personage in herkenbare, ‘reële’ situaties het geval was. Die combinatie van doorgedreven realisme, dat zelfs de banaliteit niet schuwt, en halvelings gesuggereerde symboliek maakt de spelen van Polet tot eigentijdse, door en door ambiguë moraliteiten.
De spelen zelf, evenals enkele korte commentaren van de schrijver (vooral X als prototype in protosituaties, 143, 147) wekken bij mij associaties met theorieën en toneelteksten van Antonin Artaud, de theoreticus van het ‘theater van de wreedheid’, en met het absurde theater. Het toneelbeeld, de mise en scène, de rekwisieten, de kostumering, de manier waarop de acteurs zich bewegen, het arrangement van de actie, de situering in tijd en ruimte, de toneeltaal, de neventekst in de regie-aanduidingen - dat alles verwijdert zich resoluut van en kant zich tegen het traditionele realisme op het toneel.
In de plaats van een afbeeldend realisme biedt Sybren Polet doelbewust spectaculaire schouwspelen, waarvan de vervreemdende afwijkingen t.o.v. de als ‘reëel’ herkenbare kopie extra onderstreept worden, met alle mogelijke scenische middelen. Hij toont expliciet het toneel-matige van de protosituaties, waarin zijn niet karaktervaste of uni-forme, maar met diverse facetten en eigenschappen geconstrueerde ‘personages’ optreden. Zijn theater is bijgevolg ook vervormende constructie, maar hij bedoelt met zijn duidelijk als toneelmatig geaffirmeerde ‘artificiële’ masker- en poppenspelen een grotere suggestie van werkelijkheid te bereiken dan ooit mogelijk zal zijn met ‘een zogenaamde naturalisties-realistiese weergave van de werkelijkheid’ (143). Met een overdosis van concreetheid wil hij een ander, dieper, voller realisme scenisch uitbeelden. Het type, het verticale, het existentiële op spectaculaire wijze, zo mogelijk in de vorm van een schokkend totaaltheater, in beeld brengen, zodat de toeschouwer niet zozeer zich mak identificeert, laat staan zich alleen maar amuseert, maar bewust mee gaat denken: dat lijkt wel de bedoeling van zijn spelen te zijn. Zijn theater bevrijdt van de overdaad van het intellectualistische en psychologiserende woord op het traditionele toneel; het heeft, algemener gezien, een meer bevrijd bewustzijn en een vrijere verbeelding tot doel.
De scenische middelen die hij daartoe aanwendt, zijn divers. Om als (proto)-type te kunnen fungeren moet het ‘personage’ een aantal transformaties ondergaan; het wordt stelselmatig vergroot of ‘verpopt’. In het eerste stadium van De koning komt voorbij staat een reusachtig vergrote tafelpoot naast andere opgeblazen rekwisieten op het toneel; abnormaal groot speelgoed ligt over de scène; daartussen beweegt zich Namnam, de baby, in de gedaante van een stokoude man met sneeuwwit haar en witte baard. De opblaasbare lul van John, die in de collagetaferelen van Adam X op handen