Lieve Scheer
Fem Rutke of de poëzie als denkkracht
Fem Rutke brengt ons met haar Even kijken in de aarde (uitg. Holland, Haarlem) een goed leesbare bundel gedachtenlyriek. De titel alludeert op Teilhard de Chardin; in zijn geheel sluit de bundel echter minder bij de invloedrijke filosoof aan dan titel en motto zouden laten vermoeden. Wel is hij overwegend filosoferend. Dichtkunst is voor F. Rutke ‘denkkracht’ (44) en bespiegeling. Zij wil ‘kijken’ (19), ‘zien’ (45), ‘noemen’ (40) en ‘weten’. (41)
Eerst en vooral geeft zij zich rekenschap van haar eigen situatie. Lange tijd, meent zij, heeft zij verkeerd gezocht. Verkeerd waren de ‘hartstocht’ en de ‘pijn’ bij het vragenstellen: ‘een smalle gang van gretigheid, / een trappenhuis, / vaak zonder treden / dat uitkwam op een kust van niets’. (19) In plaats daarvan wil zij nu passieloze bezinning: ‘Kijken in ruimte, / wil ik zeggen, / is groeien andersom, / naar binnen, / in vier dimensies zonder graagte, passief-actief’. (19) Eens, hoopt zij, zal zij de dood kunnen in de ogen kijken: eens zal zij als ‘Heer en meester’ gevoelens van metafysische onrust voorgoed kunnen uitschakelen; zij zullen overwonnen worden door geloof, ‘gehoorzaam aan (haar) goede ogen’. (17)
In heel de bundel treft dan ook de ingehouden toon, een accent van gewilde rust, een affirmatie van vastheid. Geen gevoelsontladingen doorbreken de koele afronding der verzen. We kunnen niet zeggen dat we dat betreuren. Het geeft de gedichten van F. Rutke inderdaad iets meerdimensionaals: het gevoel van desillusie en menselijk tekort blijft onder het vlak der beheersing bestendig aanwezig als een ‘afgrond’-beeld dat in haar poëzie herhaaldelijk verschijnt. Dit vinden wij het mooist uitgedrukt in De gelukkig vermoeide vijver:
Ik lig zo onder doelbewustheid