zijn lange bestaan vele, verscheidene contacten heeft gehad. En zo bleken de verwachtingen, als die er al waren, soms al te hoog gespannen, te oordelen naar de goed bedoelde recensie van b.v. Mieke Sertijn in het Belgisch Tijdschrift voor filologie en geschiedenis die Schmook, gemeten naar de maat van zijn beklede ‘posten’ en opdrachten, bevonden heeft amper een ‘babbelkous’ te zijn, die zich gezet had aan een ‘moeilijk’ boek.
De getuige van twee wereldoorlogen en een derde in statu nascendi heeft de inglobo-beoordelingen, het afwijzen, het nalaten zelfs van enige beoordeling van zijn teksten door Knack en De Standaard (‘La mort sans phrases’) toch met een bepaalde argwaan in de loop van de jaren 1976-1982 verwerkt. Voor de aan de lectuur bestede verloren tijd en beraadslaging vraagt de auteur wel excuus.
Nu het restant van de oplage voor schoolgebruik verspreid gaat worden - meer dan vijf jaren zijn verlopen - kan een algemene balans opgemaakt worden. De juiste tijd om een in december 1976 plechtig afgelegde belofte in het volle Lode Baekelmansauditorium van het AMVC in te lossen.
In zijn dankwoord tot De Nederlandsche Boekhandel verklaarde de auteur bereid te zijn alle bevonden of te signaleren mogelijke vergissingen te herstellen en zeker verkeerde interpretaties te rectificeren. Op de vele ontvangen brieven heeft hij geantwoord en gepoogd voldoening te schenken. De niet opgeloste gevallen komen hier ter sprake. In het ter Antwerpse Stadsbiblioteek berustende exemplaar van Stap voor stap werden zoveel als doenlijk tik- en drukfouten hersteld, evenals de in de indices verkeerd uitgevallen inlassingen. Voor wie het interessant mocht zijn, werden verklarende commentaren samengelezen en toegevoegd.
De bestempeling met een zoveel omvattend slagwoord, Gedenkschriften, heeft gezorgd voor een begrijpelijk misverstand bij sommigen (beoordelaars of lezers), dat allereerst opgeheven moet worden. Van welk standpunt ook bekeken zij erop gewezen dat de tekst noch welgevulde steekkaarten of persoonlijke aantekeningen, noch dagboeknotities als armatuur heeft. Zelfs een werkplan ontbreekt, voorzorg die de auteur toch wel heeft gehad voor elke andere produktie van zijn hand. Hij wenste zich vrij te bewegen tegenover ‘de stof’, ‘zijn’ leven, ‘zijn’ mensen, ‘zijn’ feiten.
Op de opvordering van de rubriekleider van de uitgeverij heeft hij beproefd zo spontaan en zo snel mogelijk te reageren. Tijdens de plechtige voorstelling van het boek heeft de auteur erkend, dat Prof. K. van Isacker zich ook op afstand heeft gehouden van zowel het persoonlijk betoog als van de voorstelling van zakelijkheden.
De ‘levensanalyse’ zij dan ook te beschouwen als het ‘herbeleven’ van een op zichzelf wel sterk gedetermineerd verleden, aan de auteur ontvloeid door beklemtoning van feiten- en gedachtenassociaties. Bijwijlen meende hij zichzelf te moeten ondervragen om voldoende duidelijk, zoals gezegd wordt, ‘over te komen’, welke ‘ontwikkeling’ de auteur soms al schrijvende niet alleen heeft verrast, maar die voor de lezer ertoe kon voeren, dat ‘de draad’ van het levensverhaal als verloren scheen. Niet te onderdrukken emoties - zo nuchter mogelijk beschreven - konden niet worden ontgaan; ook is het voorgekomen dat op de ontwikkeling van feiten als het ware is vooruitgelopen. Zo kunnen voor de moedige lezer kortsluitingen zijn ontstaan waarvoor de auteur zijn verantwoordelijkheid moet opnemen.
De auteur pleit evenwel onschuldig daar waar een of andere karakteristiek of daad van welkdanig personage ook de opge-