Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 111 (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 111
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 111Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 111

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.06 MB)

ebook (3.62 MB)

XML (1.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 111

(1966)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 791]
[p. 791]

De laatste ronde

Ons Erfdeel 10 jaar

Het zal je gebeuren dat je ergens tussen Hamburg en Hannover een Zwitser ontmoet, die een Bundesbeamter uit Bern blijkt te zijn, en die tot je verbazing weet wat er in Leuven gaande is, hoe het in Frans-Vlaanderen zit, dat in Vlaanderen Nederlands wordt gesproken, dat er bij ons heel mooie gedichten worden geschreven, dat de Vlaamse beweging in een eeuw tijd een grote evolutie heeft doorgemaakt, en die, wonder boven wonder, een zeer behoorlijke uitspraak van het Nederlands blijkt te hebben wanneer hij je een stukje voorleest uit het Vlaamse dagblad dat je hem voorhoudt. Wanneer je hem om uitleg vraagt, antwoordt hij dat hij zijn woordenschat en zijn uitspraak van het Nederlands uit een woordenboek van Langenscheidt heeft en zijn kennis over onze cultuur uit Ons Erfdeel.

Kijk, dit zou kunnen volstaan om het jubilerende tijdschrift te huldigen bij zijn tiende verjaardag. Want het geval van de Bundesbeamter uit Bern is geen alleenstaand feit. Ons Erfdeel heeft zich in de laatste jaren ontwikkeld tot een blad dat onze cultuur over de wereld draagt en dat het thuisfront op zijn beurt voorlicht over wat er elders in de wereld ten bate van onze taal, van onze letterkunde en van onze cultuur aan initiatieven wordt ontwikkeld. De redactie doet dit in een nauwe samenwerking tussen Noord en Zuid, bewust van het feit dat alleen een gezamenlijk optreden naarbuiten bij dit belangrijke werk tot blijvende resultaten kan leiden, maar tevens in het realistische besef dat de culturele integratie der beide Nederlanden vooralsnog een wensdroom blijft. Dat het blad ook in deze moeizame toenadering tussen Noord en Zuid een niet meer weg te denken schakel is, is niet zijn geringste verdienste.

L. Simons

Karel

 
Klank van meest vertrouwde woorden
 
Als door eigen mond gesproken
 
Ruist mijn dag en leven door.
 
En van toen mij 't hart ontloken
 
Loech de vriendschap vreugde voor.
 
 
 
Laat wie deze stem niet hoorden
 
Elk zijn eigen lied aanheffen,
 
Rijker is mijn dubbel lied.
 
Ook al kan het niemand treffen,
 
U zijn, of ze wijs of niet,
 
Xeniën mijn armste akkoorden.
 
R. Herreman

Al moesten de kraaien...

Bij de herdenking van dr. K. Elebaers te Herentals werd diens medewerking als recensent aan Dietsche Warande en Belfort gememoreerd, vooral in verband met zijn abrupt zwijgen na 1904. De sluier van dit geheim werd opgelicht. Vrijmoedig en met woorden die meer de psychologische peiling en de literaire virtuositeit prezen dan de morele tekortkomingen laakten, had de jonge priester onbevangen zijn oordeel neergeschreven over twee in 1904 te Bussum verschenen Vlaamse romans, namelijk ‘De Last’ van Gustaaf Vermeersch, en ‘'t Bedrijf van den Kwade’ door Herman Teirlinck. Het eerste werk, de roman van een seksuele ob-

[pagina 792]
[p. 792]

sessie, bracht een tot dan toe ongehoord geluid in de Vlaamse letteren-wereld; het tweede, de eerste roman van de briljante Teirlinck, bevestigde de verdiende faam van de schitterende novellist.

De besprekingen van dr. K. Elebaers werden opgemerkt door kan. Muyldermans, die toentertijd de plak zwaaide in de Academie, en mej. Belpaire kreeg een verontwaardigde brief van de opbruisende kanunnik, waarin hij met klem protesteerde tegen de verheerlijking, door een priester, van evidente pornografie. Wat er dan gebeurde is geheim gebleven - the rest is silence - maar Elebaers zweeg jaren.

Er is in Vlaanderen iets veranderd. De verruiming, die in zo brede mate ons litterair leven de laatste jaren heeft getekend, lijkt ons zo vanzelfsprekend dat het ons wel moeite kost ons in te leven in toestanden en feiten die maar een halve eeuw achter de rug liggen. (En ‘what’ met de oorspronkelijke uitgave van ‘Pallieter’ in het jaar O.H. 1966?)

E. Van Hemeldonck

Honoraria

Zeldzaam zijn 't onzent de auteurs die van hun pen kunnen leven. Uitgevers, drukkers en boekhandelaars lopen met het leeuweaandeel in de verkoopprijs van het boek heen; de arme auteur krijgt een korst toebedeeld. De vraag werd wel eens opgeworpen of de lezer die in de openbare bibliotheek zijn voorraad opdoet, tot enige vorm van honorariumuitkering zou kunnen gedwongen worden. De Deense wetgeving op de openbare bibliotheken heeft in verband met deze vraag een originele oplossing gevonden: de Staat betaalt namelijk aldaar - en dit geschiedt reeds sedert 1946 - elk jaar aan de auteurs die in de openbare bibliotheek vertegenwoordigd zijn, een bedrag gaande tot 5 percent van de totale toelage aan deze bibliotheken. Een nieuwe wet - van 1965 - verhoogde dit bedrag tot 6 percent.

In 1964-1965 werd het hoogste bedrag, 28.000 kronen of 203.000 Belg. fr., uitgekeerd aan een schrijfster van kinderboeken, die in de openbare bibliotheken door 55.000 volumes vertegenwoordigd was.

Wij reizen om te leren?

E. Van Hemeldonck

Jaarschrift

voor Dr. O. Dambre (70)
 
Misschien staat Roosemondt
 
nog teer in blauw pastel,
 
al is men jaren rond
 
het oog herkent ze wel.
 
 
 
Misschien loopt uit de bron
 
nog nauw een zilverdraad.
 
Justus wenkt naar de zon
 
en viert de dageraad.
 
 
 
Wij naderen die grens,
 
de schoonheid wordt volmaakt
 
en zingend stapt de mens
 
tot waar Gods hand hem raakt.
 
 
 
Wandlend door veld en bos
 
begroet ik Harduwijn.
 
De veren springen los:
 
nu zal het zomer zijn.
 
Gery Helderenberg

Kerstmis op Ronkenburg

 
Moest Gij hier worden geboren
 
en slapen op een busselke mos
 
Gij zoudt de schepers horen
 
die tasten door mist en bos.
 
 
 
De vijvers zouden bevriezen
 
lijk de lucht spiegelglad,
 
de wind beet door de biezen
 
en waar ligt die kleine stad?
 
 
[pagina 793]
[p. 793]
 
Wij zouden naar U schaverdijnen
 
door sneeuwpoeder en gruis,
 
wintervogels tekenden zwarte lijnen
 
toevallig een oneindig kruis.
 
 
 
Wij liepen tot wij U vonden
 
bij de naakte boom in de hut.
 
Maria kijkt ongeschonden
 
tegen loze vragen beschut.
 
 
 
Een engel vloog op uit kruinen
 
gedund door regen en vorst,
 
wij droomden misschien van bazuinen,
 
de baljuw knielt voor zijn Vorst.
 
 
 
Een meisje droeg de lantaren
 
al zat de maan diep en koel.
 
Gij zoudt de geheimen verklaren
 
en vatten wat ik bedoel.
 
 
 
Wierook uit bast en spaanders
 
zou geuren op vonkend hout
 
en alle blijdschap op aarde
 
blijft nog met tranen vertrouwd.
 
 
 
Wij dachten niet aan legenden,
 
wij bewoonden een rustig kwartier
 
waar wij Messias herkenden
 
want ook os en ezel staan hier.
 
 
 
De koningen voerden de sleden
 
met belletjes zilver en sneeuw,
 
onheuglijk en jaren verleden
 
bijeen sliepen lam en leeuw.
 
 
 
En als Gij hier waart geboren
 
tussen akkers groen winterloof
 
zoudt Gij ons gloria horen
 
en gij, Betlehem, dit brandend geloof.
 
Gery Helderenherg

Film in Sjansa

De walging van de onmacht en de afkeer voor de gruweldaden die in de hotelbioscoop worden getoond, veroorzaken een akelige stilte tijdens de documentaires over Viëtnam.

Achter mijn rug vertaalt de tolk zeer hees de woorden van de commentator. Wanneer het licht wordt, tijdens de pauze, voel ik duizenden ogen die me rekenschap vragen.

De gids leidt me naar een salon, het is een oase.

‘Wat ik daarvan denk?’

‘Mijn brein is verziekt van de gewelddaden. In Europa werden zes miljoen joden vergast.’

Of mijn volk weet dat er vrouwen en kinderen worden verminkt, verbrand en gedood onder de imperialistische napalmbommen? Had ik al iets over de biochemische oorlog gehoord? Had ik dergelijke beelden reeds vroeger gezien? Varkens, verteerd door de zweren zien kreperen in de modder? Eendjes, met de zwemvliezen hoog in de lucht zien drijven tussen de verkankerde lotusbloemen? Kale bomen zien treuren om de ziekte van hun bladeren? Worden die filmen in België getoond?

‘Het zijn zeer recente films’, zei ik. Nu poog ik mijn handen te wassen in de nationale onschuld en onze geografische positie te gebruiken als een alibi maar één van hen heeft onze soldaten in actie gezien in Korea.

‘En zijn wij niet de poort van de Verenigde Staten in Europa?’

‘U moet mijn land niet overschatten’ zeg ik.

‘Is er niemand bij u die de stem durft te verheffen om die wetenschappelijke barbaarsheid aan te klagen?’

Ik denk, het heeft geen zin. De groene jasmijnthee smaakt niet meer.

In de geschiedenis van de mensheid zijn alle oorlogen even gruwelijk geweest en nog nooit is er een wapen in het arsenaal geborgen zolang het bruikbaar was. In de moerassen en de jungle van Viëtnam vechten de Amerikanen in onmogelijke omstandigheden waar ze geen overwinning met de wapens kunnen afdwingen. Daarom veranderen hun geleerden het terrein tot een overzichtelijke woestenij. Over de graad van criminaliteit van een

[pagina 794]
[p. 794]

virusaanval wens ik niet te redetwisten. ‘Dat is oorlog,’ zeg ik, ‘de tactiek van de verschroeide aarde meedogenloos-technisch toegepast.’

Ze weten dat ik me schaam en ik blijf me schamen tijdens de speelfilm.

De beelden zijn goed en de kleuren voortreffelijk, maar de naïveteit van de inhoud wordt nog geaccentueerd door de belerende handelingen van de acteurs. De stukken zijn erop gericht om de gemeenschapszin en de sociale moraal van de plattelandsbevolking te ontwikkelen. Een ‘gongslager’ berispt een boerin omdat ze tijdens de oogsttijd haar eenden loslaat in de velden van de commune. Een tweede dorpelinge wil haar afgestudeerde dochter niet laten huwen met een ‘ketellapper’. Ze wordt overtuigd van de gelijkwaardigheid van de beroepen nadat de jongeman haar eigen huisraad repareerde. In de beide films zien de personages hun dwaling in, bekennen dat ze egoistisch zijn geweest en beloven zich te gedragen zoals het van een socialistische vrouw wordt verwacht.

De kineasten hebben de mogelijkheden van het ‘medium film’ nog niet ten volle benut. Ze beperken zich tot het verfilmen van didactisch en propagandistisch toneel. In een uitgestrekt land, waar men zich bekommert om de opleiding van de breedste bevolkingslagen, is de film een degelijk surrogaat voor het reizende volkstheater en de oude volksverteller.

Degene die zijn slapeloze nachten en zijn gele angstkoortsen slechts met verdovende middelen vermag te boven te komen, zou misschien kunnen overwegen dat een natie, gelegen buiten elk vliegbereik en waar de beroepen ganzenhoeder, ketellapper, gongslager en scharenslijper nog in aanzien zijn, niet onmiddellijk streeft naar de wereldheerschappij.

Mij valt het zwaar de beelden te vergeten van de vertwijfelde Viëtnamese moeder die met haar baby wegrent uit een brandende hut.

Libera Carlier

Kruimeltjes

De ‘57 variaties’ uit Buddingh z'n ‘zeer kleine ode aan de liefste’ zijn niet zo maar '57 andere dingen’, zoals H. de Coninck in DWB III, 438 zegt. De alledaagsheid is ook hier subtieler dan je denkt!

Op de bekende blikjes staat namelijk te lezen dat Heinz-babyvoeding in 57 variaties' voorkomt: wat de ongelooflijke verscheidenheid van Heinz voor de baby is, is de liefste voor de dichter. Aantrekkelijk, enorm lekker en nooit vervelend dus.

G. Geerts


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Ons Erfdeel


auteurs

  • Ludo Simons

  • Raymond Herreman

  • Emiel van Hemeldonck

  • Gery Helderenberg

  • Libera Carlier

  • Leo Geerts

  • over Karel Elebaers

  • over Oscar Dambre