Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 112(1967)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 595] [p. 595] Gery Helderenberg Sub tectum meum Met pannen, stro of blauwe lei bouw ik een dak ons voor de nacht, op muren van baksteen en klei waar ik de verre vriend verwacht, met kapgebint en keper nagelvast, met de kijkuit over de baan eer wind en stortvlaag ons verrast laat ons niet dakloos in de regen staan. De lamme helpt men door het dak en daken steekt men groen en goud, en iemand hokt in de barak. De ark is van acaciahout, het tentenpark in de woestijn en 't riet glanst bij de jonge maan, ik bid en hoor de naald der pijn: laat ons niet dakloos in de nachtvorst staan. Maar wie heeft luif en dakschild neergehaald? Ik sta aan ijs en vuren bloot. Waar schuil ik eer ik heb betaald de cijns tegen de zure dood? Blijft mij geen schutdak boven 't hoofd, wij zullen, vriend, vlak naar de wolken gaan, de Vader - 'k heb het altijd zo geloofd - laat ons niet dakloos voor de sterren staan. [pagina 596] [p. 596] De non vandaag De tralies breken. Zet de cel in blauw pastel. Reik mij de jurk voor dit seizoen. Dan barst de knel dood ijzer, krammen, hout en kurk. Naar alle winden kijk ik uit. Een toren staat vernietigd klein, er valt geen zon meer in de ruit, in mijn kwartier geen groen terrein. Ik loop tussen beton en glas. Waar gaat de mens dat ik hem zoek en hem met brood en wijn verras, met de profeten uit het Boek? Wat baat de rok, de boezelaar als maar de ziel omsluierd blijft, als ik Gods rozen openbaar en Paulus woordzang die beklijft, als 't Hooglied nog de snaren spant en ik de Liefste niet verraad en 'k niet vergeet het schroeiend zand en honig word in rots en raat, als ik de pit der bruidsmystiek niet tussen vuur en vinger doof. Ik ben niet dwaas, ik word niet ziek als ik mijn Christus maar geloof, [pagina 597] [p. 597] en lijk doorwinterd bijenwas Paasnacht voorbij nog branden kan, en geurend bloei lijk zomervlas en 'k word gepeld, hard, in de wan! Zo trek ik alle buurten door, de nacht van roet en amarant, de non vandaag, de tijden voor, de wijze in haar onverstand. Vorige Volgende