| |
| |
| |
Ludo van Eck
Bedenkingen en ervaringen van een pulpauteur
Een roman van Reve of Hermans zou in mijn opvatting kunnen behoren tot de consumptie-literatuur. Ook ben ik ervan overtuigd dat Jo Durand het literaire circuit binnen te loodsen moet zijn, anders gezegd: dat Jo Durand tot een produkt van de elite-cultuur gemaakt kan worden.
Wat hierboven staat is te lezen op blz. 73 van de doctoraalscriptie van Charles L. Huijskens van de Universiteit van Amsterdam, begeleiding Prof. Dr. G. Borgers, co-reader Drs. L. Ross. Titel van de scriptie: Jo Durand als voorbeeld van een held binnen de consumptieliteratuur.
Ik open wellustig mijn bijdrage als pulppublikaster met deze tekst, omdat bibi de geestelijke vader is van Jo Durand, en bibi dat ben ik. En ik durf mijn meest geliefde taenia saginata verwedden tegen het geweten van een wapenhandelaar dat er onder de deftige lezers van dit respectabele tijdschrift velen zijn die tijdens hun studententijd stapels Jo Durands hebben verslonden. Ze vonden de teksten veel plezieriger dan de cursussen van de prof, en bovendien waren ze op een magistrale manier door de held zelf neergeschreven.
Ik weet niet hoe het in Vlaanderen gesteld is, maar in Nederland zijn dikke boekdelen volgeschreven over het soort literatuur dat door Jan en alleman wordt gelezen. Het evaluatierapport met bijlagen KML 1 1974/1975 (je mag me doodslaan als ik weet wat KML is) handelt nogal uitvoerig over Jo Durand, en noemt zijn manier van vertellen zeer komisch, vreemd, maar wel origineel. Dank u wel onbekende, dàt is precies de bedoeling. Een kandidatenwerkgroep van de Universiteit van Amsterdam heeft vastgesteld dat de gemiddelde zinslengte van mijn Jo Durands 9,42 woorden is. Misschien bestond die kandidatenwerkgroep uit wiskundigen, ik zou het niet weten. Een meneer Vladimir Bina (een rasechte Nederlander als je op de naam kunt vertrouwen) had het uitvoerig over consumptieliteratuur.
Ik weet dat er andere benamingen bestaan. Pulp, triviale literatuur, subliteratuur, populaire literatuur, kitsch. Ik verkies de benaming consumptieliteratuur. Want kunstgewrochten kunnen ook triviaal zijn (heeft onze grote Louis-Paul Boon geen Mieke gemaaid?) of kitsch (ik denk aan een meneer G.v.h. Reve).
| |
| |
Ik heb sedert 1962 zo'n duizend manuscripten geschreven, allemaal op maat gemaakt: 64, 96, 160, 192, 224, 240 pagina's - en meer. Ik begrijp dat de bellettristen niet opgetogen zijn over deze vorm van literatuur. Zij zijn zo blij als een vogeltje als van hun oeuvre 2.000 of 2.500 exemplaren gedrukt worden. Bij mij gaat het om tienduizenden. En dat dezelfde kunstenaars zich een beetje gegeneerd voelen omdat er een Jeroen Brouwers nodig is om hun teksten bij te schaven, anders komen ze niet over onze noordergrens. Ik heb het overgrote deel van mijn proza vervaardigd voor Nederlandse uitgevers en er is nooit een Jeroen Brouwers aan te pas gekomen. Ik brouw alles zelf.
En wat is literatuur? Ik verwed er een zak kersepitjes op dat niemand een precieze bepaling van dat fenomeen zal kunnen geven. Persoonlijk heb ik een hekel aan dat verwaande woord. Als iemand 's morgens aan zijn schrijfmachine gaat zitten met het voornemen: nu ga ik een portie bellettrie baren, dan beklaag ik die vrouw of die man.
Schrijven kun je m.i. om twee redenen doen:
- | omdat je iets te zeggen hebt; |
- | omdat je je medemensen wil amuseren (aan het lachen of het huilen brengen, doen trillen van spanning, doen sidderen van afgrijzen). |
Ik heb iets te zeggen. Ik heb actief in het gewapend verzet gewerkt en heb het nazi-concentratiekamp Dachau meegemaakt. Ik ken de sfeer in deze kampen. Ik beweer dat niemand waarheidsgetrouw over dat thema kan schrijven als hij niet zelf de afstomping, de luizen, de stront, de slagen en vernederingen, de verbeesting heeft ervaren. Vóór 1963, toen ik voor het eerst Ocwiecim (Auschwitz) bezocht, heb ik enkele fictieromans over concentratiekampen geschreven. Daar heb ik spijt van. Voor geen geld zal ik ze ooit opnieuw uit laten geven. In 1963 heb ik gezworen dat ik nooit meer fictie zou schrijven over dit onderwerp. Het werd een obsessie voor mij om de échte waarheid zo compleet mogelijk te achterhalen. Ik heb alle vroegere kampen steeds opnieuw bezocht om materiaal te verzamelen en getuigen te zoeken. Auteursnaam: Ludo van Eck. Omdat er links en rechts - vooral rechts - getwijfeld werd aan de waarheid van mijn documentaire romans het ik Het Boek der Kampen gemaakt. Om te bewijzen dat ik niet had gelogen, niet had overdreven. Deze Ludo van Eck is vertaald in het Frans, het Engels, het Russisch, het Bulgaars, het Thaïlands, het Methari. Misschien zijn er befaamde bellettristen die het met minder buitenlandse belangstelling moeten stellen. Nochtans heb ik nooit aan het woord literatuur gedacht als ik met dat genre bezig was. Ik wist wat andere mensen niet wisten en ik moest dat zo duidelijk mogelijk vertellen, in een eenvoudige taal zodat iedereen het
| |
| |
lezen kon, en de gruwel aanvoelen. Het is niet met gekunsteld-literaire taal dat je je lezers kunt ontroeren. Dit gedeelte van mijn werk heeft me veel meer geld gekost dan opgebracht. Tientallen malen ben ik naar die kampen gereden - en subsidies heb ik nooit gekregen. Ik bekostigde al die reizen met het uit mijn mouw schudden van comsumptieliteratuur.
Jo Durand is mijn uitverkoren held. Er zijn 198 avonturen van hem verschenen. Deze figuur is letterlijk een uitlaatklep voor me. Van die concentratiekampboeken ga ik kapot. Met Jo Durand amuseer ik mezelf waarschijnlijk nog meer dan de lezer. Omdat ik vooraf weet dat alles precies gedrukt zal worden zoals het uit mijn schrijfmachine rolt, kan ik het zo gek maken als ik wil, met de taal spelen, spreekwoorden vervormen, nieuwe woorden en uitdrukkingen zoeken, en grote klassiekers aanhalen (De Waalse Bijl, de Ronde van Loom Paar Dijen). Ik ken zelfs de klassieken. La Fontaine die een fabelachtig man was, in tegenstelling met Victor Hugo, een miserabele figuur. En dan was er nog Molière die zijn schoenen moest verkopen om zich een slokje wijn bij zijn brood te kunnen veroorloven. Ik kan hun teksten (en ook die van Tacitus en Shakespeare en andere bollebozen) uit hun verband halen en op een dwaasrake manier vertalen, naar figuren uit de bijbel en de Griekse mythologie verwijzen. Alles gebeurt in de ik-vorm. Ik probeer een gesproken taal te schrijven, net zoals ik het tussen pot en pint aan de tapkast zou vertellen. Voorbeelden? Als jullie gatverdamde kaffers te stom zijn om te snappen dat de aap van de mens afstamt, ga dan je rectum laten exploreren met een verrekijker, maar vooraf uitvoerig vasilineren. Je wast het witst met Homo. Homo betekent mens, of zijn jullie je Latijn vergeten? Hadden jullie aan iets anders gedacht? Misschien had ik er voor alle duidelijkheid ‘sapiens’ aan toe moeten voegen, maar waar zou ik gatverdurrie een sapiense vent moeten gaan zoeken in het knotse rakettencircus dat we van onze planeet hebben gemaakt? Als je dergelijke geraffineerde reclame in je literaire brouwsels verwerkt, dan krijg je als beloning je eigen lichaamsgewicht van het aangeprezen produkt. Ik hoop dat het voor mij sapiens-iteit is. Ik laat mijn Jo tanden wateren als hij een appetijtelijke blonde in de mot krijgt. Van een amazone zegt hij dat hij haar
best eens zou willen opvaren om haar bron te zoeken. Ik speel ook in op de actualiteit. Tijdens de beginjaren waren maréchal Putain en général Deux Goals geschikte mikpunten (Jo Durand is een Parijzenaar). Thans zijn dat anderen. Het gaat hiet bijvoorbeeld over mensen die enorm onder de crisis lijden. Sa Vachesté la Reine Raviola die in jurken moet rondlopen die mijn tante Salope niet eens bij haar eigen begrafenis zou willen dragen. The very gracious kwien zelf (self in het Engels) die als bijver- | |
| |
dienste mansvolk moet ontvangen in haar slaapkamer nadat ze het ambacht heeft geleerd van miss Koo die van de prins geen kwaad weet. Beate Trijs snort op haar fiets door Amsterdam, maar wel zonder haar scepter, anders kan ze haar boodschappenmandje niet dragen. En dan is er mrs Tetsjer die haar Voerstreek zoveel duizenden kilometers ver van huis ging zoeken, en op hoerakreten werd vergast toen ze met een halve vloot en een vrachtboot vol lijken kon pronken. Wat voor mikpunten zijn er nog? De onovertroffen heer Luls die de slogan heeft uitgevonden: hoe meer raketten, hoe meer vrede. Ook hij weet van de prins geen kwaad, want die vertoeft in het dolletjeshuis, en beeldt zich daar in dat hij een Hitlerjongen is. Pino Schet natuurlijk. En de Wandelende Pool. Ik heb nu eenmaal erg weinig verering (zoals de meeste ex-politieke gevangenen) voor de gestelde lichamen, en voor de groten der aarde die een mesthoop hebben gemaakt van de wereld die wij daar anders en beter hebben gedroomd. Mijn Jo laat me toe mijn gal te spuien. En dat in een onovertroffen taal, want herhaaldelijk is me de Nobelprijs letterkunde gepresenteerd, maar die heb ik beslist afgewezen omdat de heer Nobel allesbehalve nobel was, want hij was de schobbejak die het dynamiet heeft uitgevonden (dynamite in het Engels), waar andere schobbejakken enorm veel kattekwaad mee hebben uitgehaald, en als deze zin te lang is naar uw smaak, dan geef ik hierbij toestemming om 'm in
stukken te knippen naar believen, maar niet beschadigen a.u.b. Ook werd me het voorzitterschap aangeboden van de cacadémie Française (andere bronnen hebben het over de gagadémie Française) maar dat kon ik niet omdat ik al voorzitter ben van de Wereldraad der Vlerken. Zoals zijn vader is Jo Durand antifascist tot in de kist. In de zestiger jaren joeg hij op oorlogsmisdadigers, hij was actief in Franco's Spanje, in het Griekenland van de kolonels, in het paradijs van Amin. Nu moet hij zijn actieterrein verplaatsen naar oorden zoals Chili, El Salvador, Libanon, Zuid-Afrika, maar daar is de humor zwarte humor.
Maar ik heb andere dingen op mijn geweten dan Jo Durand.
Het begon toen ik 14 was. Toen schreef ik over ridders en cowboys en was zo fier als een gieter (Zuidnederlands, totaal onbegrijpelijk voor de elite uit Nederland) als ik eigen werk (gedrukt en uitgegeven) mocht voorlezen in mijn klas. Tijdens mijn studententijd schreef ik romannetjes voor Avondgezel en De Haardvriend.
Toen ik een hartinfarct kreeg - veertig jaar oud-, onbekwaam werd geacht tot werken en bedacht werd met een pensioentje van 4.000 fr., was ik in hoge mate opgelucht dat ik kon teruggrijpen naar mijn vroegere hobby. Dit begon met Ludo van Eck en Jo Durand, maar er kwamen andere reeksen en ook afzonderlijke boeken.
| |
| |
Mademoiselle Gogo (schuilnaam Gonde Gobelin) hield het maar 30 à 40 afleveringen uit. De bedoeling was een vrouwelijke Jo Durand te creëren, maar het was duidelijk dat de heren der schepping van hun Jo hielden en weigerden geld te besteden aan een vrouw die het sterke geslacht te slim af was.
Mike Spot, geheim agent, verschenen in pockets, was wél een succes. Een nieuwe poging om een vrouwelijke heldin voor het voetlicht te brengen (De Duivelin - Diana Vale) duurde ook maar zo'n twintig verhalen. Een figuur waar de uitgever -én ikzelf - àlles van verwachtten was een monsieur Hypolite. Een vijftiger die regelmatig de avonturen van een stoere held Kid Strong las, en hem probeerde na te apen. Wat telkens mislukte, zowel in gangstermilieus als in bed, waar zijn meest wellustige oogmerken als versleten knakworstjes in elkaar zakten. In deze pockets kwamen regelmatig (erg gezwollen) passages voor uit de avonturen van Kid Strong. De lezers wilden niet weten van monsieur Hypolite, maar waar konden ze het werk van Kid Strong kopen? Dus leverde ik zo'n veertigtal Kid Strongs af. Ik schreef honderden ‘stationsromannetjes’, soms leverde ik er zeven per maand. Een reeks waar ik met plezier aan heb gewerkt was de Love-serie (uitg. Born, Amsterdam). Ruim 100 romans schreef ik, maar toen was het opeens uit met de inspiratie, vooral omdat men één nummer per week wilde hebben.
Dan waren er nog de échte boeken. Al wat niet gesigneerd was met Ludo van Eck, werd op maat geschreven. 192, 224, 240 pagina's. Dikwijls kreeg ik een cover met vermelding van titel en auteur en moest daar een roman over brouwen. Cowboy, avontuur, spionage, oorlog, detective. Luc Dual, Lew Vanne, Lou Delarue, Esther Mardo, Luc Duchêne, Lou V.E. Hold enzovoort enzovoort. Er was zelfs een héél mooi pseudoniem bij - Hugo van den Vijver.
Wie herinnert zich Christine Keeler en Profumo? Mijn toenmalige uitgevers in Rotterdam waren met z'n tweeën. Toen het schandaal zich voordeed was één van hen met vakantie. Toen hij na veertien dagen terugkwam was mijn boek De Minister en het Lichte Meisje geschreven, gedrukt en te koop in de boekhandel, 240 pagina's. Als auteursnaam had ik Ward gekozen. Een dokter Ward speelde nl. een onverkwikkelijke rol in de echte geschiedenis. De boeken vlogen weg. Maar toen pleegde Ward zelfmoord en de verkoop viel stil. Er zijn tientallen anekdoten verbonden aan mijn bezigheden als beroepsschrijver, maar om daar over uit te weiden zou ik een feuilleton moeten schrijven, zo lang als Dallas en veel plezieriger. Ik maakte eens een boek, geschreven door een waanzinnige. Ik maakte het zoals een waanzinnige dat waarschijnlijk zou doen. Nogal
| |
| |
onsamenhangend en met taalfouten. Het werd m.i. een goed boek en ik ga het opnieuw laten uitgeven. Maar die taalfouten moeten eruit. Tijdens het schrijven had het me een goed en origineel idee geleken. Maar toen ik het gedrukt zag staan...
Al dat schrijven heb ik steeds een prettige bezigheid gevonden. Ik had werkdagen tot 16 uur, maar het vermoeide me niet. Het was mijn hobby. In bed piekerde ik over de intriges die ik de volgende dag in mijn werk moest weven. Ik heb ooit geprobeerd om terzelfdertijd aan twee romans te werken. Acht uur aan één, 8 uur aan een andere. Dat lukte niet. Ik haspelde de namen van de personages door elkaar. Ik heb mezelf nooit moeten verloochenen. Ik heb altijd geprobeerd om mijn antifascistische ideeën over te brengen. En zo scherp als ik kon te schelden op de ‘leiders’ die bezig zijn ons regelrecht naar de kerncatastrofe te voeren. Dank zij mijn beroep heb ik een groot stuk van de wereld kunnen zien. Ik overwinter sedert vele jaren in Juan-les-Pins. Ik kan mijn werk immers gewoon meenemen. Ik heb het noorderlicht gezien in de arctische cirkel, ik heb het eiland Kizhi betreden in het Onega-meer, ik heb water van het Bajkalmeer gedronken uit mijn handen.
Ten slotte houdt je verbeelding het niet vol. Ik had gezworen dat er 200 Jo Durands zouden komen. Ik ben gesneuveld op 198. Toen was het koppie leeg. Maar ik werk nog altijd even lang als vroeger. Mijn boeken worden druk opnieuw uitgegeven. Als men bedenkt dat ik een roman als De Getekenden (396 pagina's, in het Russisch vertaald) in drie weken heb moeten afwerken, dan is het begrijpelijk dat ik de nieuwe uitgaven grondig doorkijk. Nu zit ik hier als de stomste bellettrist te schrappen en te vervangen. Ik kan mijn schrijfmachine niet missen. Ik ben eraan verslaafd. Vroegere teksten herschrijven heeft ook zijn charme. Bovendien ben ik nu bezig met schrijven over onderwerpen die niemand ooit van mij verwacht zou hebben (ik het minst van allen). De Sowjet-Unie, Dictatuur of Democratie?, Op zoek naar Heilig Moedertje Rusland (een onderzoek naar de positie van de Russisch Orthodoxe Kerk), Leeft of sterft de Islam in de Sowjet-Unie? Ik heb vele gesprekken gehad met de hoogste geestelijke leiders van de Russisch Orthodoxe Kerk en de islam, en ik heb hun theologische academiën bezocht en hun heilige plaatsen. Het zijn ongemeen boeiende onderwerpen. Vooral omdat er nogal wat voorstudie nodig is. Met de Russisch Orthodoxe Kerk was dat niet zo moeilijk, want ik kreeg een katholieke opvoeding en heb destijds nog metafysica moeten studeren in Leuven. Maar voor de islam moest ik de koran lezen. Met commentaren. Alle commentaren zijn verschillend. Dàt is geen kattepis.
| |
| |
Een waarschuwing voor jonge lieden die zich geroepen voelen om in mijn voetsporen te treden. Uitgevers van dit soort literatuur zijn schurken. Je wordt altijd gebroederskaramazovd (in dit deftige tijdschrift kan ik geen ander woord aanwenden). Er zijn ook uitzonderingen. Vandaag werk ik op een bijzonder prettige manier samen met een paar marginale uitgeverijen. Trouwens, niet alleen de uitgevers van consumptieliteratuur zijn schurken. Een uitgever uit Vlaanderen steekt op gebied van schurkerij alle anderen de loef af, en wat een loef!
Een conclusie? Je kunt geen scheidingslijn trekken tussen bellettrie en consumptieliteratuur. Iedere bellettristerijvervaardiger zit te geilen om de oplagen van de consumptieliteratuur te bereiken. Consumptieliteratuur en bellettrie kunnen op dezelfde manier worden ingedeeld. Mooi of waardeloos. Verdorven of verheven. Interessant of vervelend. Een zekere Fransoos, luisterend naar de naam Montaigne, heeft ergens geschreven dat het verschil tussen een avonturenroman en een serieuze roman is dat je bij de avonturenroman niet in slaap valt. Je kunt alle bellettristen niet op één stapel gooien. Je kunt evenmin alle populaire auteurs op één stapel gooien. Wat ik schrijf is niét bestemd voor debielen met geconstipeerde hersenen.
Nog eens de werkgroep KML 1, 1974/1975 aan het woord (ondertussen ben ik er al achtergekomen dat die werkte onder leiding van Ton Anbeek): ‘Uit ons onderzoek bleek, dat de slappekaft-markt heel wat meer verscheidenheid biedt dan cultuurfilosofen of -psychologen voor het gemak maar aannemen’.
Huiswerk voor de Nederlandse lezers: Uit hoeveel woorden bestaat de gemiddelde zinslengte van bovenstaande bijdrage?
Met de meeste hoogachting en dank voor uw aandacht.
|
|