Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 106 (1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 106
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 106Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 106

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 106

(1961)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 133]
[p. 133]

Kronieken
Zuidnederlandse letteren
Een wijsgerige allegorie van Dirk Vansina
door Marcel Janssens

In de reeks Scheppend Werk en Essays van Dirk Vansina die zes delen zal omvatten, verschijnt als nummer vier van het Scheppend Werk een lang prozaverhaal De Zoektocht van Elckerlyc (Gooreind: De Zilverberk; Antwerpen: N.V. Standaard Boekhandel s.d., 435 p.). Dit uitgesponnen levensverhaal omvat vier boeken (De onvolwassen Mens; De tuchtloze Mens; Mens en Medemens; Mens en Godmens), die nog veelvuldig onderverdeeld worden. Al de vakken en vakjes werden wel niet met passer en liniaal afgemeten, maar toch herinnert de opbouw van deze zoektocht aan de athletische structuur van ons welbekende epossen, die eveneens een reis, een vaart, een pelgrimstocht als stramien gebruikten, in een bepaald aantal zangen de stoet van 's mensen deugden en gebreken lieten opmarsjeren en ten slotte de pelgrim Mens, ‘des Treibens müde’, de louteringsberg deden opgaan. Het zorgvuldig uitgedachte grondpatroon van Vansinas Zoektocht geeft de lezer een eerste vingerwijzing: men wordt aanvankelijk (en blijvend) afgeschrikt door het disparate, heterogene, ja chaotische karakter van deze bijna onoverzichtelijke mozaïek, maar men beseft algauw dat dit ‘verhaal’ ten dienste staat van een idee, meer bepaald van de christelijke heilsleer. De vier delen steunen voorzeker op persoonlijke ervaringen en op een kennis van de menselijke psychologie en er werden zelfs sommige gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis in verwerkt; maar de ware inspirerende, motorische en verbindende kracht in dit boek is de ‘stultitia crucis’ van het christendom. Deze Zoektocht is een ontwikkelingsroman in de oude, encyclopedische trant zoals die nog in de 17e eeuw leefde. Hij is doorspekt met literaire reminiscenties en symbolen, ontnomen zowel aan de bijbel en antieke en oudgermaanse mythen als aan de moderne literatuur en wetenschap. Verscheidene personages dragen een naam die eenvoudig ontleend werd en van meet af met een symbolische betekenis werd bevracht (Elckerlyc,

[pagina 134]
[p. 134]

Vagant, Nous, Psyche, Merlyn, Miss Gril, Jupiter, Rethia, Oida, Sathaniël, etc). Elckerlyc bezoekt zelfs het rijk van Sathaniël, de prins dezer wereld, waar Vansina een hoekje van Dantes Inferno heeft ingebouwd en waar hij Dantes idee van de ‘aangepaste straf’ aan de hand van enkele huiveringwekkende beelden illustreert (258-264). Ik dacht ook herhaaldelijk aan de Simplizissimus die, eveneens gebukt onder een ransel boordevol geleerdheid, een verbluffend gedetailleerde stafkaart volgt.

Een jongeman zoals zovele andere, Peter Janssens geheten en klaarblijkelijk in de Antwerpe Kempen gehuisvest, wordt plots door een ‘stem’ tot Elckerlyc gewijd en aangemaand een nooit meer te voleinden zoektocht door het leven te beginnen. De jongen verlaat het vaderhuis, waar hij nog wel zal terugkeren, maar geen rust meer zal vinden. Op de kwellende vraag van de sfinx ‘wat is leven?’, die hem van meet af wordt gesteld, zal hij slechts na eindeloze, steeds smartelijke pelgrimstochten door Europa een verlossend antwoord vinden. Als hij het geheim van het leven in en door de imitatie van de lijdende Christus heeft ontraadseld, trekt hij offervaardig naar de oorlog, waar de auteur hem achterlaat, schouwend naar ‘de onverstoorbaarheid van het blauwe uitspansel, dat helder en onbeneveld is als het argeloos oog van een kind’ (426). Op het vlak van de idee is de ontwikkelingsroman ten einde gesponnen; de onsterfelijke Elckerlyc is echter nu pas het ware leven binnengestapt.

Deze ontwikkelingsroman is echter bovenal een allegorie. Vansina heeft de allegorisch-symbolische inslag van zijn Zoektocht niet willen verhelen. Op het einde van zijn boek licht hij trouwens de allegorische betekenis van zijn personages in een aanhangsel toe (430-431). De kunst en dan vooral de literatuur, die gouden smeltkroes der ideeën, is er volgens hem blijkbaar toe voorbestemd van de mens een Elckerlyc te maken, d.i. hem te confronteren met de metafysisch-religieuze waarden van zijn bestaan. In dit boek wordt de kunst, zowel de beeldende kunsten en de architectuur als de letteren, verheerlijkt als een instrument van 's mensen meest geestelijke bewustwording. Zij openbaart, zij bevrijdt en verheft de zoekende geest in de opperste Schoonheid, zij is een wegwijzer naar God in de chaos van het aardse leven. Vansina spreekt over een mystiek van het Licht en over de Zon der zonnen (34) die de Schilder verwarmt, over het Vuur dat hem verteert en hem ‘extatisch’ (37) verrukt. En de Guzlar, de bard uit de Balkan, besluit het boek met zijn lied van het Vuur, dat hij, Homeros en Vergilius gelijk, zingt ‘wijl helden sneuvlen’ (427). Elckerlyc zelf tekent zijn evenbeeld met houtskool aan de muur, schildert en dicht en laat de beroemde Oostenrijkse architect Sennaar-Manole een residentie bouwen die het huis van de Schoonheid en van het Leven en tevens stede Gods moet zijn. Geen wonder dan dat dit verhaal

[pagina 135]
[p. 135]

niet op de eerste plaats episch wil zijn, maar wel didactisch. Het is een als verhaal vermomd wijsgerig essay, gestoffeerd met de grondwaarheden van het christelijk geloof. Het is de hooggotische droom van een edel en gecultiveerd apostel.

Elckerlycs religieus idealisme dat niet altijd vrij te pleiten is van een zekere pessimistische wereldvreemdheid, roept de lezer meermaals de gotisch-barokke spiritualiteit te binnen. Staande voor een hemelhoge toren die de Antwerpse Lievevrouwetoren blijkt te zijn, denkt Peter: ‘Hij is een pijl van het verlangen naar de sterren afgeschoten; hij is een stenen trap naar de wolken; hij is de vlucht naar het oneindige. Peter heeft hem lief als een beeld van zijn innigst wezen’ (11). Dit gotisch oneindigheidsverlangen doorzindert het ganse boek. Al wat aards is kan geen rustoord bieden voor deze Godzoeker. Alleen Psyche, de onsterfelijke ziel, kan hem troosten. Door en door barok van inspiratie is het tafereel dat het derde boek besluit en waarin Elckerlyc als carnavalzot verkleed, knielt voor een assenkruisje (297-298). Reeds vroeg beseft hij dat zijn heil alleen gelegen is in het Kruis. ‘Voltooien is onthechten’, zegt hem later Rethia, de goddelijke wijsheid (399), en onthechting is maar mogelijk door de Minne, gestaald door het lijden:

 
‘O Minne en Lijden zijn verbonden
 
In Godheid 's heime gronden’ (404).

Vansina incarneert zijn nogal smartelijk christendom eveneens in de figuur van Wouter, de lijdende apostel der zieken en der armen.

Ook de lezer verwacht zich vrij vlug aan niets anders meer dan aan de trage ontbolstering van de idee der loutering. Het eerste deel sluit al met volgende woorden: ‘Amen. Alles werd gezegd. Doch een leven lang zal Elckerlyc dit “Amen” nog moeten herhalen’ (117). De lezer weet van dan af dat de hoofdfiguur aan Wouter zal moeten gelijk worden. Het verhaal, voor zover er een is, schuift op de achtergrond. De lezer wordt alleen nog maar geconfronteerd met abstracties die nu eenmaal allegorieën bevolken.

Elckerlycs extreem idealisme steekt bij wijlen schril af tegen het banale leventje van zijn opponenten. Figuren als Miss Gril, Jupiter (de waanwijze wijsgeer), Baas Belang, Hebbaert en Bleyaert zijn caricaturaal getekend. Enkele satirische bladzijden zijn gewijd aan de idiote Allemannen en Supermannen. Het is te betreuren dat de hoofdpersoon de Hoogmoed, de Hebzucht, het Burgerdom etc. slechts ontmoet, zonder dat hij zelf door deze gebreken aangetast blijkt. Zijn figuur zou aangrijpender en aanvaardbaarder geweest zijn, indien hij de menselijke zwakheden in eigen hart en ziel voelde knagen. Wellicht ware hij dan een karakter geworden, terwijl hij nu alleen een spreekbuis van Vansinas ideeën is.

[pagina 136]
[p. 136]

Alles gebeurt aan hem; zijn psychologie is doorzichtig als een syllogisme; zijn louteringsgang gehoorzaamt aan een even doorzichtig verstandelijk schema.

Elckerlyc toont zich zelfs afzijdig tegenover de Allemannen die ten slotte even beklagenswaardig als gek zijn (361), stelt zich pedant aan in zijn alweterij (257), hangt bestendig de moralist uit, wat zijn opponenten hem ook verwijten (228), en vooral noemt de auteur sommige van zijn reacties ‘naïef’ (11, 228) en soms zelfs ‘schaapachtig-onnozel’(226)... Dit laatste is wellicht te verklaren door de jeugdige leeftijd van de hoofdpersoon en is wellicht door de schrijver ook zo bedoeld, want van het standpunt van de Allemannen, de hebzuchtigen en de burgermannetjes is Elckerlycs begenadigde dwaasheid inderdaad kinderlijk-naïef.

De eigenaardige mengeling van verschillende stijlbeginselen en zelfs van de genres dient voorzeker niet de gaafheid en de leesbaarheid van dit lijvige boek. Zoals het past bij een barokke figuur die niet weet of hij een nar dan wel een heros is (79), wisselen banaliteiten in verteltrant en dialoog af met hoogstemde en zwaartillende beschouwingen. Sprookjeselementen huizen naast rauw-realistische beschrijvingen, aloude naast hedendaagse mythen, gemeenplaatsen naast originele gedachtensprankels. Deze ‘roman’, eerder een baaierd van gedachten van verschillende herkomst, wordt daarenboven gestoffeerd met fragmenten in gebonden vorm, dramatische brokstukken (voorzien van scenische aanduidingen), liederen, aforismen, dagboeknotities in sententie-vorm, citaten, etc. Wellicht zijn enkele van Vansinas pregnante gedichten die hij verschillende van zijn personages in de mond legt, het beste dat de lezer uit deze reusachtige zonnebloem puren kan.

 

Het heeft wellicht weinig belang te weten of de auteur autobiografische elementen in deze allegorie verwerkte. Ik meen van wel. Op sommige plaatsen heeft zij ook iets van de sleutelroman. Hoewel de auteur het gegeven in tijd en ruimte ontgrenst, laat hij toch het verhaal grotendeels in ons land spelen, dan ook weer in de Balkan waar Elckerlyc Princip ontmoet die de aanslag te Sarajevo zal plegen. Het boek eindigt met het uitbreken van de eerste wereldoorlog. Indien Elckerlyc grotendeels Vansina zou zijn, zou men misschien ook van de auteur kunnen zeggen dat hij zoals zijn evenbeeld ‘scheppende verbeelding’ (304) ontbeert en daarom ‘als kunstschepper nooit zal uitmunten. Hoe jammer hij dit ook moge vinden’ (304)... Ik zou aan dit boek niet een gebrek aan verbeelding ten laste leggen, maar een gebrek aan beheersing, evenals een gemis aan vormscheppende kracht. Niettemin dwingt dit vormloze boek de eerbied af die men, op menselijk plan, voelt voor het idealisme van een nobel en overtuigd christen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Verzameld scheppend werk en essays. Scheppend werk. Deel 4


auteurs

  • Marcel Janssens