Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 112
(1967)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–
[pagina 561]
| |
Chaim Nachman Bialik, geboren in de Oekraïne, 1873.I
| |
[pagina 562]
| |
Het lengen van de dagenWanneer de lengende dagen worden als alle dagen ter wereld,
alle dezelfde, alle als gisteren en het gisteren ervóór,
dagen zonder vreugde en vol van droefheid,
die dier en mens aldoor kwetsen met verlies en verveling,
en een man gaat langs de zee wandelen bij zonsondergang
en ziet dat de zee niet splijt
en hij geeuwt,
en hij gaat naar de Jordaan en die blijft waar ze is
en hij geeuwt,
en hij ziet wijze en dwaze lieden
die niet verroeren van hun plaats,
en hij geeuwt,
en de man en het dier zitten in verveling samen,
de last van hun leven weegt op hun schouders,
en ieder plukt verstrooid het haar van zijn hoofd,
en de kat wordt kaal aan haar bek.
Dan rijzen hunkeringen op,
zij rijzen uit zich zelf, als walmen paddestoelenstank
uit een stuk hout dat rot,
zij vullen alle spleten en scheuren,
als luizen in de vouwen van lompen.
Dan keert de man terug naar zijn tent voor het avondmaal
en doopt een korst en zoute haring in azijn
en hij hunkert,
hij drinkt zijn kop donkere lauwigheid,
en hij hunkert,
hij trekt zijn schoenen uit en legt zijn vest naast zijn bed
en hij hunkert.
En de man en de kat zitten samen in hunkering
en beiden jammeren in hun droom om de mateloosheid van de hunkering,
en op het zinken dak mauwt de kat en krabt.
| |
[pagina 563]
| |
Dan komt de honger,
verheven en wonderbaar als niets te voren:
niet de honger naar brood of weten, maar naar de Messias!
En vroeg in de morgen, de zon nog niet geheel verschenen,
staat de man op, uitgeput van zwerven, volgestopt met dromen,
en van zijn ziel geleegd,
de webben van de slaap als een ontsteking op zijn ogen,
de gruwel van de nacht nog priemend in zijn merg,
staat de man op van zijn bed, in het donker bolwerk van zijn hok,
en terwijl de kat nog jammert, haar krabbende nagels
scharrend haar hersens en haar ingewanden,
loopt hij naar het venster en wrijft het schuimig stof weg,
of slaat het tentzeil op en geeft zijn ogen schaduw met zijn hand,
en richt een blik vol vlekken van koorts en honger naar verlossing -
op het smalle pad achter zijn kamp,
op de vuilnisbelt tegenover zijn woning,
en zoekt de Messias!
En de vrouw wordt wakker onder de deken en keert zich om,
wild haar, slap vlees en een geest van drab,
en zij trekt haar verschrompelde borst uit haar baby's lipjes,
zij leunt op haar elleboog en luistert aandachtig:
gaat niet de Messias komen?
Heeft niemand zijn ezel horen balken?
En de baby in de wieg heft zijn hoofdje,
en de muis piept uit haar hol:
gaat niet de Messias komen?
Heeft niemand het klokje van zijn ezel gehoord?
En het meisje dat water kookt op de kachel
wendt haar beroete gezicht en kijkt buiten!
gaat niet de Messias komen?
Heeft niemand de roep van zijn hoorn gehoord?
| |
[pagina 564]
| |
Israel Efros, geboren in Polen 1891.
| |
[pagina 565]
| |
Zalman Sjneor, geboren in Wit-Rusland 1887.
| |
[pagina 566]
| |
Rachel, geboren in Rusland 1890.
| |
[pagina 567]
| |
Natan Alterman, geboren in Warschau 1910.
| |
[pagina 568]
| |
Gavriel Preil, geboren in Estland 1911.
| |
IIOf de boom gevoeld heeft
dat de oude man er niet meer is,
ik weet het niet,
maar dit is klaar: dit jaar barst zijn fruit los
in een opstandig, razend branden
en heft het tegen doods zwarte nacht
de herrijzende kleuren van het leven.
Moge de laatste storm,
de storm die onze beenderen wast,
zijn als de zomer
die zijn goud en glorie maakt
tot een ziedende zee voor immer.
| |
[pagina 569]
| |
Avraham Sjlonsky, geboren in de Oekraïne 1900.
| |
[pagina 570]
| |
Sjaoel Tsjernichovski, geboren in Rusland 1875.
|
|