Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 113(1968)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 561] [p. 561] Dietsche Warande en Belfort 113e jaargang nummer 8 oktober 1968 Ruth Smulders / Gedichten Medeia's Handen (aspassia papathanassiou) om haar vingers die nog vreemde sappen roeren wordt de bruine huid wat wijder iedere rimpel kwam sinds haar bevrijder en zij samen vluchtend weg van kolchis voeren aan haar vingers die de vreemde sappen roerden kleeft het nog en trekt de huid weer strakker en maakt haar voortaan alle nachten wakker wat haar kinderen en iasons bruid de dood in voerde [pagina 562] [p. 562] Kassandra nu ik zwijgend ontken ooit te hebben bestaan kijken de griekse helden mij aan en willen weten wie ik ben eens kende men mij als de mooiste der mooie dochters van troje dat is nu voorbij agamemnons deel de vlammen ontkomen ik houd bange dromen het geeft niet zo veel in mijn hand bewaar ik een fel giftig kruid ik trek mijn eigen doodskleed aan en uit [pagina 563] [p. 563] Kalipso snachts is het als ik openbreek en me weer sluit en tot u spreek als ik niet zien kan en niet horen dat u verder bent odusseus dan tevoren ik voel de spanning van uw hele huid dringt tot u door de klacht van het geluid het klagen dat wanhopig vraagt dat schepen zinken, dat de tijd vertraagt iedere nacht uw handen strelend door mijn haren bent u oneindig man en ik oneindig vrouw bent u zo snel u kunt naar huis aan het varen de tijd vergetend dat wij samen waren ben ik aan het zeggen dat ik van u houd nog dicht bij u begin ik al te staren [pagina 564] [p. 564] De Sloot ze stonden aan de overkant de kinderen van het korenland hun haren steil hun oksels nat en zwegen in hun trotse stand tegen die riepen hand in hand de kinderen uit de stad Vorige Volgende