Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 122 (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 122
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 122Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 122

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 122

(1977)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 765]
[p. 765]

Kroniek
Willy Spillebeen / De boerendichter Habakuk II de Balker

Met zijn debuut Boerengedichten (1969) bracht Habakuk II de Balker een nieuw geluid in de Nederlandse poëzie. Sedertdien zijn daar op gevolgd Uier van t oosten, De gloeilampen/De varkens en recent Oud gereedschap mensheid moe. Deze bundel is een uitgave van De Harmonie, Singel 390, Amsterdam. In een van de onderschriften onder ‘Boerengedichten’ noemt Habakuk zichzelf ‘Een natuurtalent, Nederlandsch Fabricaat; Goedgekeurd door de Ver. van Huisvrouwen’. En het eerste deel is dan nog waar ook. Habakuk heeft zich met de ‘Boerenbijl’ binnengehakt in het warhout van de Nederlandse poëzie en hij heeft er - wat taalexcessen betreft - nogal wat huisgehouden. Hij was inderdaad meteen al een man van excessen in woordgebruik en beeldspraak. Mooi leek het niet, wél donderend, vaag griezelig, verwilderd. Zoiets als de griezelgestalten van heksen en tovenaars uit (verloren gegane) sprookjes. Maar deze griezelige, chaotische taal was in haar wildgroei raadselachtig en zelfs vaak mooi en visionair in haar grilligheid, als boerenknotwilgen met hun vele armen onder een romantische, achttiende-eeuwse Duitse wolkenhemel. Habakuk was (en is nog steeds) archaïsch en exuberant romantisch in woordgebruik en barokke beeldenreeksen. Voor hem is alles poëzie en hij wekt graag de (verkeerde) indruk dat hij zo maar beeldenreeksen op elkaar stapelt, lukraak associërend en soms ook delirerend. Het grondgevoel is een elementaire natuurverbondenheid en een chaotisch maar ook heel dynamisch, vitaal en toch grondig pessimistisch levensgevoel. Habakuk geeft aldoor uiting aan zijn ‘onvrede’ met de technologische verloedering van het rurale. De rurale maatschappij wordt dan - uiteraard - een symbool. Hij wéét dat er in dat rurale krachten en waarden aanwezig waren die geheel of gedeeltelijk verloren zijn gegaan en hij probeert ze in zijn taalschepping te doen voortleven. Op een baldadige manier geeft hij uiting aan zijn romantisch levenen wereldaanvoelen. Overigens wenst hij geen modieuze terugkeer naar de natuur - daar heeft hij terecht minachting voor - maar onder het ‘gebalk’ is aldoor een gevoelswereld van onvrede, onbehagen, melancholie aanwezig. Tenslotte schrijft Habakuk II de Balker over dingen (oud gereedschap in deze bundel) die voorgoed afgedaan hebben. Je zou het ook zo

[pagina 766]
[p. 766]

kunnen stellen dat Habakuk, net als zijn bijbelse naamgenoot, een profetische stem laat horen: hij is beslist een cultuurpessimist. Maar zijn pessimisme is ambivalent. Wat hij afwijst zijn krachten, dommekrachten in het heden die ervoor zorgden dat positieve rurale waarden verloren gingen en dat een ruraal natuurgevoel verworden is, zoals overigens het ‘oud gereedschap’ verworden is. Maar tegelijk insinueert hij duidelijk dat onder de betonlagen deze waarden aanwezig blijven, en hij hoopt dat ze eenmaal door een nieuwe mensheid naar boven zullen worden gehaald. ‘Oud gereedschap mensheid moe’ is een bundel met een dubbele bodem, al komt het me voor dat precies in de structuur zelf van de bundel de ontmoediging en de moeheid geaccentueerd worden.

Eerst iets meer over de titel, die opvallend ambivalent is. Zoals het gereedschap oud is en afgedaan heeft, zo is ook de mensheid moe (wat zoveel betekent als dringend aan een vernieuwing toe). Een andere interpretatie luidt: het oud gereedschap is de mensheid zelf zo beu dat het maar liefst wenst te verdwijnen. Maar onder de grond of ingemetseld als Suster Bertken zal het zijn tijd afwachten om de ‘waarden’ die het vertegenwoordigt te propageren in een nieuwe mensheid. In het eerste geval is het gereedschap symbool van de mensheid; in het tweede geval wordt het gereedschap eveneens symbool, maar is het wel degelijk positief. Er is m.i. nog een meer pessimistische (eigenlijk realistische) uitleg: de mensheid vandaag heeft die oude voorwerpen niet meer nodig en vindt ook de waarden die ze vertegenwoordigen voorbijgestreefd en overbodig.

Laat ik met de laatste interpretatie beginnen: in de moderne wereld (het platteland van vandaag) zijn werktuigen als eg, zoutvat gemaakt uit berketak (een gebruik dat bij mijn weten op het Vlaamse platteland niet bestaat), hooikeerder, slijpsteen enz. in onbruik geraakt. Deze voorwerpen roepen bij de dichter gevoelens van weemoed op. Maar ook en sterker nog een besef van vergankelijkheid. Hij doet deze dode voorwerpen in zijn gedichten herleven en gebruikt daarvoor o.a. een oude dichtvorm als het rondeel. Ik meen wel dat dit slotrondeel, waarnaar in het veel positiever aanvangsvers verweven wordt, typerend is voor het (onuitgesproken) melancholische maar ook opstandige levensgevoel van de dichter:

Rondeel

 
Oud gereedschap mensheid moe
 
zwierf door de zeeën en de landen
 
stem- en roemloos als kontrabande
 
oud gereedschap mensheid moe,
[pagina 767]
[p. 767]
 
zonk onder voetstap en haaietanden
 
sloot nerf en handvat, handgreep toe
 
oud gereedschap mensheid moe
 
stierf toegetakeld onder stranden
 
onder velden, pleinen, onder toe-
 
gesloten ogen, schedels, handen
 
werd ingemetseld achter wanden
 
als Suster Bertken droef te moe,
 
oud gereedschap mensheid moe.

Het verleden is onherroepelijk voorbij. Maar is het ook dood? In dit gedicht staan woorden (beelden) als ‘kontrabande’, ‘handgreep’, ‘handen’ die er m.i. op wijzen dat de dichter nog iets van dat verleden, van die voorwerpen verwacht. Meteen worden de voorwerpen dan symbool en worden ze tevens gepersonificeerd. En daarmee komen we bij de tweede en de eerste interpretatie van de titel. Deze ten dele pessimistische bundel, die beslist een balans opmaken wil, is dan niet écht defaitistisch. Het verleden, de afgedane voorwerpen zijn dragers van ‘waarden’ die voor een nieuwe mensheid van nut kunnen zijn. Op voorwaarde natuurlijk dat er iets gebeurt. Onvrede moet uitgroeien tot revolte. En me dunkt dat deze (machteloze) oproep de hele bundel door klinkt, al klinkt die wél luider en overtuigender in de eerste helft van de bundel.

In het titelvers wordt het oude gereedschap meteen gepersonificeerd en symbool voor de mensheid die ‘een lange lange weg’ heeft afgelegd en nu zelfs geen ‘blues’ meer zingt. Het verlangen naar een thuisland, de paradijselijke droom geprojecteerd naar de toekomst toe, zelfs dàt is de huidige mensheid kwijt. Ze verzinkt in de uitkomstloze lethargie. Strijdbaarheid is voorbij: ‘Regen geen rum slijpt zijn lemmet en steel, / zijn afgeknapte spaak die hakkelt’. Maar ‘De sterren zeggen dat de tijd daar is’, m.a.w. het symbolische gereedschap zal ooit zijn tijd krijgen: het overleefde immers zijn heersers en weldra ‘het is tijd voor andere heersers’ en ‘VOOR DE BIJLSLAG RECHT IN HET GEZICHT’. Dit vers zet Habakuk welbewust in kapitalen. Het is zonder meer de leidraad door de hele bundel. Het oude gereedschap betekent kracht, echtheid, waarheid, eenvoud, groei, elementaire verbondenheid en deze krachten sluimeren weliswaar maar zullen in een nieuwe mensheid ontwaken. Dit openingsvers is beslist een vers van opstandigheid en van geloof in een vernieuwing. Habakuk sluit bijgevolg - ook eigenlijk als dichter - welbewust aan bij het verleden. Zijn bundel-in-de-maak heet ‘Helgeel landjuweel’ en zal de tijd van de rederijkers poëtisch en (ik neem aan ook) gedachtelijk verbinden met onze

[pagina 768]
[p. 768]

tijd. Op welke manier is me nog niet duidelijk. Habakuk is een moderne rederijker, dat wel! In ieder geval wendt de dichter in Oud gereedschap mensheid moe een strengere vorm aan, hij bouwt zijn gedichten strofischer uit en dijkt zijn exuberante woordoverdaad in.

Tegen de achtergrond van het aanvangsvers moeten de oude voorwerpen en boerenwerktuigen gezien worden als symbolen. Beslist van de vergankelijkheid en de verwording; beslist ook van rurale waarden, die de mensheid vandaag verloren heeft maar die ze morgen van onder het asfalt en het beton wel eens zou kunnen opgraven. Eg, zoutvat, hooikeerder, cirkelzaag, slijpsteen, houtkist, urn, hoeve, weesboom (een verweesde, alleen achtergebleven boom?), wan, dorsmachine, zwarte wagens (kalveren), grintweg, vlashekel, worstmolentje, stoppelvelden, zandloperszand, het zijn inderdaad oude (meestal verouderde) voorwerpen of plaatsen. De tijd heeft er vat op gekregen, verval en dood hebben ze in hun greep. Indrukwekkend wordt dit verwoord in ‘De hoeve’, voor mij een van de belangrijkste gedichten in de poëzie van de jongste jaren. Maar hier als elders zit ook het nieuwe te wachten. M.i. verwoordt Habakuk dit o.a. door aftandse spreuken te herijken met een eigen betekenis. Zo dit prachtige ambivalente: ‘Ons kalf / is gevorderd om de put te dempen, / in een ver land’. De dichter beschrijft met een grondige onvrede, die herhaaldelijk tot revolte wordt, hoe zinledig het allemaal geworden is. Deze ‘onvrede’ die o.a. het geluid is van de ‘cirkelzaag’ zit ook herhaaldelijk in de andere gedichten, voornamelijk naar het slot toe. De ‘eg’ is weliswaar ‘ingescheept voor een reis die niet komt’. Maar daarvoor ‘Nee geen tederheden, verbannen diepte’. Geen heimwee dus, daar kom je niet verder mee! Maar aan het slot staat er: ‘Hang maar verga maar bedenk maar er / staan er meer tegen de muur, eg’. Het executiepeloton is er opeens. Is de opstandigheid nutteloos? Misschien toch niet. Er is toch die bijlslag vlak in het gezicht, door de dichter in kapitalen uitgedrukt. Als een programma. Maar de dichter staat er vrij ambivalent tegenover. Het ‘zoutvat’ wordt door een ‘bijlslag’ gekloofd, omdat het afgedaan heeft. Betekenisvol toch weer is dan dat de stukken liggen ‘in de schaduw van het waaien’. Het beeld van de keer op keer ‘charges’ uitvoerende ‘hooikeerder’ roept een soort revolutie op. Maar het is toch allemaal in de verleden tijd gesteld. In ‘De slijpsteen’ komt het indrukwekkende beeld als slot:

 
Ik zag hoe de Slijpsteen op de aarde stond
 
als de eerste mens, tot scherping bereid en vermindering
 
van al wat zich stomper wordend als macht voordeed.
[pagina 769]
[p. 769]

Ook hier blijft alles in de verleden tijd, maar ook hier is er m.i. toch een hint naar de toekomst.

Toch meen ik dat sterker dan de opstandigheid en het geloof in de werking van de krachten voor een toekomst de ontgoocheling en het pessimisme de boventoon hebben. In ‘De houtkist’ is sprake over ‘Gekloofde wagens van justitie’; in ‘Uit de oude nerf’ wordt een sprookjeswereld definitief het hart ingestampt: ‘alle prinsen zijn kikkers / en tractoren stampvoeten in de troonzaal’. Naast het indrukwekkende symbool van de ‘hoeve’, is er dat van de ‘dorsmachine’. Wie op het platteland is opgegroeid heeft daar een onvergetelijke indruk van overgehouden. Deze ‘machine’ is voor Habakuk het symbool van de mechanisatie, maar tevens van ‘modder’ en ‘herfst’ en ‘Als de dorsmachine vertrok, verzonk het jaar’. Een profetische - zij het andermaal in de verleden tijd gestelde - voorspelling van wereldondergang, teweeggebracht door de technocratische maatschappij, visie die reeds in zijn vroegere bundels voorkwam. Hetzelfde pessimisme ligt ook ten grondslag aan ‘Worstmolentje’, een bijzonder ‘creatief’ gedicht waarin diverse beeldlagen over en door elkaar heenschuiven: slachttijd, jacht, winter, met zijn wilde geuren van bloed en dood betekenen, dunkt me, een beeld van onze tijd. Hét sterkste bewijs van Habakuks pessimisme is het gedicht ‘Het stro’, waarin de hele wereld, zelfs het heelal herleid worden tot niets dan ‘stro’. De vergankelijkheidsgedachte groeit uit tot defaitisme, al is er dan toch weer, in aansluiting met het begin, ‘liever verdwalen onder de ster’ dan reddeloos ondergaan in de vergetelheid. Maar de cirkelstructuur van de bundel beklemtoont het pessimisme, de moeheid. Oud gereedschap mensheid moe is een crisisbundel en hij is veel complexer dan ik in deze kroniek heb kunnen weergeven. Zoals steeds bij Habakuk zijn er de woordvondsten die in mijn recensie niet tot hun recht zijn gekomen. Eén voorbeeld maar: in ‘Zwarte wagens’, wat volgens de ‘Aantekeningen’ ‘eenjarige dieren’ betekent: ‘Zwarte wagens opstekende letters onder- / gesneeuwd opstekend uit de sneeuw met wiel / en dissel, N eenspan stormloos klagen, O / rad met uitgeslagen spaken, D half wiel, / taal geen oostenwinter die jou besneeuwt, / zwarte wagens, lege wagens, aardedonkere wagens’. De vorm van de letters roept de beelden op. En NOD betekent zoals men weet het land waar Kaïn naartoe trok, ten oosten van Eden. Dergelijke verzen zijn tenslotte niet zo verwonderlijk voor een dichter die de tijd van de Rederijkers met onze tijd zal pogen te verbinden. Hoe het ook zij (of worde), Oud gereedschap mensheid moe is een boeiende bundel van een belangrijk hedendaags dichter.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Boerengedichten of wel Met de boerenbijl, bijeengelezen door zijn lintworm


auteurs

  • Willy Spillebeen

  • over H.H. ter Balkt