Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 106 (1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 106
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 106Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 106

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 106

(1961)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 220]
[p. 220]

Boekbesprekingen

Een roman van F. Vercnocke

In de Reinaert-reeks verschijnt Kapitein Kruyt (Brussel: De Arbeiderspers, 1960, 352 p.), waarmee Ferdinand Vercnocke als romancier debuteert. Deze degelijke roman vestigt eens te meer de aandacht van de literatuurliefhebber op de Reinaert-reeks waarin naast belangrijke buitenlandse romans ook heel wat voortreffelijk werk van eigen bodem wordt opgenomen. Kapitein Kruyt is nochtans een avonturenroman van het zuiverste water. Al zijn de mogelijkheden tot karakterschepping en uitdieping van gedachten uiteraard beperkt in dit genre, toch heeft Vercnocke bewezen dat er heel wat te halen is uit een stevig gebouwd en verzorgd geschreven avonturenverhaal. De auteur vertelt het leven van een onvervaarde, plichtsgetrouwe en sterk nationaalgezinde Oostendse kapitein ter zee, dat zich heeft afgespeeld midden de woelingen ten tijde van de Spaanse Overheersing die uitliep op de scheiding tussen Noord en Zuid. Na de slag bij Antwerpen en de sluiting van de Schelde moet Kruyt met zijn gezin de wijk nemen naar Leiden, waar hij zich niet thuisvoelt. Na de zeeslag met de Armada Invincibile komt hij, oud geworden, naar Oostende terug en sterft er.

Historie en verdichtsel worden handig en boeiend verstrengeld. De auteur blijkt goed vertrouwd te zijn met de figuren, de costuimen en de belangrijkste militaire evenementen uit gindse tijd. In dit historisch kader vlecht hij een serie adembenemende wapenfeiten rond de figuur van de verzonnen Oostendenaar Kruyt, een man vol dynamiet, maar ook liefdevol huisvader en vurig aanhanger van de Prins. Men leest dit boek zoals men gespannen en toch ontspannen en geamuseerd kijkt naar een goed gemaakte avonturenfilm: de auteur weet het wapengekletter en de licht pathetische gevoelens passend te dempen met een dosis sentiment, schalksheid en speelse rust, ook met een dosis levensernst die aan dit verhaal onbetwistbaar een zekere diepgang verleent. Dat de auteur zijn verhaal soms afbreekt op het ogenblik dat het geweld ter zee gaat losbarsten, bewijst wel dat het hem niet alleen om sensationele avonturen te doen was.

Daarenboven zit er een waarlijk epische vaart in dit boek. Ook schrijft Ferdinand Vercnocke kleurrijk, kloek, bijwijlen echt rythmisch en zeer poëtisch proza, dat goed past bij het luisterrijk nationaal verleden dat hij met merkbaar genoegen beschrijft. Ook is zijn woordenschat bijzonder rijk, doorspekt met scheeps- en krijgstermen en opgesierd met enkele archaïsmen (bij voorbeeld: ‘na het maal ging de bottelier nog eens rond met een kanne wijns de man’, p. 307), die aan dit bonte schouwspel een romantische aantrekkelijkheid verlenen.

 

M. JANSSENS

Jan Grauls Posthuum

In zijn 73-jarig leven heeft wijlen Dr Jan Grauls vele honderden bijdragen en kronieken over onze taal en haar nauwkeurig en verantwoord gebruik aan talrijke bladen en tijdschriften afgestaan. De uitgeverij Heideland te Hasselt komt de verdienste toe, daaraan onmiddellijk gedacht te hebben toen ze haar reeks Vlaamse Pockets lanceerde. Want ook voor dergelijke stof is het pocketboek het ideale vehikel: handig, goedkoop en daardoor tot verspreiding op ruime schaal voorbestemd! Jan Grauls heeft jammer genoeg het verschijnen van de eerste reeks stukjes over Onze taal,

[pagina 221]
[p. 221]

zoals ze thans als V.P. nr 19 voorliggen, niet meer mogen beleven. Zijn plots verscheiden op 5 februari 1960 heeft hem zelfs verhinderd het werk ten uitvoer te brengen, zodat het Dr Rob. Roemans en Drs Hilda Van Assche zijn geweest die de kroniekjes hebben verzameld en ingeleid. En het weze dadelijk gezegd: op een wijze die zo voorbeeldig de auteur en zijn stof dient, dat men zich moeilijk kan voorstellen dat hij-zelf het beter had gekund.

Uit de rubriek ‘Onze Taal’ die Jan Grauls van februari '49 tot februari '60 in De Vlaamse Linie (sedert 1955 De Linie) verzorgde onder het pseudoniem Gerald, en die niet minder dan 372 bijdragen van hem bevat, hebben zij honderd stukjes samengelezen, uit hun chronologische volgorde gelicht, en in vijf grote groepen gerubriceerd rond een gemeenschappelijk hoofdthema. Het zijn: 1. Kledingstukken en tot de kleding behorende benodigdheden; 2. Greepjes uit de muziekterminologie; 3. Greepjes uit de parlementaire terminologie; 4. Zegswijzen, uitdrukkingen, spreuken en gevleugelde woorden; 5. Vreemde woorden met ruime verspreiding. Zij hebben deze intelligent geordende keuze niet alleen van een verantwoording en een gedocumenteerde beschouwing over ‘Het levenswerk van Dr Jan Grauls’ voorzien, maar ze eveneens aangevuld met niet minder dan zes registers (op Nederlandse, Franse, Engelse en Duitse woorden, op persoonsnamen, en op de Nederlandse zegswijzen waarvan het equivalent in een vreemde taal wordt vermeld!), waardoor de praktische bruikbaarheid en ik zou bijna zeggen het uniek karakter van dit werkje in aanzienlijke mate wordt verhoogd.

Over de inhoud zelf, en over de manier waarop de uiteraard op zichzelf niet zo adembenemende stof toch op boeiende, onderhoudende en zeer vaak pittig humoristische manier wordt behandeld, dient nauwelijks gesproken aangezien de persoonlijkheid en het grote talent van Dr Grauls om geleerd en terzelfder tijd plezierig te zijn, zo algemeen, en zeker bij de lezers van D.W. & B. bekend zijn, dat niemand er van overtuigd zal moeten worden dat de lectuur van deze opstellen werkelijk een feest is voor al wie de taal nauw aan het hart ligt.

Met deze honderd stukjes is er slechts een miniem deel ontgonnen van de rijke goudader die onder het zegel van Jan Grauls' signatuur in nog talrijke bladen en tijdschriften verborgen ligt. Mocht deze eerste pocket zulk een sukses kennen, dat het spoedig wenselijk zou worden een tweede reeks kronieken te bundelen!

B. RANKE

Gaston Durnez bloeit in Israels woestijn

In 1959 bezocht Gaston Durnez als reporter voor De Standaard de jonge staat Israël. De artikelenreeks die hij over deze reis schreef was zo merkwaardig van visie en stijl dat ze allerwegen de aandacht trok. De uitgeverij Heideland heeft er dan ook goed aan gedaan, ze voor haar reeks Vlaamse Pockets in de wacht te slepen. Want het zou jammer zijn, dit spontane en geestdriftige getuigenis over het bloeiende wonder van Israël in de woestijn buiten het bereik van zoveel belangstellenden als krantenpapier te laten vergelen. Niet alleen omwille van de feitelijke inhoud dezer met uitstekende informatie rijk gevulde bladzijden, maar ook en vooral omwille van de bezielde manier waarop Durnez deze informatie verwerkt en aan de man brengt. Letterlijk alles is in dit boek tot persoonlijke belevenis geworden. En wat belangrijk is: niet een stereotiepe, opgeschroefde reporterbelevenis die haar werfkracht haalt uit een stilaan tot cliché wordende sensatiestijl, maar de belevenis van een ontvankelijk jong mens met dichterlijke gevoeligheid, die de lawine van opgedane indrukken pas reflecteert nadat hij ze met zijn integrale persoonlijkheid heeft verwerkt. En die bovendien beschikt over de gave van het soepele woord dat meesleept en boeit, en dikwijls ontroert door zijn direct overbrengen op de lezer van een waarachtige emotie. ‘Lente in de woestijn’ is een boekje dat eens te meer dankbaar stemt tegenover de formule van het pocketboek, zonder dewelke dergelijke teksten veel minder kans op publikatie zouden hebben en zéker niet de ruime ver-

[pagina 222]
[p. 222]

spreiding zouden kennen die het voorrecht is van de goedkope uitgave. Geïllustreerd met zestien interessante foto's.

B. RANKE

Bloemlezing uit Gezelle's proza

In een stukje over Guido Gezelle, opgenomen in de V.P. Vlamingen (nr 23), wees Anton Van Duinkerken er op dat Gezelle ‘een echte journalist’ is geweest, niet zo maar een dichter die om nuttigheidsredenen wat prozastukjes ten beste gaf, maar iemand die door de actualiteit werd geïnspireerd en het blijkbaar niet kon laten er, heet van de naald, zijn mening over te zeggen. Door Prof. Baur werd heel wat van dit journalistieke proza opgenomen in het vierde deel van zijn dundrukeditie van Gezelles werk, maar dergelijke edities - die overigens niet zo'n ruime verspreiding kennen - worden nu eenmaal minder vlot gelezen en daarom is het een goed idee geweest van de essayist en romancier Bernard Kemp, die een uitvoerige studie schijnt gereed te hebben over Gezelle en het vraagstuk van de poëzie, in zijn bloemlezing Gezelles ondicht (Vlaamse Pocket nr 26, Heideland, Hasselt) ook een reeks van die korte prozastukjes op te nemen die Gezelle in het kiesgazetje 't Jaar 30 van 1864 tot 1872 heeft laten verschijnen. Het is een weinig bekende Gezelle die uit dit gesmijdige proza spreekt dat ‘op zich zelf (een) gewichtige schakel (is) in de ontwikkeling van de Vlaamse prozastijl in de negentiende eeuw’, zonder dewelke Streuvels en Timmermans niet te verklaren zijn. (Prof. Baur)

Maar misschien, zegt de bloemlezer in zijn inleiding, zal men meer waarde hechten ‘aan het proza dat Gezelle schreef in zijn gezapiger en bezadigder familieblad Rond den Heerd (1865-1871)’. Dat proza was ‘in hoger stijl’ bedoeld en een paar titels zijn via de literatuurgeschiedenissen meer mondgemeen geworden. Alleen maar de titels natuurlijk, want wie leest nog De dolaards in Egypten of Van den kienen hertog, beide vertalingen uit het Engels - in feite vrije vervlaamsende bewerkingen - om maar te zwijgen van Uitstap in de warande en De ring van 't kerkelijk jaar die meer uit volkspedagogische overwegingen werden geschreven. Van al deze werken vindt men in deze bloemlezing aanzienlijke fragmenten die niet zullen nalaten de lezer te bekoren door hun eigen klank en levendige voorstellingswijze.

Het proza-als-kunstvorm is echter niet gebonden aan een enkele periode uit Gezelles leven. Van de aanvang af heeft hij het beoefend. Ten bewijze opent Kemps bloemlezing met een fragment uit de Kerkhofblommen (1858), waarin dicht en ondicht, evenals in de Verantwoordinge van zijn Dichtoefeningen (1858), naar de mode van de tijd gemengd voorkomen. Daarnevens wordt een zeer apart aspect van Gezelles prozageschriften belicht in een reeks brieven aan Eugène Van Oye, aan zijn ouders en aan De Bo. Deze ‘dichterlijke briefwisseling’ werd door hem met een ware artistieke bekommernis beoefend en is buitengewoon interessant met het oog op zijn poëtische inzichten (die daarin een voorsprong hadden op zijn eigen poëtische vormgeving) enerzijds, en als bron voor de kennis van zijn eigen levensomstandigheden anderzijds. De bundel besluit met drie fragmenten uit de Goddelijke beschouwingen, een vertaling van Mgr Waffelaerts Meditationes theologicae die de dichter op reeds gevorderde leeftijd ondernam en die nogmaals getuigen van de grote kracht zijner scheppende persoonlijkheid die een heel eigen leven schenkt aan al wat ze beroert.

Een uiterst merkwaardige bloemlezing die de ruimst mogelijke verspreiding verdient!

B. RANKE

Hoe leefden de oude Atheners?

Het is welhaast een gemeenplaats geworden te zeggen dat bij het lezend publiek de belangstelling voor de klassieke oudheid met de dag toeneemt. De uitgaven die het een of ander aspect van geschiedenis of kultuur der oude volken behandelen zijn niet meer te tellen, en de diverse pocketreeksen komen met kwistig gebaar aan deze intense interesse tegemoet. Dat daarbij ook

[pagina 223]
[p. 223]

heel wat tamelijk zwaar op de hands werk onder een bedrieglijke schijn van populariserende inwijding wordt verkocht (maar niet gelezen!) staat buiten kijf. Daarom verdient het boekje Schijnwerper op het oude Athene van de hand van de Vlaamse classicus Dr G.H. Halsberghe, waarmee de Vlaamse Pockets (Heideland, Hasselt) hun steentje bijdragen tot deze nieuwe renaissance der klassieke kultuur, een extra pluim! Het behandelt verschillende aspecten van maatschappij en instellingen in het democratische Athene der vijfde eeuw voor Christus, het Athene van Perikles, op een wijze die niet alleen de belangstellende lezer heel wat te onthullen heeft, maar die tevens de humaniorastudenten een berg verklaringen en realia aan de hand doet in verband met de lectuur van Griekse teksten en de studie van de Griekse beschaving, zoals die sedert enkele jaren op het nieuwe leerprogramma is voorzien. Achtereenvolgens worden op eenvoudige maar door haar concreetheid niet minder belangwekkende en boeiende wijze behandeld: de Atheense maatschappij; de politieke instellingen; het rechtswezen; het financiewezen; landbouw, handel en nijverheid; het krijgswezen; en ten slotte het godsdienstig leven, goden en feesten. Elk van deze hoofdstukken werd zeer overzichtelijk in paragrafen en alinea's ingedeeld, zodat het geheel, mede ook door zijn alfabetisch namenregister, een helder en uitstekend naslagwerk geworden is, bovendien met zestien goed gekozen en gereproduceerde buitentekstplaten geïllustreerd.

 

B. RANKE

Dr A. Stubbe's algemene kunstleer in vijfde druk!

Dat de Vlaamse Pocket-uitgave (nr 21) van Dr A. Stubbe's initiatiewerkje over Het zien en genieten van schilderkunst tevens de vijfde druk van dit veel geprezen boek is, wijst er wel op dat de belangstelling voor degelijk geprezenteerd werk op dit gebied nog immer levend is. We menen dat meer dan ooit in deze tijd zonder stevige houvasten een van uit de eigen beleving en geïnspireerd geschreven boek als dat van Stubbe over kunstproblemen, een welkome gelegenheid biedt tot bezinning en artistiek gewetensonderzoek.

B. RANKE

J.G. Toonder: Heksenest

J.G. Toonder van wie wij de mooie en zeer epische roman De oudste ochtend bespraken liet in de pocketreeks van De Bezige Bij een korter prozawerk verschijnen ‘Heksenest’. Dit zeer eigenaardige boek houdt het midden tussen raamvertelling en roman. Vier hallucinante visioenen worden samengehecht door een kader dat even irreëel en spookachtig is als de ingeschakelde verhalen. Een eigenlijke draad is er moeilijk aan te ontdekken, hoewel de verhalen toch inniger samenhoren dan in de echte raamvertelling. Persoonlijk houden wij niet van deze kunst die op onevenwichtige wijze slechts één aspekt van ons menszijn wil aanspreken, met verwaarlozing of negatie van het andere. Wij verkiezen de uitbeelding van de algehele mens in klassieke algemeenheid boven de zucht naar excentriciteiten en barokachtige grilligheid, die onze moderne kunst zo overwoekert. Men kan zulke kunst echter als psychisch fenomeen en als vormexperiment interessant vinden. Juist omdat zulk werk een veel minder gekontroleerde belijdenis is, komt de psychische struktuur er vrijer en duidelijker aan het licht dan in een gesloten, strakgebouwd verhaal. De inspiratiebron van Heksenest is ongeveer dezelfde als die van De oudste ochtend. Het liefdeprobleem neemt een zeer belangrijke plaats in. De vier visioenen draaien allemaal om de vrouw, die iets geheimzinnigs en satanisch over zich heeft. Haar optreden wordt met een sfeer van dood en ondergang, akeligheid en vooral walgelijkheid, een sfeer van niet-begrijpen en niet-bereiken-kunnen verbonden. Vooral de angst overheerst. In de beide eerste gedrochtelijke droombeelden treft het motief van de holle, lege, glansloze ogen. De vrouw is woeste verlokking en kwelling en dreiging. In de laatste twee droomvisioenen wordt dit motief van haat

[pagina 224]
[p. 224]

en angst verbonden met een vage gedachte aan zuivering, aan ‘genade’ uit die chaos van verwarring en vernieling.

De vorm van dit werk is uiterst fantastisch, een ongekontroleerde en ongebonden verschuiving van beelden. Dit ongekontroleerde maakt zulke kunst, zoals barokkunst uiterst hermetisch. Zeker zijn al die beelden en beeldverschuivingen symbolisch geladen. Een sleutel tot verklaring van die teugelloze fantasieuitleving wordt niet gegeven. Bij alle rechtstreeksheid is zulke belijdenis dus uiterst individueel, omdat zij niet is gebracht tot het plan van het bewuste waar ervaringen worden omgezet in algemeengeldende en mededeelbare begrippen. Hoewel zulke vormgeving ons om dit hermetisme minder bevredigt, moeten wij toch bekennen dat Heksenest technisch zeer knappe gedeelten bevat. We denken vooral aan het vierde droomvisioen, dat werkelijk hallucinant geschreven is. Het spooklandschap en het grillig-schokkende verloop is van zulk een beklemmende direktheid, dat men naderhand verwonderd ontdekt dat de passage maar twaalf bladzijden beslaat. Zulk schrijven uit het onbewuste kan echter niet van lange adem zijn. Daar ligt ook de zwakheid van het werk. Heksenest doet aan als een bijeenvoegsel van soms eerder gezochte, soms zeer knappe fragmenten. Het werk heeft gebrek aan eenheid. Het kader dat de vier visioenen met elkaar verbindt lijkt ons een virtuosentruuk die te doorzichtig is.

 

L. SCHEER.

Ontmoetingen

Terwijl de Monografieën over Vlaamse auteurs, uitgegeven door het Ministerie van Openbaar Onderwijs, meestal worden geschreven door bekende letterkundigen, doet de reeks Ontmoetingen van de firma Desclée de Brouwer vaak beroep op minder bekende of zelfs onbekende schrijvers. Dit strekt deze reeks niet tot schade, want meer dan eens heb ik opgemerkt dat deze minder-of onbekende - misschien jongere - medewerkers zich met grote ernst van hun taak hebben gekweten en hun onderwerp ernstig hebben bestudeerd, terwijl men in de Monografieën, die door de Staat worden uitgegeven, af en toe kan vaststellen dat overbekende auteurs er zich wel eens goedkoop van afmaken.

Jan Vandamme, die een studie schrijft over Alain Fournier, heeft flink werk geleverd. Hij heeft leven en werk van de fameuze Fransman grondig doorwrocht en het belangrijkste samengebracht in een synthetisch boekje van 50 blz. Na het uitvoeriger en persoonlijker boek van Hubert Lampo, is deze studie een tweede en degelijke Zuidnederlandse getuigenis voor de kunst- en levenswereld van Fournier.

Het is jammer dat de knappe Theo Goovaart aan zijn ontmoeting met Simon Vestdijk niet zulk synthetisch karakter heeft kunnen geven. Zijn boekje bevat zeer scherpzinnige biografische en psychologische opmerkingen, die bepaalde werken van Vestdijk, o.m. de Wachter-romans, uitstekend interpreteren. Maar boven het niveau van de intelligente marginalia is het niet uitgegroeid. Ander bezwaar is dat Goovaart het werk van Vestdijk haast uitsluitend vanuit psychologisch en ideologisch standpunt beschouwt en de esthetische norm niet gebruikt. Duidelijk blijkt echter uit deze bladzijden dat Goovaart een brede en scherpzinnige kennis bezit van Vestdijks figuur en werk, en dat hij de man is die eens een rijpe en synthetische studie over deze auteur zal kunnen schrijven. Dat hij tegen die taak ook als christen opgewassen is, bewijzen reeds de laatste bladzijden van dit werkje.

Nu de Spaanse dichter Frederico Garcia Lorca in Vlaanderen bekendheid heeft gekregen, is de monografie van Albe zeer welkom. Het boekje is biografisch georiënteerd en geeft een vrij gedetailleerd overzicht van het leven van de beroemde Andalousiër. Doch tevens schenkt het inzicht in de geest van zijn werk. Dit inzicht wordt gekenmerkt door liefdevol begrip. Indien ik, met al mijn grote waardering voor Lorca, één aanmerking zou maken, dan deze: àl wat hij schreef wordt door Albe met even liefdevol enthousiasme ontvangen en bejegend. M.i. zijn er in zijn dierbaar oeuvre

[pagina 225]
[p. 225]

ook minder geslaagde delen. Ik zou ook kunnen aanstippen dat de bibliografie over de Spaanse dichter, die Albe aan het einde van zijn studie geeft, zeer onvolledig is gebleven. Belangrijke recente werken als die van Barea, Eich, Jaroslaw Flys, e.a. ontbreken. Doch ik haast mij te zeggen dat deze zaakrijke en liefdevolle inleiding tot Lorca warme aanbeveling verdient.

De ontmoeting met Jan Engelman die Jan H. Cartens beschrijft, is een der beste van deze reeks. Na een kort overzicht van Engelmans levensloop in literair-historisch verband, wijdt de schrijver het grootste deel van zijn studie (p. 13-39) aan de bespreking van Engelmans lyriek. Deze moeilijke taak vervult hij met fijnzinnig gevoel en tevens scherp kritisch inzicht in de hoofdmotieven. Jammer dat op het eind het kunsthistorisch werk van de dichter - dat voor de kennis van zijn esthetische gevoels- en denkwereld zeer belangrijk is - in een 20-tal regels te vlug wordt afgehandeld. De uitvoerige bibliografie is voor leraars en studerenden zeer nuttig.

Evenveel lof verdient het boekje van Wim J. Simons over Frederik van Eeden. De lezer die weet welk veelzijdig auteur en welke gecompliceerde natuur Van Eeden is, begrijpt zonder verdere commentaar dat het een krachttoer is een evenwichtig en tamelijk genuanceerd beeld van zijn oeuvre te schetsen in 44 blz. Simons is daarin geslaagd. Zijn boekje brengt niets nieuws, het graaft ook niet in de richting van psychologisch of ideologisch onderzoek, maar het is zaakrijk informatief en goed gecomponeerd.

Ook Richard Boshouwers, de schrijver van een inleiding tot leven en werk van Sven Stolpe is voor mij een onbekende. Hij heeft een smaakvolle en inzichtrijke studie geschreven. Ik ben ze gaan lezen met enige achterdocht omdat de figuur van Stolpe in bepaalde katholieke milieu's wel eens overschat wordt. Het oordeel van Boshouwers bleek evenwel bezadigd. Als essayist is Stolpe een belangrijke verschijning in Zweden. Hij draagt in belangrijke mate bij tot de verruiming van de geestelijke - inzonderheid religieuze - horizon in dat land. Ook als romanschrijver is hij achtenswaard. Boshouwers meent echter terecht dat men hem niet op een lijn kan stellen met grote katholieke auteurs als Mauriac, Greene, Bernanos, enz. Zijn werk is ook tamelijk apologetisch tendentieus. Het oordeel van Boshouwers dunkt ons rijp, zijn kennis van Stolpe's leven en werk grondig.

ALB. W.

Verhalend proza

Werk 1960 is de titel van een verzameling letterkundige bijdragen van Westvlaamse schrijvers uitgegeven door Desclée de Brouwer. De bedoeling van dit Westvlaamse initiatief is waarschijnlijk in eigen provincie en daarbuiten meer belangstelling te vragen voor het werk dat vandaag door Westvlamingen wordt geleverd. In zover men uit deze bloemlezing - want alle schrijvende Westvlamingen zijn niet vertegenwoordigd - oordelen kan, is vooral het proza in die provincie bloeiend. Er is goed proza van bekende auteurs als Daan Inghelram, Lia Timmermans, Staf Weyts, André Demedts, Marcel Matthijs (een zeer knap verhaal van deze laatste!). Ook proza van jongeren, waaronder enkele beloften schuilen: Raf Declercq, Roger Fieuw (†), Jozef Deroose, Lucien Dendooven, August Geldhof, A. Vermeiren. Met de dichtkunst is het, volgens dit Werk, minder goed gesteld. Ik werd alleen door Gabrielle Demedts getroffen. De rest is tam en vlak. Maar een belangrijke dichteres als de in West-Vlaanderen wonende C. D'haen is niet vertegenwoordigd.

ALB. W.

Herman vos

De zonen van Pepe Gimenez, een novelle van Herman Vos verscheen bij De Clauwaert te Leuven. Het verhaal is onze lezers bekend. Bij verschijnen in ons tijdschrift heeft het diepe indruk gelaten. Het is een debuut en rangschikt meteen de auteur onder onze beste jongeren. Herman Vos heeft enkele jaren in Argentinië geleefd. Daar heeft hij de stof voor zijn verhaal gevon-

[pagina 226]
[p. 226]

den. Zij is uit de werkelijkheid gegrepen; maar zij heeft door zijn forsige en hartstochtelijke visie een aangrijpende dramatische kracht gekregen en werd door een superieure, beheerste stijlkracht een meesterstukje van vertelkunst. Zulk debuut doet het hoogste verwachten voor de toekomst.

 

ALB. W.

Uren van schoonheid

Het ziet er naar uit dat een inspanning gedaan wordt om meer belangstelling te schenken aan de esthetische vorming in de humaniora. De Aesthetische Verantwoordingen van J. Persijn zijn verouderd. Enkele leraars en kunstcritici hebben nu een boek samengesteld dat als inleiding tot de kunstproblematiek in het onderwijs dienst kan doen. Uren van Schoonheid (N.V. Standaard Boekhandel, Antwerpen) is een lijvig boek van méér dan 400 pag. Geworden. Urbain van de Voorde schrijft er over Grottenkunst, Prof. de Waele over beeldhouwkunst in Hellas, Lic. Br. Fransiscus over beeldhouwkunst en bouwkunst in de Middeleeuwen, Lic. E. Roobaert over Giotto en zijn tijd, H. van Fraechem over Shakespeare en de Renaissance, A. Deblaere over Rembrandt en de barok, J. van Ackere over Beethoven en de romantiek, Jean Dax over moderne poëzie, Jos de Maegd over moderne schilderkunst en Maria Rosseels over de film. Het geheel stond onder leiding van Dr. M.A. Nauwelaerts. Wij hebben de meeste bijdragen van dit volumineuze boek met belangstelling gelezen. Men zou hier en daar bezwaren kunnen opperen, protesteren tegen simplificaties, enz. maar dergelijke kritiek is hier niet op haar plaats Zij zou trouwens geen afbreuk doen aan de degelijkheid van het geheel als vulgarisatie. Toch moeten ons enkele pedagogische bezwaren uit de pen. Wij missen, ten eerste, in dit handboek voor de studerende jeugd een éénheid met sterke, duidelijke lijnen. Het geheel doet aan als een conglomeraat van historische fragmenten die niet door sterke lijnen van continuïteit en onderling verband zijn verenigd. Ten tweede is dit boek als inleiding tot het literair- en kunsthistorisch kennen én tot de problematiek van de kunstleer, voor de jeugd veel te overladen. In de humaniora zou men veeleer de grote lijnen van de Europese literatuur- en kunstgeschiedenis, alsmede de belangrijke begrippen en diverse principes van de esthetica moeten inprenten inplaats van de jonge geesten te laten ploeteren in een zee van duizenden namen en feitjes. Geen universiteitje spelen! Ten derde lijkt het ons betreurenswaardig dat in dit boek geen enkel opstel te vinden is, waarin de eigenlijke (wijsgerige) esthetica in haar grote historische ontwikkelingslijnen én de literaire theorie in haar belangrijke aspecten worden geschetst. Wat Persijn in zijn tijd wél heeft betracht. Dit alles neemt niet weg dat de publikatie van dit boek verdienste heeft. Maar verbetering is o.i. mogelijk en zelfs geboden.

ALB. W.

Herdrukken

Het Verzameld Werk van Filip de Pillecyn dat door de Boekengilde De Clauwaert werd uitgegeven, heeft bij het lezerspubliek hartelijk onthaal gevonden. Dat is wellicht de reden waarom aan de vroeger in drie delen geplande uitgave, een vierde deel wordt toegevoegd, dat het biografisch en literairhistorisch werk van de romancier verzamelt. Dit zeer omvangrijke vierde deel - bij de 600 pagina's - bevat twee goed geschreven biografieën over Vlaamse religieuze figuren die in het apostolaatsleven een opvallend heroïsme hebben vertoond, Pastor Denys en Monseigneur Bermijn. Op literairhistorisch en kritisch gebied zijn de studies over Hugo Verriest en Stijn Streuvels, zovele jaren na hun datum van verschijnen, nog steeds van wezenlijk belang. Het blijft een genoegen de rijpe en smaakvolle literatuurkenner die De Pillecyn is, te herlezen. De presentatie van dit vierde deel is keurig en smaakvol.

 

Voor enkele maanden verheugden wij ons om het verschijnen van de eerste Timmer-

[pagina 227]
[p. 227]

mans-Omnibus (P.N. Van Kampen, Amsetrdam). Dat deze eerste verzamelende uitgave groot succes heeft gekend, lijkt ons bewezen door het verschijnen van een tweede Omnibus van ongeveer 650 blz. bij dezelfde uitgever. Hij verzamelt zoals de eerste, in goed gedoseerde verhouding, enkele belangrijke en minder belangrijke boeken van de grote Vlaamse schrijver: Boerenpsalm, De Pastoor..., Anne-Marie, De Harp..., Minneke Poes en Schoon Lier. Het heeft ons persoonlijk nooit verrast dat Timmermans na zijn dood in ons taalgebied en over geheel de wereld belangstelling blijft wekken. Hij is een volksgeliefd verteller en bovendien, op zijn beste momenten, een superieur dichterlijk kunstenaar, die zijn schitterende orginaliteit handhaaft.

 

Bij de uitgever De Bezige Bij te Amsterdam verschenen van Hugo Claus een vijfde druk van het bekende toneelstuk Een bruid in de morgen en van Natuurgetrouw, een verzameling prozaschetsen van verbeeldende én beschouwende aard, sommige poëtisch en andere realistisch. Bij dezelfde uitgever verscheen ook een herdruk van Het Behouden Huis een uitvoerige en krachtige novelle van W.F. Hermans, die vroeger verscheen in de novellenbundel Paranoia.

ALB. W.

Historie, reis en avontuur

Een der meest aangrijpende oorlogsgeschiedenissen die men lezen kan vindt men in 7 man in de morgen van Alan Burgess (Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam). In 1942 zat Tsjecho Slovakije gekneld onder de knoet van de S.S. generaal Heydrich, Reichsprotektor van Bohemen en Moravië, een der brutaalste onmensen van het nazisme. Dit boek vertelt van twee jonge Tsjechen, die bereid zijn deze man tot redding van hun volk uit de weg te ruimen. Jan Kubis en Jozef Gabchik komen als parachutist uit Engeland, laten zich in Tsjecho Slovakije droppen, nemen contact met verzetslieden, en na vele episoden, die spannend worden verteld, kunnen zij Heydrich doden. Dan volgt een meedogenloze repressie, een golf van terreur, tot de verzetslieden, die in de aanslag waren gemengd, in een kerk worden ontdekt en neergeschoten. Dit verhaal geeft de indruk op stevige documentatie te berusten, het is bovendien met veel atmosferisch gevoel en af en toe felle spanning geladen.

Een Nederlandse vertaling van China door Rolf Gillhausen en Joachim Heldt verscheen bij de Reinaert-uitgaven, Brussel. Dit is het verslag van een reis dwars door rood China met bijzondere aandacht voor de zich wijzigende toestanden onder het communistisch bewind.

Bij dezelfde uitgever verscheen van Bernard Henry Spoorwegbouwers in het Oerwoud, een historisch verhaal over het aanleggen van de eerste 388 klm. lange spoorweg dwars door het Kongolese oerwoud. Dit spannende verhaal uit de pionierstijd in Kongo wil tevens een hulde zijn aan het beschavingswerk der blanken in onze voormalige kolonie.

Ook in de Reinaert-uitgaven lazen wij De laatste Dag, een boek dat de geschiedenis vertelt van de fameuze D-dag. De schrijver is de Engels-Amerikaanse journalist Cornelius Ryan. Op grond van de beschikbare historische gegevens, heeft hij er een levend verhaal van gemaakt, niet van abstracte feiten maar van mensen. Zo wordt het een dramatisch bewogen geschiedenis, die wij via menselijke lotgevallen - en wel in beide kampen - meebeleven.

Bij dezelfde uitgever verscheen nog Dersoe Oesala van Wladimir K. Arsenjef. Wie belust is op een sensationeel relaas van ontdekkingstochten in woeste, ongekende gebieden, grijpe naar dit verhaal waarin naast de leider der expeditie Arsenjef ook de woudloper Dersoe Oesala de hoofdrol speelt. Indien gij dit soort avontuurlijke spanning wenst, gelieve deze harde mannen in hun strijd tegen natuur en mens en honderden gevaren te volgen.

Igloo's in de Nacht van Hans Ruesch (Uitg. N.V. Standaard-Boekhandel) schenkt ons een levensecht verhaal van het leven, de zeden en gebruiken van de pool-Eskimo's. Het boek biedt ons de ontspanning

[pagina 228]
[p. 228]

van een boeiend, bij pozen hard verhaal en tevens informatie over honderden wetenswaardigheden - af en toe zeer onthutsende - betreffende het primitieve leven van dit ongerept natuurvolk. Het is een zeer knap geschreven boek dat tot de beste geromanceerde reportages mag gerekend worden.

Tot slot bevelen wij de lezers, die leerrijke ontspanning zoeken, het jongste werk aan van de veelbereisde Vlaming Aster Berkhof: Onder de zon van Mexico (Reinaert-Uitgaven, Brussel). De oude en rijke beschavingsgeschiedenis van het land der Maya's en Azteken, zijn latere bewogen historie en bijzonder de huidige exotische tover worden hier onderhoudend en kleurrijk verteld. De ontmoetingen met curieuze mensentypen en grandioze landschappen worden in directe, springlevende stijl weergegeven. Een prettig en leerrijk boek dat geen ogenblik verveelt!

P. VAN BERGEN


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Verzameld werk 4

  • over Heksenest


auteurs

  • Marcel Janssens

  • Bert Ranke

  • Lieve Scheer

  • Albert Westerlinck

  • P. van Bergen

  • over M.A. Nauwelaerts

  • over Herman Vos

  • over Ferdinand Vercnocke

  • over Jan Grauls

  • over Gaston Durnez

  • over Bernard Kemp

  • over Gaston H. Halsberghe

  • over A. Stubbe