Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 129(1984)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] J. Hasselaer de avond van de proclamatie etend met papa en mama onder de zonnige veranda tussen wit gekalkte muren met zicht op de appelbomen op de kronkelende rododendronstruiken op de pomp terwijl het namiddaglicht zich vlijde om het groene tafeltje waaraan wij zaten - er was kriekentaart en miswijn in bierglazen - etend met verzilverde lepeltjes de keukendeur wagenwijd open de geboende vloeren van het schotelhuis geurend naar bruine zeep de avond dat aldus mijn schone eerste plaats gevierd werd, vanaf die zomeravond begon mijn geest te zwellen [pagina 34] [p. 34] als een insekt dat zijn schubben opent als een zeilboot waarop het witte zeil omhooggetrokken wordt als perziken in hoge bloei zo groeide mijn geest ongetemperd die morgenden - herinner ik mij nog - vol dauw dat ik uit bed opstond op blote voeten langs het magazijn met de bakken bier, de boomgaard in liep langs de blauwe hemel (waarin als een gebukt schaap de zon te blaten stond) hoe expandeerde toen mijn geest en de middagen, die ik mij herinner, nog vóór de landschappen vuur vatten, nog vóór ik mijn fiets zou nemen en op de bermen van waterlopen (o.a. de Schelde) mij zou gaan verschuilen die middagen waarop schuim stond van hitte waarop de aarde tussen modder en lucht plots als een laken begon te bougeren alsof ik mama uitgestrekt zag liggen aan de witte muren en zij als een Sataanse haar hoofd ophief, hoe koketteerde de waanzin vóór mijn hersenen, toen en heter en mauver werd de zomer licht = wit poeder een schuimbekkende tijger ik nam mijn fiets om naast karresporen mijn hoofd in het graan te kunnen gaan leggen, om koelte, koelte te zoeken bij de aren bij de korrels bij de katten [pagina 35] [p. 35] ik reed in het dorre Vlaanderen, hijgend, dronk in quasi-verlaten cafés aan lege vijvers, bij halfrotte roeiboten, aan benzinestations bij musea bij ladders in laagliggend weiland aan hurkende veerhuisjes bij koeien bij gemeentehuizen en stadsparken dronk wat limonade, maar reeds liepen - voor ik het water bereiken kon, reeds liepen kleine insekten over mijn hersenen ai vooral iets na de middag vatte het landschap als mijn mama moe in de ligstoel lag (als een Sataanse) als mijn papa in de kelders de ciders proefde vuur die zomer die precieze zomer, vanaf de proclamatie-avond, die ik beschreef, werd een vuurvogel een termietenheuvel zo werd uiteindelijk het raam opengezet wagewijd van mijn brandende geest Vorige Volgende