Men neemt hem zulks niet kwalijk, 't is ‘maar een hond’...
Wij zijn met zijn vieren. En elk van ons gaat drie-vier keren per dag in en uit het huis. Bij elke thuiskomst, steeds dezelfde hondegymnastiek. Castor (natte of droge poten) springt in onze richting en plaatst zijn voorpoten op onze schouders. Daarna tracht hij, met een voorpoot, een been te omklemmen. Ach, die nylonkousen! Als ik terugkeer uit Gent of Kortrijk of elders, heb ik meestal een klontje suiker op zak. Castor weet dat. Hij komt even rond mij draaien, alsof ik een pot ware (een suikerpot). Ik geef hem een half suikertje, na het gebruikelijke ceremonieel in vier tijden: ‘neer’, ‘liggen’, ‘één poot’, ‘twee poten’. Hij kwispelstaart daarna, dankbaar, wetend dat die zuinige suikerbedeling tot de zeldzame momenten behoort.
Vóór de tafel en bij mijn stoel, languit op zijn rechterzijde, ligt hij op mij te wachten, tot het mij belieft te ontbijten. Zeer duidelijk geeft hij mij te verstaan, dat hij wenst ‘gekamd’ te worden. Terwijl ik me aan tafel of stoel vasthoud, om mijn evenwicht niet te verliezen, wrijf ik met mijn rechtervoet (slof of schoen) over zijn rug. Steeds van de kop naar de staart. Ofwel begint hij dan met zijn voorpoten te ‘zwemmen’, ofwel plooit hij ze en krabt achter zijn oren. Een allergekst spektakel, dat ons allen steeds doet lachen. Een ‘hondse’ variante op de (menselijke) uitdrukking: ‘met zijn hoofd in zijn handen’, of: ‘met zijn handen in zijn haar’...
Toch geen écht ‘hondeleven’ meer. Op katten en vogels blijft hij verstoord. Hoort hij àndere honden blaffen, zelden windt het hem op. Maar mensen, vooral kinderen, die te dicht voorbij ons raam op het voetpad passeren, begroet hij, zonder uitzondering. Ze denken allicht dat hij ‘waakt’. Waarschijnlijk vindt hij het jammer, dat hij geen kennis kan maken. Want we hebben hem zoveel mogelijk gehumaniseerd, wij, mensen met girorekeningen; wij, mensen die niet meer weten hoe een goudstukje er uitziet en Hoofts, Molières en Consciences Gierigaards niet meer actueel vinden.
Op de trein Kortrijk-Brugge, rechtover een oude kennis gezeten, die ik in geen jaren meer had ontmoet. En één uur lang tegenover elkaar geplaatst, zonder elkaar te herkennen. Plots, bij aankomst te Brugge, een te laat erkennen van ons beider falen inzake geheugen.
Thuis, herkende mijn hond me dadelijk. Superioriteit van de mens?
Terug uit Gent. Castor verwelkomde mij, slaande met zijn staart tegen de deur. Een echte matteklopper, die staart. Hij ging daarna, gekruld, met zijn kop tussen zijn achterpoten, in zijn mand liggen. En begon zich te wassen: buik en buurt. Alles met zijn tong. Hij heeft maar dat... Oktoberavondregen. Vuurwerk in de Christus-Koningbuurt te Brugge. Ik denk dan telkens aan Caesar Gezelles vader, de vuurwerkmaker: mijmeringen, ontvlamd uit enkel boekenkennis. Waaraan mijn hond denkt, weet ik niet. Hij, die anders altijd wild en ongedurig was als hij dat geknal en geknetter hoorde, blijft thans stil in zijn mand liggen. Waarachtig, hij wordt oud.
Late zondagochtend. Bij het ontbijt, waren we allen samen en vormde Castor de spil van het gezelschap. Maar nu zijn we, alle vier, elk op onze kamer, in vier verscheidene ruimten actief. En onze hond heeft iets van zijn zelfverzekerdheid verloren: hij loopt nu eens bij de ene, dan weer bij een andere. Hij wil blijkbaar eenieder eens controleren. Na een uurtje