Lektuur in arbeidersgezinnen
Naar aanleiding van een reportage over de vrouwenarbeid, lazen wij onlangs de resultaten van een ‘onderzoek naar de invloed op het gezin van de loonarbeid van gehuwde vrouwen in steenbakkerijen van de Rupelstreek’. Dit onderzoek werd in 1959 ondernomen door Mariette De Bruyn voor de ‘Katolieke Sociale School voor Vrouwen’ te Antwerpen. Mej. De Bruyn onderzocht de toestand in 128 gezinnen uit de Rupelstreek.
Zij stelde vast dat 108 van de 128 gezinnen geregeld een krant kochten. In 3 gezinnen kwam soms en in 17 gezinnen nooit een krant in huis. Bij de 108 geregelde krantenkopers waren er slechts 72 waarvan ook de vrouw zich voor het blad interesseerde. Op de vraag welke rubrieken de belangstelling van de vrouw genoten, kreeg men volgende antwoorden: 63 vrouwen lazen geregeld de vervolgverhalen, 58 vrouwen lazen de rubrieken met ‘plaatselijk nieuws en de ongevallen, 16 vrouwen volgden de sportrubriek, 7 lazen alleen maar de titels en 2 vrouwen volgden geregeld het politieke nieuws en de parlementaire verslagen.
In 90 gezinnen, hetzij 70,3 t.h., werden geregeld weekbladen en tijdschriften gekocht. Slechts 77 vrouwen lazen die. In 39 gezinnen ging het om specifieke weekbladen voor de vrouw, zoals ‘Vrouw en huis’, ‘Libelle’, e.d.m.
In slechts 50 gezinnen was een van de gezinsleden lid van een openbare biblioteek: in 20 gezinnen was het de man, in 24 gezinnen een van de kinderen, in 6 gezinnen de vrouw zelf. Slechts in 10 gezinnen werd door de vrouw geregeld een boek gelezen, vooral in de winter. Het ging vooral om ‘romans’ en ‘detectiveverhalen’, evenals de wekelijkse korte verhalen in reeksen als ‘Haardvriend’, ‘Avondlektuur’, ‘Ivanov’, e.d.m. In amper 2 gezinnen haalde de man geregeld vakliteratuur, in 4 gezinnen reisverhalen.
Mej. De Bruyn stelde vast, dat er door de ouders over het algemeen weinig toezicht werd uitgeoefend op de lektuur van de kinderen.
G. DURNEZ