logische ‘apparatuur’ van deze roman. Deze wetenschappelijke gegevens worden er evenwel nergens pedant bij-gesleurd. Overal blijven ze tot het kerngegeven van het boek behoren en verheffen zij in die voege de roman tot een stevig intellectuel niveau. Daarnaast blijkt de auteur nog bekend met de Talmud en met de Japanse godsdienst. In sommige dialogen worden brokstukjes in het Japans ingelast. ‘Locale kleur’ is in de hedendaagse Vlaamse roman blijkbaar ook al een zeer cosmopolitisch begrip geworden...
Toch is ‘De Japanse Vissers’ veel meer dan een handig geromanceerde reportage. De wereldschokkende gebeurtenissen, die licht tot een sensationeel feitenrelaas konden aaneengerijgd worden, hebben Roger Fieuw geïnspireerd tot een moreel probleem. Wat in Las Vegas en achteraf in de Stille Oceaan gebeurt met de Japanse vissersboot, is een op basis van stevige historische en technische kennis knap ineengetimmerd kader, waarin een moreel probleem langzaam op de voorgrond treedt, tot het op het einde van het boek zijn knellendste vorm heeft aangenomen. Ten slotte wordt dit probleem, door de katharsis van de hoofdfiguur, op discrete en suggestieve wijze ontladen in een gelouterde gemoeds- en gewetensrust. De spanning ligt niet in de feiten, maar in het geweten van de hoofdheid Sir Joshua Durkheim, ‘mister H-bomb’, de leider van het nucleair opzoekingscentrum te Las Vegas. Het is een originele vondst, de problemen van de atoom-tijd, die ten slotte de ganse wereld aanbelangen en in spanning houden, symbolisch samen te ballen in de redeneringen, voorgevoelens en gewetensangsten van één man. Want Sir Joshua is een symbool voor het collectieve geweten van onze tijd.
Van meet af aan steekt het verhaal moeizaam en traag van wal. De eerste tien hoofdstukken, die de helft van het boek beslaan, zijn gewijd aan het innerlijk portret van drie belangrijke figuren, Sir Joshua, Sir Klaus en Sir Mac Leod. Alles wat hier op anderhalve dag gebeurt, verloopt op het innerlijke en intellectuele vlak en wordt in de vorm van discussies, herinneringen, mijmeringen, zelf-analyses en subtiel gewetensonderzoek voorgesteld. - Deze expositie lijkt mij te lang en te cerebraal en zij schaadt, dunkt me, aan het structurele evenwicht van de roman. Sir Klaus, een arrivist uit de zakenwereld die hoofd van de Atomic Energy Commission is geworden en de ‘pax americana’ propageert, en Sir Mac Leod, een magistraat die o.m. de veroordeling van de Rosenbergs op zijn geweten heeft, roepen als tegenspelers van Sir Joshua, in herhaalde discussies met hem, een gewetensprobleem wakker. Sir Joshua, die evenals Sir Klaus een ingeweken Jood is, dreigt onder het gewicht van zijn verantwoordelijkheid in neurotische onverschilligheid weg te zinken. Terwijl Sir Klaus de angst voor de bom gebruikt als middel in de prestige-politiek tegen het communisme en zelfs als teken van Jaweh in de strijd tegen de Boze, komt Sir Joshua van zijn kant er stilaan niet meer toe aan deze angst nog een positieve zin te geven. Noch in de godsdienst, noch in de liefde vindt hij enig houvast dat ‘het leven met de bom’ wettigen zou. Hij voelt zich gevangene ‘in een reservaat voor geleerde dieren’ en is aan innerlijke verschraling ten prooi. De dood lijkt de enige uitweg uit deze angstwereld.