralisten en zeurkousen het graag voorstellen. Gangsters en deugnieten waren er niet onder ons, we waren alleen grootgeworden kinderen, blij met onze vrijheid, blij met het te vele geld dat de mama's ons gaven, en de auto die we van de papa's af en toe op eigen houtje mochten gebruiken. Maar ga gerust met de anderen mee. Jij en ik waren de enigen die een eigen auto voor onszelf hadden en jij kunt nu de leiding nemen in mijn plaats.
Hij schudde het hoofd.
- Daar zijn ze niet op gesteld: van mij zullen ze niets aannemen, ik word er maar bij geduld.
Machteld legde de hand op zijn schouder, de blik waarmede hij haar aankeek was die van een dankbare setter.
- Neem een goede raad van mij aan, Ben, blijf meer onder je eigen volk. Je rasgenoten, daar zijn toch genoeg prettige jongelui onder en allerliefste meisjes. Of ga eens met een makker een mooie reis maken, van Italië ken je weinig of niets. En dan Spanje bijvoorbeeld.
- Italië is jullie land, het land van de catacomben, de Sint Pieter, de schilders der Madonna's. Spanje herinnert me te veel aan wat mijn voorouders, mijn rasgenoten zoals je zegt, waartoe je mij met alle geweld wilt terugdringen, te lijden hebben gehad van de Moren en de Christenen. Denk maar eens aan mijn naam: Texeira de Portugael. Als jij ook genoeg van mijn gezelschap hebt, zeg het dan ronduit.
Ze bekeek hem zwijgend. In tegenstelling met velen van de zijnen was hij een klein, lelijk, onogelijk jodenjongentje, zonder de minste aantrekkelijkheid. Zijn grote neus, zijn kroeshaar als van een neger, zijn te wijd van elkaar afstaande ogen en grote oren, en zelfs de loop, die speciale sloffende platvoetenloop, waarvan haar vader beweerde dat ze hem sedert Mozes van het trekken door de woestijn hadden overgehouden, was anders dan die van al de jongelui waar ze mee omging.
- Je vergist je, sprak ze vriendelijk. Morgenavond ben ik vrij, bestel twee kaarten voor jou en mij, we zullen samen naar het concert van Yehudi Menuhin gaan. Ik heb hem als kind eens gehoord, de grote Joodse violist, en er altijd naar terugverlangd.
| |
| |
Weer was daar die onderdanig dankbare blik. Een hond die men een stuk brood toewerpt, dacht ze geërgerd.
Maar scherpzinnig was hij en hij hield van haar op een eerlijke aandoenlijke wijze. Van de vroeger onverschillige, achteloze Machteld, waar alle jongens goed mee konden opschieten en de meisjes ook wel. En nu ze veranderd was, ordelijker geworden, zorgzamer, en zich plichten geschapen had, nu Papa eindelijk voldaan over haar was en nu ze weken en weken aan het ziekbed van Isabella had gezeten, voor ontspanning alleen af en toe naar Harold en zijn moeder ging, nu was hij de enige die zichzelf gelijk bleef in zijn houding tegenover haar. Alleen vandaag was hij even uit de rol gevallen, hij was jaloers op Harold, dat besefte ze wel. Er was anders volstrekt geen reden om jaloers te zijn.
Isabella ontwaakte, sloeg moeizaam de oogleden op.
De witte kamer, de witte meubelen, ze hield niet van strak wit, de zwoele atmosfeer, in haar slaapkamer wilde ze het steeds fris hebben, hier was de lucht als lauw water. Het rook ook altijd onaangenaam, naar geneesmiddelen en iodoform, naar verbandstoffen en eau de Cologne, naar ziekte, haar eigen lichaam waarschijnlijk.
Wat was er gebeurd met haar, wat was er eigenlijk gebeurd?
Haar hoofd deed pijn, deed altijd pijn. Het was niet de gewone hoofdpijn die haar vroeger soms maandelijks overviel of bij een begin van verkoudheid. Het was haar hele hoofd, niet alleen haar hersens, maar ook de beenderen en het vel en het haar, alles deed pijn. Haar lichaam deed pijn, het ene been verbonden, het andere stijf gespalkt, en de arm in gipsverband. En haar buik, o goede genade, haar buik, en de rug. Wat was er met haar gebeurd?
Ze probeerde te denken, zich te herinneren, de beelden te verzamelen, aaneen te rijgen. Ze was thuis weggegaan. Ze had een afspraak met dokter Heddisohn, maar dat was niet voor die dag, dat was voor later. Het was mooi weer, ze had haar helblauw mantelpak aan, ze liep in de zon op de Tervuerenlaan, in de volle zon en dit ene herinnerde ze zich duidelijk: ze had gedacht, als ik over veertien dagen weer hier zal lopen in mijn blauw wandelpak, dan heb ik een moord op mijn geweten. En toen? Wat was er toen gebeurd?
Er was een kloof, een diepe kloof, die Isabella niet kon overbruggen. Ze kon ook niemand iets vragen, ze mocht niets zeggen, nooit, nooit.
Ze liep in de zon op de Tervuerenlaan als gewoonlijk en toen was ze in de afgrond gestort, ineens, in de hel. Een hel van verschrikking, van bloed en marteling, van afgrijselijk lijden. Ze werd geradbraakt. Dan lag ze op een operatietafel, hoe kwam ze daar? Ze hoorde stemmen, maar ze verstand niets, begreep niets. Was het de stem van Robert? Neen, dat kon niet, ze meende het maar. Robert had geweigerd, Robert had het een moord genoemd, Robert had er niets mee te maken. Was het een ander, was het dokter Heddisohn?
Ze kreunde luider en luider, ze hoorde zichzelf kreunen. Ze kon zich ook niet bewegen, ze hadden haar verlamd, en ze was zo alleen, ze was van God
| |
| |
en de mensen verlaten. Zou iemand ter wereld ooit zo alleen zijn geweest als zij?
Wat had men haar aangedaan, en waarom, waarom?
Abortus, wat een akelig woord. Maar dat moest toch verlopen als een gewone miskraam.
Nu wist ze het. Ze was veroordeeld, ze had een moord begaan, dat was het. Ze had toegestemd dat aan haar een moord werd begaan, dat was de onvergefelijke, de onherstelbare schuld. En waarom had ze zo gevreesd voor de komst van een kind? Om de last, om de opspraak, om de schande, om de armoede?
O God, o God, wat was ze verlaten. Nu had Hij zich gewroken, de God waarin ze als kind had geloofd, de God van de catechismuslessen bij de voorbereiding tot de Plechtige Communie. Een rechtvaardige God die het goede loont en het kwade straft, die de hemel belooft aan wie goed is en de hel voorspelt aan wie kwaad is. En zij was slecht geworden, zij Isabella. Ze was niet altijd slecht geweest, ze was geweest als iedereen. Ze bad wel niet, ze ging niet naar de kerk, maar ze deed niemand kwaad. Was het kwaad zoveel van Georges te hebben gehouden, vroeger, en gelukkig te zijn geweest een jaar lang, veel gelukkiger dan ooit te voren? Hield ze nu nog van Georges? Ze wist het niet. Was het kwaad wat Edmond haar schreef, dat hij wilde trouwen met een andere vrouw, een vrouw die een kindje van hem bezat? Een vrouw, die wel een kindje had willen behouden.
Als iemand haar maar eens juist wilde uitleggen, wat er gebeurd was. Ze was bij Robert geweest, een tijd geleden, één keer maar, meer niet. En het was toch Robert's stem toen ze op die operatietafel lag. Ze was bij dokter Heddisohn geweest op raad van Simone, en ze hadden alles afgesproken, ze had een hoge som betaald, ze hadden alles vastgesteld... maar meer niet. Hoe kwam ze dan van de zon op de Tervuerenlaan in die zwarte kuil, en dan op de operatietafel, zo ineens. Hoe... hoe?
Een schim bewoog, maar de schimmen wilden nooit spreken. Zat Machteld weer naast haar bed? Het was of Machteld, ze rook de lavendelzeep die zij gebruikte, het scheen of Machteld en Lydwine altijd daar waren, ook als ze dacht dat ze heel alleen was. Waarom wilde Lydwine haar niet zeggen wat er gebeurd was, Lydwine wist toch dat zij van plan was... Agnus Dei, dona nobis pacem. Lydwine, waarom bid je dat als je naast me zit, ik heb het gehoord. Zeg dan wat er met mij is gebeurd. Agnus Dei... dat is ook uit de catechismusles van de voorbereiding. Maar het is zo lang geleden, ik ken het nog wel van buiten... qui tollis peccata mundi. Maar het telt niet meer voor mij. En ik ben te moe.
Ze werd weer misselijk en duizelig, en ze zou vallen ofschoon ze neerlag. Ze had zo'n pijn, zo'n angst, zo'n pijn.
Daar waren ze weer, de slijmerige sissende slangen, die over haar heen kropen, haar omslingerden. En de fladderende vleermuizen en de zwarte vogels met hun scherpe klauwen. Een havik, een heel grote, zat altijd aan het
| |
| |
voeteneinde. Hij had een lange hals, wel een meter lang en ze griezelde van zijn flikkerende ogen. Hij stak de kop vooruit met de dreigende kromme snavel. Hij pikte eerst overal en begon dan te wroeten, te rukken, trok de ingewanden uit haar lichaam. Opeens waren er hele scharen van vleermuizen en sperwers, die door de kamer vlogen en alles werd zwart, en felrood en geelgroen als knetterende onweersschichten. Daar waren hele drommen kleine dieren, muizen en ratten en uilen en apen, die dansten rondom haar heen en schaterden als duivels. Ze trokken aan het haar, aan de vingers, aan de tenen, ze grepen haar vast en bonden haar op een rad, dat haar verpletterde. De donder ratelde, de bliksem flikkerde, de kleine duivels lachten en krijsten en sprongen op en om en over haar heen. Ze schreeuwden en tierden, ze raasden en sisten altijd maar hetzelfde woord: moord, moord! Die vrouw heeft haar kind vermoord. Verbrand ze, ruk ze uiteen, snijd haar lichaam open. Moord, moord, moord! Een ontzaggelijk monster kwam schokkend op haar af om haar te verpletteren en een vrouw begon te gillen, te gillen.
De verpleegster schoot ijlings binnen, keek even naar de zieke, raakte zachtjes haar schouder aan.
Het was weer mis, weer opnieuw helemaal mis. Ze liep de gang op.
- Dokter Soenen, komt u even binnen. Het gaat weer niet. Ze heeft ook de hele nacht geijld, zegde de wachtzuster. Ze slaapt telkens in, maar...
Robert Soenen boog zich over het bed.
- Isabella, sprak hij zachtjes, en toen nogmaals, Isabella.
Ze zuchtte licht, en hij herhaalde ditmaal luider:
- Isabeau, word eens wakker, Isabeau.
Het was een klank uit het verre verleden, een naam die niemand haar ooit gegeven had behalve toen ze heel jong was, haar verloofde, de eerste man met wie ze in aanraking was geweest.
Uit de diepte der diepten, uit de afgrond van duisternis drong het door tot het laatste zintuig, dat ook de mens bijblijft eer hij voorgoed heengaat: het gehoor.
- Isabeau! het klonk als een bevel.
Ze trachtte de ogen te openen, ze trachtte iets te zeggen, maar het ging niet. Weer zuchtte ze dieper, alsof ze de laatste kracht wilde ophalen en uitademen, dan fluisterde ze:
- Robert... Wat heb ik gedaan? Ik heb zo'n pijn, oh-oh-oh.
Toen verloor ze het bewustzijn.
De dokter gaf haar een inspuiting. Dat was het enige wat hij doen kon, de pijn verdoven, het enige wat in zijn vermogen lag op dit ogenblik. Alle geneesmiddelen gaf zij terug, welke weg men ook gebruikte, en ze moest tot kalmte komen, ze moest.
Robert Soenen bleef naast het bed staan. Isabella, de mooie Isabella uit zijn jeugd, die hem zoveel verdriet had gedaan, wat was er van haar overgebleven? Een geschonden lichaam, en erger misschien, een geschonden geest.
Beneden in de hal ontmoette hij Machteld Harskamp. Wat zagen ze bij
| |
| |
Lydwine thuis toch in dat meisje? Nu, trouw was ze, dat kon je niet ontkennen, ze kwam iedere dag.
- Juffrouw Harskamp, kan ik met u even over de zieke spreken? Het gaat minder goed.
- Zeker dokter, maar mag ik eerst iets aan zuster Verpoorten vragen?
Scheep hem af, Machteld, sprak ze tot zichzelf. Die man is je te glad, hij ziet dwars door je heen. Hij raadt wat je denkt, en hij wil weten wat je vermoedt. Hij zal trachten je uit te horen. Kun je begrijpen! Mij niet. Laat Lydwine het opknappen, aan haar kan ik eerst alles vertellen.
- Zoals u verkiest. Zuster Verpoorten is boven op de overloop bezig. De zieke mag niet alleen blijven. Vannacht moet er weer gewaakt worden.
Machteld knikte. Ze dacht aan Ben, ze zou hem opbellen, dat het waarschijnlijk ook morgen niet gaan zou voor het concert.
- Ik zal vannacht weer blijven, ik weet dat er handen te kort zijn zoals in alle ziekenhuizen. Waarom zorgt u niet voor een groter aantal verpleegsters?
- Ik vraag het me ook af, antwoordde hij korzelig, maar toen bemerkte hij dat ze er wat betrokken uitzag, alsof ze ergens over nadacht.
- U hebt al zo dikwijls gewaakt, vervolgde hij iets vriendelijker.
- O, ik kan er tegen, wees gerust. Ik heb niets te verzuimen.
Het zou weer een teleurstelling wezen voor die goede Ben, als ze hem vanavond niet kon spreken en het voor morgen afzegde. Maar als je schoonzuster je nodig had kon je niet naar een concert gaan om een vreemde plezier te doen. Als het nu bijvoorbeeld Harold was, of zijn moeder, of Lydwine... Waren dat dan soms geen vreemden voor haar?
| |
XV.
- Het duurt lang, Lydwine, ik vind dat het veel te lang duurt. Ze boert telkens weer achteruit als het een paar dagen lijkt beter te gaan. Haar geest is in de war. Ik ben overtuigd dat er iets op haar lever ligt, waardoor ze geen rast kan vinden.
Ze noemden elkander bij de voornaam, er was een grote vertrouwelijkheid gekomen tussen de beide meisjes, ondanks hun verschil in leefwijze. ‘Als de werkster ons in de steek liet en Moeder was niet heel goed, en jij moest in de kliniek blijven, dan knapte Machteld voor ons het huishouden op, dat zou je zien’, beweerde Harold.
Ze had hem uitgelachen. Kun je begrijpen, dat verwende juffertje, maar in hun hart vonden Moeder en zijzelve dat Harold misschien niet zo helemaal de bal missloeg.
- Ja Machteld, het duurt lang, maar ze is er naar aan toe geweest. Het was tenslotte een zeer ernstig geval, ze had voor haar leven gebrekkig kunnen zijn. En dan, een hersenschudding heeft nadelige gevolgen, althans een zekere tijd. Het evenwicht is verbroken, het zenuwgestel geschokt en...
| |
| |
Machteld schudde het hoofd.
- Luister eens, Lydwine, ik ben geen dokter en geen verpleegster, ik heb niets te maken met beroepsgeheimen en ambtseden, en al zwijg ik tegenover vreemden, en de hemel weet of ze me uitvragen, aan jou flap ik er alles uit wat ik denk over Isabella, en dat is niet veel moois.
- Machteld, vermaande Lydwine, inwendig wat beklemd over die inleiding, het is je zuster en ze is zo zwaar beproefd.
- Reden te meer om de zaken in het klare te trekken, en dat schijnen jullie niet te kunnen, noch jij noch je neef dokter, maar ik zal het proberen, vervolgde ze vastberaden. Ten eerste is Isabella niet mijn zuster, maar mijn schoonzuster, voorlopig nog, voor zolang het duurt. Haar man wil scheiden. Ja, deze keer zitten we in het straatje zonder eind. Edmond is overgekomen, Papa had hem dadelijk het ongeluk getelegrafeerd en binnen een week was hij hier. Je hebt Edmond wel ontmoet aan haar ziekbed. Nu het gevaar geweken bleek, kan hij teruggaan volgens mijn mening. Van de scheiding, dat wisten we al eerder van hemzelf per brief en ook Isabella had er ons over gesproken. Daarover waren zij het beiden eens.
In Lydwine groeite de onrust.
- Waren er redenen, was er jullie iets bijzonders bekend?
Machteld lachte even, kort en hard, niet op haar gewone manier, die Harold zo'n goed deed.
- Neen, Edmond weet van niets. Hij had het haar eerlijk voorgesteld, hij wil trouwen met een andere vrouw. En zij vond het natuurlijk dadelijk goed, dat kun je wel begrijpen. Een mooie oplossing waarschijnlijk. Je hoeft niet zo onzijdig te kijken. Ik denk, ik weet bijna zeker, dat ze een verhouding heeft al meer dan een jaar met... nu ja, dat doet er niet toe. Ze was geweldig intiem geworden met mevrouw Van Lopeghem. Ken je die?
- Neen. Ik heb misschien de naam wel eens gehoord, maar...
- Des te beter. Niets voor jou. We zullen het kort maken, verkwikkelijk is de geschiedenis niet. We konden wel over iets plezierigers praten, maar de tijd van de blanke onwetende en onbenullige meisjes als blauwe bloemetjes is al lang uit de mode, voor de ooievaar ons gebracht heeft, hé! Ik ken die mevrouw Van Lopeghem bij reputatie. Een vroegere schoolkameraad van me, Josine Dekkers, tenniste graag en goed en veel en dat was een voorwendsel om altijd van huis te zijn, soms voor weken, om te spelen buitenlands. Het was daar bij hen een fataal gezin: papa had een maîtresse en mama had nooit meer dan één kind willen hebben en daar voor gezorgd, met alle middelen waarschijnlijk. Toen het met haar dochter misliep heeft die mevrouw Van Lopeghem raad geschaft.
Lydwine stond op. Wat een ongewoon, wat een ellendig gesprek, en wat voor een toon sloeg Machteld aan. Als ze bij hen kwam, dan was er altijd iets fris, iets jongs, iets blijmoedigs in huis gekomen. En nu... Zou Robert dan toch gelijk hebben, was het meisje anders dan ze hun toescheen, wijzigde ze haar houding naar de omgeving of de omstandigheden?
| |
| |
- Wil ik mijn confidenties voortzetten, of liever niet?
- Ga je gang. Maar ik begrijp niet waar je naar toe wilt. Wat heeft dat alles met Isabella te maken.
- Enige weken voor het ongeluk logeerde ik een poosje in Tervueren bij haar. Een idee van Papa. Hij moest wat langer op reis en wilde niet dat ik alleen thuisbleef met het personeel, een jong meisje zonder toezicht. Hemel, wat kunnen ouders toch onnozel zijn! Ik ging dus naar Tervueren en bleef onder Isabella's hoede. Wel, ik heb ondervinding met schoonzusters, anders brave vrouwtjes hoor, minstens zo braaf als ik. Maar de ondervinding wekte vermoedens bij me op. Isabella was niet goed in orde, bleef 's morgens lang op haar kamer, ontbeet op bed, was dikwijls misselijk, enzovoorts, enzovoorts. Ze was prikkelbaar, nu eens ongewoon stil, dan weer opgewonden druk en gemaakt vrolijk, enfin, ik merkte dat er iets aan haperde. Ze chauffeert niet graag zelve, is ook nooit heel zeker van zichzelf aan het stuur, en ik moest haar slag over keer dan hier brengen, dan daar, en heel dikwijls naar mevrouw Van Lopeghem. Modellen bekijken, toiletten bestellen en dat soort van geschiedenissen. Controleren doe ik niet, ik ben geen spion, ieder zijn eigen zaken, mij gaan ze niet aan, al vond ik het jammer voor Edmond en tenslotte ook voor haarzelve. Ziezo, nu ben je op de hoogte.
- Waarvan en wat bedoel je eigenlijk? vroeg Lydwine ongeduldig.
Ze voelde dat het haar moeilijk viel haar pijnlijke gevoelens te verbergen. Als ze maar nooit iets geweten had, als Isabella haar indertijd maar niet in vertrouwen had genomen, dan kon dit hele geval haar vreemd blijven, dan kon ze Machteld het zwijgen opleggen, zeggen dat het haar allemaal niet interesseerde, dat alleen het ziekteverloop na het auto-ongeluk voor haar belang had.
Maar toen ze in het ernstige meisjesgelaat keek, met de nu strak gesloten mond en de verdrietige ogen, bedacht ze zich.
- Zeg liever rechtuit wat je denkt, Machteld, het is misschien beter.
- We hebben beiden te veel bij haar gewaakt, Lydwine, dag en nacht. Toen ze nog buiten kennis lag dagen lang, toen ze telkens het bewustzijn verloor, toen ze zware koortsen had en voortdurend ijlde, toen ze in haar dromen altijd hardop praatte soms in halfwakende toestand om dan star te zwijgen als ze goed wakker was. Ik denk dat ze vreesde zwanger te zijn, dat ze middelen aanwendde, medicamenten slikte of de hemel weet wat, en dat het auto-ongeval bewerkt heeft wat zij hoopte te verwekken, beter dan een afvoer-middel. Van die dingen moet jij beter op de hoogte zijn dan ik, je bent in het vak. Maar ze praatte altijd over een kindje dat ze vermoord had, en dan weer dat ze het toch niet wilde, maar over het auto-ongeluk en over het ventje dat ze gered heeft, sprak ze nooit. Er is een vreemde verwarring in haar brein. Obsessies, hallucinaties, waanbeelden, dwangvoorstellingen, we hebben daar geleerde woorden genoeg voor.
Lydwine wilde iets zeggen, aarzelde, haar gedachten vlogen.
Waarom had Isabella haar niet gezegd dat ze vroeger met Robert verloofd
| |
| |
was geweest? Waarom was zij na het eerste bezoek niet naar hem teruggegaan? Had Robert haar gerustgesteld omtrent haar toestand, of haar bepraat geen verkeerde dingen te doen, of zoals ze hem kende in zijn ruwheid somtijds, vlakaf geweigerd wat zij verlangde en had Isabella zich tot een andere arts gewend, ‘un médecin complaisant’ zoals de term luidt, die beleefd, volkomen discreet, betrouwbaar is en veel geld vraagt?
In één opzicht had Machteld juist gezien, het auto-ongeluk had een miskraam verwekt, al noemden ze het zware vloeiïngen, de zuivering van de baarmoeder nadien was een noodzakelijke voorzorgsmaatregel geweest.
Tersluiks keek ze naar Machteld. Ze dacht aan thuis, aan haar stiefvader met zijn onevenwichtige geest, aan Harold van kindsbeen af geplaagd door angstvalligheid en gemoedsbezwaren, aan Harold die ze zo dikwijls had moeten geruststellen met het gezag van de oudere zuster. Harold, hun lieve jongen, zo verward en ontsteld na de plotselinge dood van zijn vader, dat ze voor hem gevreesd had totdat dit grote kalme meisje, met haar klare zin, haar nuchtere taal, haar besliste manieren een invloed op hem had verkregen, waardoor hij zijn geestelijk evenwicht herwonnen had.
- Machteld, sprak ze eindelijk, wat je zegt kàn waar zijn, we weten het niet. En we kunnen er voorlopig niets aan doen. Wachten tot je schoonzuster sterker wordt, uit zichzelve iets zegt en voor redenering vatbaar blijkt. Dat ze over het ongeluk niet praat is heel normaal. Bij een geweldige schok ontstaat er dikwijls een leegte, een hiaat in de geest, een dikwijls algeheel, maar menigmaal tijdelijk geheugenverlies. Na de oorlog hebben we dat al zoveel meegemaakt. De soldaten wisten alles tot vlak voor hun verwonding en vanaf dat ze begonnen te bekomen, doch wat er tussen lag was een kloof, een afgrond... Misschien zal ze later uitleg vragen, zich uitspreken tegenover mij, of jou of tegen een priester, als je denkt dat ze tobt.
Machteld schudde het hoofd, haalde de schouders op.
- Jij hebt je studies gedaan, Lydwine, je moet het dus beter weten dan ik, en bovendien heb je bij een zenuwarts gewerkt, en daar zijn er uitstekende en stommerikken onder. Maar als ik baas was, dan zette ik alle overdreven bescheidenheid en voorzichtigheid aan kant en ik noemde de zaken bij hun naam. Als ik baas was dan vatte ik de koe bij de horens, dan ging ik in een helder ogenblik, en ze heeft ogenblikken dat ze volkomen bij haar verstand is, hoor, naast haar bed zitten en ik zei kort en goed: Isabella, je hebt een miskraam gehad of hemorrhagiën gekregen door een auto-ongeluk. Je bent omvergereden door een vrachtwagen, je hebt het een en ander gebroken en bent inwendig nogal erg gekneusd, maar dat komt terecht. Als het een miskraam was dan is dat misschien jammer maar je moet er niet over tobben, want je kon er zelf niet aan doen. Je hebt volstrekt niets of niemand kwaad gedaan of vermoord, integendeel je hebt door je tijdig inspringen een wildvreemd jongetje het leven gered en daar kun je tot het einde van je dagen trots op zijn. Scheid nu uit met piekeren en mieren. Dank de hemel dat je er door bent en niet al te erg toegetakeld. Met een beetje goede wil en opgewekte zin ben je over drie
| |
| |
weken weer op de been en kun je naar huis gaan, tenzij je verkiest jezelve zenuwziek te maken, en dan kom je er nooit bovenop. Voorbij is voorbij, en deze zaak is tot je eer geëindigd. Voilà. Maar ik zal wel zalig oppassen dat ik mijn mond houd, Lydwine. Stort ze weer in, krijgt ze koorts of blijft ze suf of halfwijs, dan wordt het natuurlijk op mij geschoven, dan heb ik het gedaan, vooral bij je waarde neef dokter Soenen, die kan me toch al niet goed uitstaan.
Een lachje gleed over Lydwine's gelaat, toen trok ze de schouders op, lachte heimelijk en daarna hardop, terwijl ze over de schouder van het meisje heen-keek.
Machteld draaide zich om, dokter Soenen stond achter haar. In het vuur van haar overreding had ze hem op zijn gummizolen niet horen naderen.
Ze keek hem kwaad aan, uitte toen een hartgrondig:
- Boem, daar heb je 't! Ik maak dat ik wegkom.
Robert pakte haar bij de arm.
- Ik wilde juist zeggen: zuster Verpoorten, deze verstandige energieke jongedame heeft volkomen gelijk. Zij wijst ons de beste weg om bij onze patiënte blijvende zenuwstoornissen te voorkomen.
| |
XVI.
Simone Van Lopeghem liep langzaam, in haar salon op en neer. Ze had een mooie gang, dat wist ze, mooier dan Isabella. Zou Isabella ooit weer behoorlijk kunnen lopen?
- Ik begrijp haar niet, sprak de man in de zetel gedoken, wrevelig. Ze wil niemand ontvangen, ofschoon ik verneem dat het toch veel beter gaat. Men heeft wel een tijd lang voor haar leven en daarna voor haar verstand gevreesd, maar dat scheen eenvoudig de koorts, de schok, de gevolgen van de hersenschudding te zijn geweest. Nu is alles toch voorbij en ik heb vernomen dat er reeds voordien sprake van echtscheiding was geweest, ik bedoel vóór het ongeluk. Weet jij hoe de vork in de steel zit?
Simone bleef heen en weer gaan, ze had geen lust tot antwoord of uitleg. Die geschiedenis met Isabella had haar werkelijk aangegrepen, ze was dwaas geweest zich in te spannen voor een vrouw, die zo weifelachtig bleek te zijn, zo weinig wist wat ze wilde, altijd had uitgesteld, altijd geaarzeld, nooit tijdig een besluit had kunnen nemen. Bovendien was Heddisohn uit zijn humeur, kwaad op haar, leek het wel, en enigszins ongerust, dat had ze gemerkt toen ze hem de laatste keer had ontmoet. Bang misschien dat er iets zou uitlekken? Daar was geen reden voor. Tegenover haar had hij geen geheimen over dit geval waar ze beiden in betrokken waren. Isabella was bij hem geweest, gewoon op zijn consultatie, ze hadden de zaak besproken en alles vastgelegd voor de week daarna. Hij was zo eerlijk geweest haar te bekennen dat Isabella over het bedrag geen moeilijkheden scheen te maken en hem onmiddellijk zonder kwijting een gedeelte ter hand had gesteld. Dus kwam er Simone al een mooi
| |
| |
sommetje toe. Maar enige dagen voordat de behandeling zou plaats vinden was het ongeluk gebeurd. Wel een teleurstelling voor hen beiden, maar er was dus niets, absoluut niets, waarover men zich bezorgd moest maken. Een gewone consultatie van een vrouw, die zich onwel voelde en hem daarover raadpleegde, meer niet.
Hij was een van de beste gynaecologen, onbetwistbaar een van de knapste. In menig moeilijk geval riepen collega's zijn hulp in of vroegen zijn oordeel. Collega's die misschien niet de moed hadden sommige verantwoordelijkheden op zich te nemen. En die minder op het geld uit waren, dacht Simone er bij.
- Ik heb nu pas geweten, hoeveel ik eigenlijk van haar houd, vervolgde Georges. Als het waar is dat ze toch gaan scheiden, dan is er geen reden, waarom er enige verandering in onze toestand zou komen. Alles kan bij het oude blijven, te meer daar ze binnenkort vrij zal wezen.
- Misschien is het uit voorzichtigheid, Georges, opperde Simone. Met het oog op de financiële regeling. Ik zou er me verder niet zoveel van aantrekken. Jullie hebt een aangenaam jaar doorgebracht, en het is de vraag of jullie beiden na alles wat achter ons ligt nog genoegen in verdere omgang zult vinden.
Bovendien is ze ziek en wie weet misschien hierna lang niet meer de mooie Isabella van vroeger, vervolgde ze in zichzelve.
De man stond op, hij scheen haar mening noch te volgen noch te raden.
- Mijn vrouw zal nooit in een scheiding toestemmen, sprak hij somber.
- O hemel Georges, jij ook scheiden, wat een nodeloze beslommeringen!
Simone vleide haar lenig lichaam op de sofa, boog het hoofd achterover. Door de dunne zijde van haar blouse puntten haar borsten uitdagend naar voren.
- Kom, kom, Georges. Er zijn zoveel aangename dingen op de wereld.
Hij keek op haar neer. Een gevoel van tegenzin overviel hem.
- Laat de bloemen als gewoonlijk om de twee dagen aan de kliniek afgeven, verzocht hij stroef. Wacht, we zullen mijn schuld regelen, ook voor de volgende week.
- Dat komt wel terecht, antwoordde zij achteloos, om haar tevredenheid niet te laten blijken.
Het leveren van bloemen aan een kliniek, van kostbare bloemen, die de gever niet zag en die de zieke waarschijnlijk onverschillig lieten, dat was tenslotte voor haar een goede zaak.
- Het valt allemaal nog mee, maar het werd tijd, het heeft lang genoeg geduurd, sprak Machteld tot Ben, die naast haar in de wagen zat.
- Ik had het nooit gedacht volgens je overdreven bezorgdheid in het begin. Is ze erg toegetakeld?
- Het gelaat is niet geschonden gebleven, misschien een klein litteken op het voorhoofd, maar daar kamt ze het haar wel overheen. De arm is in orde, breuken helen of heel slecht of goed, geen middenweg geloof ik. Aan
| |
| |
het ene been waren het maar vleeswonden en het andere is tenslotte toch nog meegevallen, maar mijn schoonzuster wandelt nu al een beetje op de gang tussen twee verpleegsters in.
- Tussen jou en een verpleegster, bedoel je zeker. Je bent sedert maanden altijd in dat nare ziekenhuis. Je had dokter moeten worden, je bent er veel beter voor geschikt dan ik.
Verrast keek het meisje op.
- Hoe kom je daaraan?
- Waaraan?
- Vanaf het laatste jaar op het lyceum, ik was net zeventien geworden, wilde ik naar de universiteit, medicijnen studeren, maar ik mocht niet van Papa. Thuisblijven, uitgaan, autorijden, reizen maken, mooie kleren kopen en uitgaan met aardige jongens zoals jij, totdat ik trouwde.
- Een verstandige vader heb je. En je gehoorzaamt hem braafjes.
- Tot ik eenentwintig ben, antwoordde ze beslist. Dan zet ik door. Maar ik wil niet hier in Brussel studeren, ik ga naar Leuven.
- Wat een idee, sprak hij spottend. Je zult de knapste geneesvrouw van heel België worden.
Machteld schudde het hoofd:
- Dat weet ik niet, maar ik weet wel, dat ik zal trachten een goede arts te worden, Ben, en flink zal werken, en ik hoop dat jij dat ook zult doen, langzamerhand. Het wordt tijd voor je.
- Ik dacht dat jij je toekomst bouwde op die jongen van je uit Spa.
Ze lachte hel en vrolijk, maar hij bleef sarcastisch.
- Die jongen-van-me-uit-Spa, dat was mijn eerste ernstige patiënt, Ben, mijn proefkonijntje.
- Zo, en wie is de tweede, als ik vragen mag.
Machteld antwoordde niet dadelijk, de lichten waren dubbel, dus wachten tot het sein op veilig stond en dan gauw doorschieten.
- De tweede? Mijn schoonzuster Isabella, en naar ik hoop zul jij de derde wezen.
Hij haalde de schouders op.
- Je maakt me ongelukkig voor mijn hele leven, ik wou dat ik dood was. Ik ben de kleine, lelijke, onsympathieke Jood.
Ze plaagde hem niet zoals gewoonlijk bij zijn zwartgallige uitlatingen, maar nam hem van terzijde op.
- Praat nooit lichtvaardig over leven en dood, over rampen en ongelukken. Dat is een wijsheid die ik van dokter Soenen heb geleerd. We kunnen tegenwoordig wat beter met elkander overweg, misschien voelt hij de toekomstige vakgenoot in me.
- Zo-zo, dokter Robert Soenen. Hm! En waarin ga jij je later specialiseren?
Machteld stuurde haar wagen tot dicht tegen het voetpad, stopte, keek haar makker recht in de ogen.
| |
| |
- Neurologie, antwoorde ze diep ernstig. En jij, Ben? Joden zijn bekend als de beste psychiaters van de wereld. We zullen later nog samen werken, dat voorspel ik je.
| |
XVII.
- Mevrouw Harskamp, hier is weer een prachtige tuil bloemen voor u. De dame die ze liet afgeven, de verpleegster keek op het kaartje, het is mevrouw Van Lopeghem, vraagt of ze deze middag een ogenblikje kan komen met haar man.
Isabella sloot de ogen, dacht na.
Simone Van Lopeghem is niet getrouwd, het is zeker met Georges.
- Dank u, laat maar zeggen, dat ik nog te moe ben.
- Nu is uw echtgenoot beneden. Die mag zeker binnenkomen?
- O ja, natuurlijk.
Edmond Harskamp trad binnen, Isabella sloeg moeizaam de oogleden op.
- Gaat het een beetje, Isabella?
Hij boog zich voorover, wilde haar een kus geven, maar ze weerde hem zachtjes af met de opgeheven hand.
- 't Gaat beter, Edmond. Wat is er, dat je zo vroeg komt? Keer je terug naar Sydney?
- Neen Isabella, ik ga niet eer terug, dan wanneer je dat zelve wenst, antwoordde hij gedrukt.
- Er is geen reden voor je om nog langer te blijven. Je kunt gerust heengaan wat mij betreft. Ik ben nu heus goed bij, en weet wat ik doe. Maak de scheiding maar in orde. Het kan me niet schelen, ik vind alles best, je weet ik maak nooit moeilijkheden.
- Neen Isabella, ik heb me bedacht. Mildred is het met mij eens. Het kan niet. De omstandigheden hebben alles veranderd.
Isabella zuchtte.
Ze zouden haar weer vermoeien met hun redeneringen. Ze zou weer koorts krijgen en nachtmerries. Het zou weer allemaal terugkomen als ze in slaap viel. De diepe afgrond, het vuur, de vlammen, de slangenkuil, de spoken en wangedrochten. Het akelige donderende lawaai, de monsters met hun grijparmen. Ze zouden haar radbraken, haar lichaam vaneen rukken, en ze zou weer angst, angst, die afschuwelijke angst hebben en de vrouw horen gillen, zo vreselijk gillen...
Neen, neen, ze mocht zichzelf niet toegeven, zich niet laten gaan, ze wilde helder en rustig blijven. Dit moest het laatste pijnlijke onderhoud wezen.
- Er valt niets te bedenken, noch voor jou, noch voor mij, noch voor Mildred. Ga terug, trouw met haar en wees gelukkig met je zoontje, maar laat mij met rust. Alleen nog rust, geen pijn en verder rust.
- Maar ik wil je niet alleen laten, Isabella.
| |
| |
- Ik geef er niet om. Ik ben al zo lang alleen. Trouwens Machteld blijft bij me, voorlopig.
Ze sloot weer de ogen en toen hij voorzichtig haar hand wilde nemen trok zij de man, die haar echtgenoot was geweest naar zich toe, en legde haar wang tegen de zijne.
- Wij hebben elkander niets te verwijten, of veel te verwijten, Edmond. Wat doet het er toe. We staan gelijk. Tracht me te vergeten, ik zal het jou ook doen. Dan zijn we beiden bevrijd.
Ze kuste hem, zacht, hartelijk bijna, toen wendde zij het hoofd af.
Onhoorbaar was Lydwine genaderd en ze beduidde hem dat hij heen moest gaan. Edmond Harskamp wist dat dit het afscheid was - voorgoed.
Lydwine boog zich over de zieke.
- Bevrijd, Lydwine, zuchtte ze voldaan. Jij hebt me eindelijk bevrijd, toen je me alles uitlegde en de kloof overbrugde. Ik wil niemand meer zien van vroeger. Alleen misschien later... het jongetje.
- Het ventje, dat je gered hebt, Isabella. De mensen komen zo dikwijls naar je vragen, ze zijn juist beneden. Zal ik hem bij je brengen?
Isabella knikte.
Enige ogenblikken later stond Lydwine weer naast het bed met een knaapje aan de hand, een mooi kind met blauwe ogen en een donker krullekopje.
Bij de deur keek dokter Soenen gespannen toe.
Isabella glimlachte. Het kind, wonder boven wonder niet verlegen, stak een dik knuistje uit waarin hij een kleine ruiker bijna had platgedrukt. Lydwine tilde hem op, Isabella stak de hand naar de bloemetjes uit.
- Je bent een lieve jongen, lispelde ze. Een heel braaf kind. Als ik beter ben moet je bij mij in de tuin komen spelen. (Maar niet op straat, nooit weglopen op straat. Dag mijn lief ventje.
Ze gaapte, glimlachte nog eens en wuifde de weggaanden na.
- Gered, fluisterde Robert in de gang en kneep Lydwine stilletjes in het oor. Dat deed hij soms als niemand het zag, alleen maar om haar te plagen.
- Gered en bevrijd, God zij dank.
- Laat de heiligheid er nu eens buiten, en geef toe dat ik haar netjes heb opgeknapt.
- O, Robert, je bent een wonder, een genie, een...
- 't Is goed, 't is goed, je hoeft Machteld niet na te spreken. Jullie menen het geen van beiden.
| |
XVIII.
- Lydwine...
- Ja Isabella, wilde je nog iets?
- Brengen ze nog altijd die bloemen voor me?
- Ja geregeld.
| |
| |
- Als ik je het adres opgeef wil je dan voor mij bedanken en vragen dat ze er mede uitscheiden.
- Zeker.
- Heeft een van de verpleegsters ze 's avonds meegenomen en in een kerk gelegd, zoals ik gevraagd had?
- Machteld heeft ze dikwijls zelf meegenomen. Ik geloof dat ze die bij haar in de buurt voor de Moeder van Smarten legt. Ze gaat dikwijls daar naar de kerk bij de Servieten van Maria.
- O ja, Machteld is altijd gelovig gebleven, min of meer toch, en na mijn ongeluk schijnt ze veel vromer te zijn geworden. Gelukkig voor haar.
Even stilte.
- Toch heb ik er achteraf geen spijt van.
- Waarvan heb je geen spijt?
- Dat wij niet kerkelijk getrouwd zijn indertijd. Mij kon het niet schelen, maar Edmond verkoos het niet en zodoende zit hij niet aan mij vast voor zijn hele leven en ik niet aan hem. Misschien hebben we gevoeld dat het tussen ons toch niet voor eeuwig was, ofschoon...
- Wat bedoel je, Isabella?
- Ofschoon indien wij beiden katholiek waren gebleven, ik bedoel op de manier zoals jij, dan zou ons leven misschien heel anders zijn geworden.
- Je had beloofd niet meer achterom te kijken, Isabella.
- Het is waar. De kloof is overbrugd. Hoe kwam het dat ik niets meer wist van het auto-ongeval en alles door elkander haalde? Er was net een groot hol in mijn hoofd.
- Je had te veel getobd voordien en je meende dat je zware ziekte door jezelf moedwillig was veroorzaakt. Het komt veel voor na een vreselijke schok, of een zware inwendige strijd, vervolgde ze zachter.
- Het was goed dat je alles opklaarde die dag dat je me vroeg of ik eens rustig naar je kon luisteren. Nadien leek het me of er niets meer belang voor me had, alleen de zekerheid dat ik geen misdaad had begaan, dat ik van die last verlost was, telde nog voor me. Ofschoon...
- Ofschoon, ofschoon, altijd ofschoon... Dat moet je trachten voorgoed van je af te zetten, Isabella.
- De bedoeling tot het kwade is de voorbereiding van de daad, de schuld begint in de geest, heb ik vroeger eens gelezen.
- Goed. Maar de Voorzienigheid heeft je op tijd onder een auto geworpen, nog wel bij het verrichten van de schoonste daad die er bestaat: een mensenleven redden. Een goed geweten is een zacht oorkussen. Slaap nu voortaan gerust op dat zachte oorkussen van je, Isabella, het zal je arme hoofd veel goed doen. En laat de toekomst aan God over.
Laat de toekomst aan God over, peinsde Isabella. Wat zou haar toekomst zijn? Eenzaamheid, verlatenheid.
Materieel onbekommerd, wel is waar. Papa Harskamp, woedend omdat Edmond wilde scheiden, regelde de financiële zijde alsof zij, Isabella, zijn
| |
| |
dochter was. Een flink fortuin op haar naam, het huis aan de Tervuerenlaan haar eigendom. Als zij de kliniek zou verlaten kon ze bij hen komen op de Louizalaan om aan de hele wereld te laten zien dat de familie Harskamp haar de hand boven het hoofd hield. Hoe weinig verdiende zij het. Of Machteld kon bij haar blijven zo lang zij dit verkoos. Het geld, het goud, de rijkdom, de weelde, datgene waarvoor zij in haar zelfzucht van jongsaf aan alles had opgeofferd, in de eerste plaats Robert, die haar liefhad, waarvoor zij later bereid was geweest een misdaad te begaan om niet beschuldigd te worden van echtbreuk, om niet door haar man zonder middelen van bestaan te worden verstoten, het vele, vele geld, dat men haar nu toeschoof, wat betekende het eigenlijk? Ze kon haar gemakkelijk weelderig leventje voortzetten, waarom telde dat nu niet meer? Ze zou alles behouden. Maar ze wilde Georges nooit meer terugzien en vele vroegere kennissen niet, en Simone zeker niet.
Haar gezondheid was geknakt en ze zou alleen zijn, en alleen blijven.
De gerechte straf. Ze had nooit iets liefgehad buiten zichzelve, ze had altijd in de eerste plaats haar eigenbelang op het oog gehad, ze had zich nooit opgeofferd, nooit iets gedaan voor anderen.
Maar het was goed zo, ze aanvaardde het: beter een verzwakt lichaam dan een bezwaard gemoed.
Ze hoorde iemand op de overloop, dokter Soenen kwam binnen.
- Zo Isabella, laten ze je allemaal in de steek ten bewijze dat je beter bent? Ik heb juist met zuster Verpoorten gesproken. De volgende week kun je naar huis gaan als je dat verkiest.
Ze knikte, begon zachtjes te schreien.
- Nog wat zwak, hè meisje? Maar je kunt niet ontkennen dat wij beulen en medicasters je er prachtig bovenop geholpen hebben al is het niet vlug gegaan. Kijk maar eens in de spiegel naar het nu weer gave gezichtje en als je wilt kun je het volgend jaar weer aan sport doen, zwemmen, roeien; tennissen zou ik niet aanraden. Waarom huil je nu nog harder? Mijn schuld soms?
Isabella schudde het hoofd.
- Ik moet je hartelijk bedanken voor alles, Robert.
- Tut-tut-tut, wij dokters doen ons werk en daarmede uit.
- Ik ben blij dat je niet wilde toestemmen toen ik bij jou kwam in mijn radeloosheid, ik ben blij dat jij kortaf weigerde en vooral, vooral... dat het later... niet gebeurd is, hoewel ik al naar Heddesohn was gegaan.
- Doodjammer, dat het auto-ongeval niet een week eerder plaats vond. Want ik denk dat men je schromelijk heeft afgezet. Ik ken helaas de gewoonten van sommigen mijner confraters. Enfin, dat is het verleden, denk er niet meer over. Tobben is uit den boze.
Ze knikte zwijgend.
- Robert, het was toch wonderlijk dat ik juist hier binnengebracht werd, waar jij zoveel werkt.
- Le coeur a des raisons que la raison ignore, citeerde hij plechtig.
| |
| |
- Le coeur a des raisons... dat slaat nu nergens op in dit geval.
Hij scheen te vergeten dat zij geen jongmeisje meer was, maar een getrouwde, of gescheiden vrouw, vergeten dat zij geen doodziek slachtoffer meer was, maar een herstellende patiënte, hij legde zijn hand op haar hoofd en streek zachtjes over het krulhaar, juist als Lydwine soms deed.
- Mijn broer de Jezuïet, je kent hem nog wel van vroeger, beweert dat het hart en het geweten de lastigste gaven zijn die een mens ontvangen heeft.
- Het kan ook wezen dat het hart en het geweten de grootste gaven zijn.
- Ja... wie kent de bedoelingen.
- Van God, meen je Robert? vroeg ze gespannen.
- Welneen, van een Jezuïet. O, nu we toch over mijn broer spreken, hij heeft je al een paar keer hartelijk laten groeten en wenst het beste met de gezondheid.
- Bedank hem voor me.
- Waarschijnlijk bedoelt hij de gezondheid naar lichaam en ziel volgens orthodoxe opvattingen, maar het laatste heeft hij er tegenover mij wijselijk niet aan toegevoegd.
Isabella lachte flauwtjes.
- Kibbelen jullie nog altijd net als vroeger?
- Meer dan ooit. Minstens eens in de week. Dag Isabeau.
| |
XIX.
In de gezellige huiskamer zaten ze genoegelijk bij elkaar. Machteld had juist verteld dat Papa zijn toestemming en zijn zegen, in dit geval een ruime jaarlijkse toelage, gaf en dat ze het volgend semester haar studie in de medicijnen kon beginnen.
Het was verwonderlijk hoeveel opgewekt leven er in huis was gekomen, dacht Robert Soenen. Enfin, des te beter. Het was anders in vele opzichten een bewogen en ellendig jaar geweest. Twee moorden voor een kwartje, zegden ze in Holland als er een draak in de volksschouwburg werd gegeven. Een prachtige politieroman met minstens vijf moorden, ried een van zijn collega's aan, tegen oververmoeienis en slapeloosheid. Bewaar ons, wat een krankzinnigheid. Een jaar lang had hij tegen moord-obsessies gestreden en zien strijden. Eerst hier met Harold door de noodlottige val van zijn vader, en later met Isabella na het drama dat haar bijna het leven had gekost. Moord was een woord dat hij althans in zijn huis nooit meer wilde horen.
In zijn huis, in zijn huis... wat had hij aan zijn huis?
- Lydwine, trek je nog altijd naar het klooster, fluisterde hij haar in het oor.
- Zo gauw het me mogelijk is. Het is nu beslist: Harold gaat naar het conservatorium.
- Met de muziek zul je nog geen zout in de soep verdienen, beste jongen.
| |
| |
- Dat hoeft ook niet, Robert. Als ik klaar ben als organist ga ik naar de Servieten van Maria. Wees gerust, niet naar het Voorste Legioen.
Zijn stem haperde. Zij, die hem zo goed kenden dachten aan zijn verborgen streven van jongs af: het voetspoor van Sint Ignatius volgen.
Maar zijn angstvallige geest en zijn overgevoelig gemoed hielden hem tegen: hij was bang voor de verantwoordelijkheid van de zielezorg, voor de ontzaggelijke verhevenheid van het priesterschap. Zijn hart trok, maar zijn verstand remde hem.
Met een gedwongen lachje vervolgde hij:
- Machteld zegt dat ik in Spa het orgel moet bespelen, de bloemen begieten en de kaarsen aansteken, net als Broeder Joachim, dat daarin mijn rust en mijn geluk zal liggen. Het kan natuurlijk ook zijn dat ze me aan anderen orgelles laten geven.
- O, deelt juffrouw Machteld hier nog altijd de lakens uit? Mooi zo!
- Zo heel slecht heeft ze dat nooit ergens gedaan, sprak Lydwine met een veelzeggende blik naar haar neef.
- Jammer, dat dokter Soenen er nog altijd wat op tegen heeft.
- Ik? Integendeel. U weet niet hoe ik U soms bewonderd heb.
Hij keek haar van terzijde aan. Wat een flinke studente zal dat wezen, en later, ze heeft de intuïtie van de arts en het inzicht van de psychiater, zal ze een collega naar mijn hart zijn, maar daar praat ik niet over.
Hij liep de serre door en ging het kleine tuintje in.
- Nichtjelief, kom eens hier, ik moet je wat vragen.
Lydwine stond op, kwam naar hem toe.
- Weet je heel zeker, dat je nooit met me zult trouwen, heel zeker?
- Ja Robert. En al zou je dit werkelijk ooit gewenst hebben, dan is dat het verleden voor jou. Denk aan de toekomst.
Vanuit de huiskamer klonk een schaterlach, Machteld plaagde Moeder op haar prettige manier. Tegen de oude dame was ze altijd veel zachter en vriendelijker geweest dan tegen een van hen allen.
- Het verleden, zeg je. Op mijn leeftijd heeft men ook al niet zo heel veel toekomst meer, moet je denken, althans in de liefde niet.
- Kom Robert, tracht mij niets wijs te maken.
- Wat bedoel je?
- Machteld gaat zo aanstonds terug naar Tervueren, ze wil 's avonds nooit lang blijven om Isabella niet alleen te laten. Breng haar weg.
- Ze is toch met haar eigen auto.
- Ga met haar mee en blijf wat bij Isabella. Robert, beste jongen, er is niets aan te doen. Je hebt haar nooit helemaal kunnen vergeten, je hebt haar nooit ernstig willen vervangen. Je hebt net als ik al haar fouten en gebreken gekend, en je hebt net als ik tenslotte in smart en ellende gezien, wat ze eigenlijk waard was. Veel meer dan we dachten. Je bent een knap chirurg, Robert, maar een slecht mensenkenner. Ga terug naar Isabella.
Hij schudde het hoofd.
| |
| |
- Onzin, Lydwine, onzin. Het is te laat. Het kan nu niet meer.
- Och Robert, je hebt haar in het bloed, en zij houdt van je. Misschien heeft ze in haar diepste wezen altijd van je gehouden, ondanks alles, ondanks haar koelheid en haar zelfzucht vroeger.
- Wie durft dat te beweren?
- Machteld. We zullen nooit meer zeggen dat er aan Machteld Harskamp niet veel bijzonders is, wel?
- Neen, dat zal ik nooit meer zeggen. Ik erken dat ik me indertijd schromelijk heb vergist.
- Vergis je dan nu niet meer. Men kan zijn lot niet ontlopen of ontkomen, Robert. Je zult trouwen met Isabella, je broer zal het huwelijk inzegenen, Harold zal het orgel bespelen en Machteld zal getuige wezen met een van je collega's. Zorg dat het een aardige flinke jongeman is.
- Wat een dwaasheid, Lydwine, wat een dwaasheid, echte...
- Nonnenpraat. Natuurlijk, echte nonnenpraat. Maar uit de mond der dwazen zult gij de waarheid vernemen.
Ze ging weer naar binnen. Hij hoorde de gonzende stemmen, het opgewekte gepraat, het was als een zang van vrede en vreugde, een kabbelende beek, iets rustigs, blijmoedigs, iets dat alles deed vergeten wat er buitenshuis woedde in de wereld van misdaad en atoom, van oorlog en partijhaat.
Hij streek met de hand over het gezicht.
Er waren toch nog wel goede vrouwen in de wereld, ook in zijn omgeving: Lydwine, Lydwine's moeder, Machteld, Isabella.
Hij herhaalde halfluid:
- Isabeau...
|
|