een paar samen beleefde dagen een betere weg dan dit overdoen van het verleden?
Wat de hoofdpersoon en intrige betreft, is dit verhaal al bij al dus niet zo kwaad, maar gemeten naar Daisnes eigen maat ver van indrukwekkend. Hetzelfde kunnen wij zeggen over de uitwerking en de stijl. Of liever: in de typering van sommige nevenpersonages geeft Daisne zijn volle pond; we denken vooral aan Bouzerolles, magnifieke naam voor ‘de kolos’, die beurtelings ‘lobbes’ of ‘olifant’ genoemd wordt, het stuk artiest, het grote kind met zijn omvangrijk en beweeglijk lichaam, zijn drukke gebaren, zijn spierige taal en rollende krachttermen; we denken ook aan het groepje onbehouwen lawaaimakers, opdringerig, tactloos, luidruchtig, gulzig: Louis, Louise en Titine. Daar vinden we Daisne op zijn best. De personages met wie Folkert zich solidair voelt, zijn echter ver beneden peil. Vooral de tegenspeler Dominique is te wazig uitgevallen. Zij is puur een afkooksel van Folkerts eigen gevoelerigheid. Zij is een schim die zich helemaal aanpast aan Folkerts behoeften, aandachtig luistert en op het gepaste moment de zweem van een traan te voorschijn brengt. Altijd weer beantwoordt zij Folkerts snel gewekte aandoening met flikkerende brilleglazen of stil geprevel, (wanneer zal Daisne dat aftandse woord toch eens gaan vervangen?). Voor het overige bestaat zij niet. Maman Varèze en Lieveke zijn wat beter. Toch is de uitbeelding van Maman Varèze te geëngageerd, te opdringerig vooringenomen. Lieveke van haar kant heeft buiten haar attentievolle bezorgdheid voor Folkert, haar kinderlijke drang om zich aan te vlijen, (papa en dochter slapen op de mas nota bene in hetzelfde bed!), haar zoeken naar troost en haar goedlachse vriendelijkheid, van de auteur weinig trekken meegekregen, zij het dat zij toch iets duidelijker is dan Dominique. Zo is dit weer eens een roman op zijn Daisnes geworden: een mengelmoes van meesterlijke brokstukken naast waardeloze rommel en levenloze schrijverij. Een paar parels liggen tussen een
hoop eerder banaal leesvoer verloren.
Ook de stijl is zo. Voor onze moderne smaak wordt er een beetje te veel gebruik gemaakt van gevoelswoorden zoals lief, mooi, aandoenlijk, ontroerd, enz. Dat doet zo hol aan; wie zich niet te zeer ergert aan dat clichéachtig wegzwemmen in gevoelswoorden, wordt echter bekoord door Daisnes badinerende speelsheid, zijn gedurfd smeden van een eigen woordenschat, die zijn stijl een persoonlijke noot geeft en die soms verrukt door zijn vondsten. Graciele beweeglijkheid, wandelradiootje, pornomimiek, westernling, kloeane (contaminatie van doeane en kl...), snoblesse oblige etc. Daisne verstaat de kunst om deze vondsten aan te brengen op een wijze die zo spontaan en verrassend is alsof hij het zo