Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 112
(1967)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–
[pagina 511]
| |
Jonge dichtersGa naar voetnoot*J.P.M. van Hestlopend langs de waal wroetend in humus
bladeren rietstengels zaadjes pas ont
kiemde plantjes op zoek naar slakkehuizen
vonden we verroeste blikjes - doperwten
middel - plastic speelgoed scherven en
een blauwe steen
de slakkehuizen waren geaderd zongebleekt
sommige met verschraalde schaal gaatjes
in de dunne wand bewoond door door
zichtige spinnen weke slakkelijven
larven wormpjes of leegstaand met mos
begroeid streepjesbehang
overstroomd verzand levend half op het land
half in het water verkleurd langzaam
vergaand oud als de plaats waar een huis
heeft gestaan
| |
[pagina 512]
| |
Ruth SmuldersMaria Magdalena
maria magdalena hurkt
al uren gaat zij schuil achter haar haren
ze hoort niet naar verwijten
niet naar klachten
ze luistert niet naar de ontstelde kreten
alsof zij dit altijd al heeft geweten
ze bant het beeld uit haar gedachten
van een kruis
ze wil weer zijn ogen zien
en sluit daarom de hare
hij was god misschien
ze hield van hem
zoals een vrouw een man bemint
ze had hem om een wederwoord gesmeekt
en hij had alle dagen maar gepreekt
en had haar dat gegeven
wat hij aan iedere vrouw gaf iedere man
aan ieder kind
zij zou het altijd blijven horen heel haar leven
maria magdalena kende gods stem
hij had haar steeds versmaad
vanaf de eerste keer
toen zij hem was gevolgd in de woestijn
gedreven door herodes' haat
die de neef van jan de doper wilde krijgen
| |
[pagina 513]
| |
alleen om hem bij voorbaat te doen zwijgen
over herodias
twee moorden was te veel
zij moest hem land aanbieden
zoveel als hij maar wou
als hij maar zien kon vanaf een heuveltop
en waar hij zich met haar terug moest trekken
zwijgend achter herodes' gouden hekken
maria magdalena was een mooie vrouw
en hij had haar gezegd
dat ze kon verrekken
jan de doper en zijn neef waren vreemde lieden
maria magdalena was te koop
zij was een prijs voor dappere soldaten
herodes wist zijn legertje bijeen te houden
maria magdalena heeft haar goed betaalde baan verlaten
toen haar een vreemde pijn bekroop
die niet meer heelde
een jongeman met wie zij twaalf jaar scheelde
had onverwacht haar lichaam genegeerd
voor hogere idealen
ze wilde dat hij daarvoor zou betalen
hij had haar vreselijk bezeerd
haar vader en haar moeder waren dood
ze woonde bij haar zus en broer
totdat ze wegliep naar het noorden
ze was toen nog een kind het was al laat
toen zij zich gaf aan een soldaat
en angstig aan hem vroeg
ben ik een hoer
de grap was ongemeen geslaagd
maria magdalena was veertien jaar maagd
zij leerde gauw hoe je een man bekoorde
hij hield geen enkele nacht van haar
niet om haar zonden
| |
[pagina 514]
| |
die had hij haar meteen vergeven
en als een lichtend voorbeeld zou zij verder leven
god schenkt vergeving wanneer de mensen boeten
maria magdalena kreeg een diepe wonde
die dieper werd met het verstrijken van de tijd
ze verlangde steeds naar zijn aanwezigheid
met dure balsem zalfde ze zijn voeten
en kuste ze en droogde ze met haar haar
maria magdalena aan gods voeten
als vrome vrouw ging zij terug naar huis
ze leefde daar weer bij haar broer en zus
ze leefde onberispelijk en kuis
en wachtte op zijn komst
als op een eerste kus
en toen hij kwam dronk ze zijn woorden
ze luisterde naar alles wat hij zei
al riep marta nog zo hard dat het niet hoorde
zodat ze uitbrak in nerveus geschrei
maar hij zei tegen marta met haar vuile borden
met haar eten haar drinken zonder tijd om te verpozen
maria heeft het beste deel verkozen
het zal haar niet ontnomen worden
het zal haar niet ontnomen worden
maria magdalena zag hoe ze hem sloegen
ze zag hem hangen aan een houten kruis
ze hoorde niets als anderen haar iets vroegen
ze ging ook helemaal alleen naar huis
haar weg ging over rozen
die al te snel verdorden
hij stierf die anderen had gered
zelfs lazarus haar eigen broer
zij had het beste deel verkozen
de zoon van god stierf om een hoer
dat zou haar nooit ontnomen worden
| |
[pagina 515]
| |
maria magdalena wilde met niemand praten
ze voelde zich voor goed van god verlaten
hij is haar zondagmorgen in de tuin verschenen
ze zag hem voor de tuinman aan
en toen zij hem herkende
zei hij raak mij niet aan
bedroefd is ze naar huis gegaan
alsmaar dankte ze god om niet te hoeven wenen
| |
[pagina 516]
| |
Proefwerk Grieks
hektor kust andromache vaarwel
al bidt en smeekt zij hem te blijven
ik zit op school en denk alleen
hoe rot dat was want om mij heen
weet iedereen het op te schrijven
mijn buurvrouw repeteert heel zacht
een paragraaf uit de grammatica
andromache staat met haar kind
dat niemand dit nou moeilijk vindt
zij kijkt haar ‘thaleros’ voor eeuwig na
er is een woord dat ik niet weet
dat ik mijn buurvrouw zelfs niet vragen kan
mijn linkerhand drukt zacht mijn rechterborst
ik heb opeens zo'n vreselijke dorst
andromache en ik hebben geen man
| |
[pagina 517]
| |
Declamerende jongen
Hij was te plotseling op het podium verschenen
en stond nu met zijn wijdverschrikte ogen
op zijn hoge dunne benen
voor ons in de grote zaal
en wachtte - het nerveuze hoofd van tijd tot tijd gebogen -
op het verdwijnen van het kabaal.
En toen de rust dan eindelijk was verkregen
klonk uit zijn wijdverschrikte mond
zijn hoge dunne stem ons tegen.
Hij was te jong voor deze diepbedroefde woorden;
het was doodstil - niet om het vers dat niemand toen verstond -
maar om zijn eigen heimwee dat wij allen hoorden.
| |
[pagina 518]
| |
Roger van de Plassilhouet van een splinter,
vergeten kruimel van een
ééndaagse liefde.
- troosteloze weemoed -
en wit nog,
de schaduw van het naakte,
parfum en sigaretten.
je rolt
in mijn hersenen.
bajonetten volgen mij,
maar je ogen blijven week
hangen
aan de draden van mijn bewustzijn.
en nu,
nu wil ik een blauwe vlek maken - met spatarmen
die afdruipen - om het onverwachte uit te leven.
|
|