Kroniek
Marcel Janssens
Het gironummer
Een jaloers industrieel, die in zijn vroegere, betere dagen een begaafd violist was, liet aan zee een dubbele woning bouwen met het doel zijn vrouw, die hij van een overspelige verhouding met een vriend des huizes, een majoor, verdenkt, beter te kunnen betrappen langs de enige tussendeur, waarvan hij alleen de sleutel heeft. De man laat tijdens zijn wintersportvakantie het huis alsmede zijn vrouw bewaken door een jonge doctorandus in de geneeskunde, die alleen maar meent dat hij als huisbewaarder werd aangesteld en aanvankelijk niet vermoedt dat hij, ten zelfden titel als de dubbele woning en de enige tussendeur, deel uitmaakt van de maniakale voorwendsels om het doen en laten van de vrouw beter te kunnen controleren. De jonge huisbewaarder Aad Oosthoek, die de verzamelde gedichten van Keats bij zich heeft en zijn tijd wat verlummelt, o.m. met het zoeken naar een onvindbare nachtvaas, geraakt geleidelijk ingewijd in de bedoelingen van zijn werkgever, hij flirt bovendien met een vriendin van de vrouw des huizes, een Belgische schilderes, en ten slotte met de 17-jarige Ellie, de hulp in huis. Ellie wordt door haar meester weggezonden, het wordt duidelijk dat de vrouw inderdaad een verhouding heeft met de majoor, en meneer en mevrouw zullen dan maar scheiden. De student keert terug naar de universiteitsstad, waar hij een laatste ophelderend gesprek voert met zijn vroegere baas, die hem zijn innerlijk en drijfveren grotendeels prijsgeeft.
Dat is, in telegramstijl geresumeerd, de inhoud van Simon Vestdijks nieuwste roman, Een huisbewaarder (Amsterdam, De Bezige Bij, 1967, 261 blz.). Zoals de twee-drie vorige boeken die Vestdijk publiceerde, heeft ook Een huisbewaarder iets van een detectiveverhaal, echter in mindere mate. Over het babbelzieke Zwaantje, een vriendin van mevrouw, zegt de huisbewaarder die als ik-verteller fungeert, dat ‘zij het leuk vindt om een babbeluur te vullen met detectiveachtige complicaties’. Hetzelfde mag gezegd worden van de babbelstonden van de schrijver zelf, al moet men erbij voegen dat zijn boek ettelijke babbeluren in beslag neemt. Zo is er bijvoorbeeld het waarom van