Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 129
(1984)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||
Eric Hulsens
| |||||||||||||||||||||
2. Adaptatie als structureel kenmerkIn principe onderscheidt de jeugdliteratuur zich niet van de literatuur voor volwassenen wat haar genres en technieken betreft, maar slechts door de lezersgroep die de producenten willen aanspreken. Doordat de producenten in bijna alle gevallen volwassenen zijn, is de jeugdliteratuur een vorm van asymmetrische communicatie: de zender beschikt over een grotere taalcompetentie, ruimere kennis, grotere levenservaring en een hogere leeftijdsstatus dan de ontvanger. In de traditionele jeugdliteratuur leidde deze asymmetrie vaak tot een vaderlijke toon en een sterke | |||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||
pedagogische of moralistische inslag van de tekst. Moderne jeugdliteratuur zal dat alles doorgaans trachten te vermijden. Tijdens het schrijven zal de auteur zich gewoonlijk aanpassen aan het publiek dat hij voor ogen heeft. Deze adaptatie kan op verschillende gebieden geconstateerd worden: de thematiek, de literaire vormgeving (genre, structuren), de stijl (woordenschat, zinsbouw, taalregister). Ook de illustratie en de vormgeving van het jeugdboek vertonen gewoonlijk deze adaptatie. Het zijn de verschillende vormen van adaptatie die een tekst als jeugdliteratuur herkenbaar maken. Deze adaptatie berust, bewust of onbewust, op een bepaald beeld van de jeugd: een geheel van voorstellingen omtrent wat de jonge lezer interesseert, begrijpt, aankan... en omtrent wat goed of slecht voor hem is.Ga naar eind3 | |||||||||||||||||||||
3. Discussies van de laatste jarena. Literaire kwaliteit en probleemboeken. Het was de auteur en criticus Fred de Swert (1945-1977), die in 1972/1973 een belangrijke impuls tot vernieuwing van de Vlaamse jeugdliteratuur gaf. In artikels en recensies, vooral in het recensietijdschrift voor de bibliotheken Jeugdboekengids, klaagde hij de middelmatigheid en het stereotiepe van de Vlaamse jeugdboekenproduktie aan. Die kritiek, die geïnspireerd was door de evolutie in de internationale jeugdboekenproduktie, stimuleerde een wending naar meer eigentijds, ‘realistisch’ verhalend proza voor de jeugd. Er ontstond een hausse van ‘probleemboeken’, waarin tot dan toe vaak verwaarloosde of verdrongen onderwerpen behandeld werden: rassendiscriminatie, milieuverloedering, Indianenproblematiek, huwelijksproblemen, verkrachting, homo-erotiek... De thematische verruiming en de grotere gedurfdheid van deze trend gingen echter niet samen met een even grote literairtechnische verbetering en vernieuwing. Veel was modieus, maar stuntelig of oubollig in zijn vormgeving. En dat lokte uiteraard reactie uit. Leo Roelants waarschuwde tegen overdrijving en zei Laten wij maat houden: ‘Maar wat een aanwinst werd, groeide uit tot een vloed. Is het probleemboek dan een mùst? Bij prijsvragen stelde men vast, dat steeds meer inzendingen (soms tot 85%) tot dat genre gingen behoren, ten koste van het louter gezond-ontspannende verhaal. Geen lezer, volwassene noch kind, wenst toch doorlopend met de ernst te worden geconfronteerd... Het poneren van een probleem werd voor sommige auteurs als een dwang, een getuigenis-van-durf, een bewijs-van-meedoen. Het probleem was niet meer genoeg, het moest een contestatie en een alternatieve | |||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||
oplossing betekenen. Waarom eigenlijk? Pour épater le bourgeois? Om om “in” te zijn of te lijken?’Ga naar eind4 Andere reacties waren minder gematigd. Zo die van jeugdschrijver Johan Ballegeer, die als ‘conservatieve rebel’ (zelfkarakteristiek) spotte met de probleemboeken en in één adem de Rode Ridderserie van Leopold Vermeiren in bescherming nam.Ga naar eind5 Zo ook Gaston Claes, die naar aanleiding van het jeugdliteratuurdebat van Dietsche Warande & Belfort in 1979 in verhitte termen als ‘jeugdverpesting’ en ‘ophitsingslektuur’ tekeer ging tegen de (alles bij elkaar toch erg bescheiden!) erotische thematiek in de nieuwere jeugdliteratuur.Ga naar eind6 Deze hele discussie werd toegespitst op de thematische adaptatie, en dan nog vooral op taboezaken als seks of schuttingwoorden. Dat vooral een verstrakken van de literairtechnische normen nodig was, werd daarbij helaas al te zeer uit het oog verloren. Zo oordeelde Leo Roelants dat een braaf probleemboek als Avontuur op de Rietkraag van Christina Guirlande (Altiora, 1977; over milieubehoud, maar zonder politiek, seks of schuttingwoorden) een ‘keurboek’ was.Ga naar eind7 En dat terwijl dit ondermaatse boekje alleen al wegens de stereotiepe en houterige constructie van de dialogen af te keuren is (ik cursiveer):
(De constructie zinnen in de directe rede + werkwoord zeggen of een synoniem + (eventueel) een bepaling komt in dit dunne boekje 276 keer voor.)
b. Ideologie. In november 1975 werd in Antwerpen een Alternatieve Werkgroep Jeugdliteratuur opgericht, die gegroeid was uit een congres over vredesopvoeding van Pax Christi. De groep, die heel bont van samenstelling was, wilde o.m. de discussie over jeugdliteratuur aanwakkeren, en dat deed hij vooral via zijn tijdschrift in boekvorm Zozo. | |||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||
Ikzelf was eind 1974 polemische jeugdboekenkritiek beginnen te publiceren in het linkse weekblad De Nieuwe, en raakte daardoor bij de oprichting van de groep betrokken. Een grondinspiratie in de ‘alternatieve’ hoek was dat jeugdliteratuur als een socialisatie-instrument functioneert, dus waarden en normen propageert of versterkt en een wereldbeeld voorhoudt. Via ideologiekritische analyses werd de (soms bovenop liggende, soms verborgen) ideologische boodschap uit de werken losgepeuterd en ter discussie gesteld. Vergeleken met het kritisch werk van De Swert waren in de alternatieve hoek linksere tendensen en een veel sterkere literatuursociologische oriëntatie aanwezig. De negatieve kritiek op Vlaamse auteurs zoals die door Gerda de Visser in Knack en door mezelf in De Nieuwe werd bedreven, veroorzaakte heel wat irritatie in traditionele jeugdliteratuurkringen. Die irritatie bereikte een hoogtepunt door een interview met mij dat Theo Peeters in Humo (23/12/76) publiceerde onder de titel: De gemiddelde Vlaamse jeugdschrijver is 52, onderwijzer en bewusteloos. De auteurs die samenwerken met De Goede Pers en Altiora in Averbode publiceerden een repliek onder de titel Nieuwe zedenmeesters en betweters in de aanval: ‘De laatste paar jaren wordt de Vlaamse jeugdliteratuur gekenmerkt door twee negatieve verschijnselen. (...) Het eerste negatieve verschijnsel is het driest optreden van nieuwe zedenmeesters, die onder de vlag van ‘geëngageerdheid’, ‘politieke opvoeding’, ‘maatschappijkritiek’, ‘doorbreken van rolpatronen’, ‘realisme in sex’, ‘linkse vooruitstrevendheid’ de bolwerken van ‘Vlaamse oubolligheid en conservatisme’ willen afbreken. Deze schimpende, scheldende zedenmeesters willen bepalen en opleggen wat en hoe de Vlaamse schrijvers voor de jeugd voortaan moeten schrijven. Ze schrikken niet terug voor persoonlijke aanvallen en beledigingen t.a.v. Vlaamse auteurs. (...) De actie van deze zedenmeesters is funest omdat ze om louter ideologische redenen, de polarisatie onder de Vlaamse auteurs in de hand werkt; aan de ene kant de rumoerige, scheldende minderheid, aan de andere kant de zwijgende meerderheid, met het gevolg dat de onwetende leek een rad voor de ogen wordt gedraaid. (...) ’Ga naar eind8 Uit progressieve KSA-kringen groeide inmiddels de uitgeverij Infodok, die een eigen boekhandel exploiteert en de alternatieve ideeën overhevelde naar het terrein van de produktie en de distributie van jeugdliteratuur. Infodok kende een snelle expansie en evolueerde op enkele jaren tijd van een marginaal ‘alternatief’ initiatief tot een professionele uitgeverij, | |||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||
die een volwaardig jeugdboekenfonds tracht uit te bouwen. Dat zij daarin aan het slagen is, wordt geïllustreerd door het feit dat zij al enkele bekroningen van het Referendum van de Vlaamse Boekenbeurs wist te veroveren. Deze nieuwe uitgeverij betekent een belangrijke verschuiving in de situatie van het Vlaamse uitgeversbedrijf voor de jeugd. Een ander belangrijk initiatief op uitgeversvlak - dat ook in relatie stond tot de alternatieve hoek - was de uitgeverij Lotus, die meteen professioneel werk leverde, maar helaas alweer verdwenen is. | |||||||||||||||||||||
4. Enkele aspecten van het literaire levena. De status van de jeugdliteratuur. Jeugdliteratuur heeft traditioneel een marginale status. Zij wordt doorgaans niet als een deel van de literatuur gezien en in de literatuurgeschiedenis ter zijde gelaten. De groeiende aandacht voor het genre en een beginnende universitaire belangstelling (Rita Ghesquiere en Jan van Coillie aan de K.U. Leuven) lijken echter een evolutie in de goede richting.
b. De auteurs. Een sociologisch onderzoek naar de Vlaamse jeugdauteur is nog steeds niet gebeurd. Het zou waarschijnlijk conclusies opleveren die voor een deel in de lijn liggen van wat een studie over de jeugdauteurs van de BRD concludeerde.Ga naar eind9 De jeugdauteur beoefent het schrijven vrijwel steeds als bijberoep - heel veel Vlaamse jeugdauteurs werk(t)en in het onderwijs (Albert van Nerum, René Struelens, René Swartenbroeckx, Leopold Vermeiren...), enkele bij de omroep (Guido Staes, Gie Laenen) en sommige zijn ‘huisvrouw’ (Maria Heylen, Christina Guirlande...) of journalist (Mariette Vanhalewijn, Piet Wollaert). Een full-time schrijver als Julien van Remoortere (die zijn produktie niet beperkt tot jeugdliteratuur, maar ook non-fiction en bellettrie voor volwassenen maakt) is bepaald een uitzondering. Als groep zijn de Vlaamse jeugdauteurs vergrijsd. Hun gemiddelde leeftijd ligt vrij hoog, en dat terwijl zij toch juist dicht bij de jonge generatie zouden moeten staan. Het zal wel met het hobbyachtige karakter van het schrijven voor de jeugd samenhangen dat bepaalde vormen van beroepsernst in de branche ontbreken. Terwijl in de Vlaamse literatuur voor volwassenen auteurs voorkomen die inzake literatuurtheorie en kritiek goed op de hoogte zijn (Paul de Wispelaere b.v.) of die zich diepgaand bezinnen over de aard van hun medium (b.v. Daniël Robberechts) is theoretische belangstelling en reflectie over het medium bij de jeugdschrijvers haast afwezig. Ook de materiële belangenbehartiging lijkt erg beperkt. Er is in het verleden wel | |||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||
(en zeer terecht) aandacht geweest voor het probleem van de inkomsten uit boeken van een in zijn hoofdberoep gepensioneerd auteur. Maar van een ernstige discussie over minimumtarieven voor lezingen en teksten, over de positie van de auteur, over de leenrechtgedachte... lijkt geen sprake. De problematiek van de Vlaamse jeugdauteurs als groep is goed af te lezen aan de activiteiten van de Vereniging van Schrijvers voor de Jeugd. De vereniging is vergrijsd, en haar dynamiek beperkt zich tot gezelligheidsactiviteiten, het inventariseren van bekroningen en bekroninkjes, promotie van het Vlaamse jeugdboek op de Antwerpse Boekenbeurs, en het lobbyen om meer aandacht te bekomen voor Vlaams werk. Theoretische vorming, het volgen van buitenlandse ontwikkelingen, het doorlichten van de marktontwikkelingen, een duidelijke syndicale opstelling - dat zijn voor de hand liggende zaken die ontbreken.
c. De dag- en weekbladkritiek. Een onderzoek naar de berichtgeving over jeugdliteratuur in de Vlaamse dagbladpers in de periode van 1 september tot 31 december 1980 leverde interessante conclusies op over het functioneren van de dagbladkritiek.Ga naar eind10 Het grootste aantal titels werd gerecenseerd in de bladen van de groep Het Volk (36), dan volgde de Standaard-groep (24), de N.V. De Roos (19), de Gazet van Antwerpen (11), de groep Hoste (10) en Het Belang van Limburg (4). (Recensies voor kinderen en signalementen zijn buiten beschouwing gelaten.) De krantelezer die niet meer dan één blad kocht, kon onmogelijk goed geïnformeerd genoemd worden. Zelfs 36 titels is heel weinig, vergeleken bij een totale najaarsproduktie, en bovendien verschilde de selectie per krant of krantengroep heel sterk. Zo behandelde de Standaardgroep 10 boeken van de Nederlandse uitgeverij Querido en 2 van de Nederlandse uitgeverij Leopold, maar de groep Het Volk 11 van Leopold en geen van Querido. De Roos behandelde 6 boeken van het Nederlandse Kosmos, maar die werden in de andere bladen niet besproken. Geen enkele titel werd in meer dan twee krantenbedrijven gerecenseerd. Naar gelang van de krant kreeg je dus een heel ander beeld van wat in de jeugdliteratuur gebeurde. Dat is ook merkbaar voor wat het aandeel van het Vlaamse werk en de keuze daaruit betrof. De Gazet van Antwerpen besteedde vooral aandacht aan Altiora (5 titels) en Standaard Uitgeverij (3 titels), maar géén aan Lannoo. Nederlandse jeugdliteratuur werd buiten het gezichtsveld van de lezer gehouden. Bij de Standaardgroep was het beeld net omgekeerd: | |||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||
slechts 6 titels op 24 waren Vlaams (Lotus 3, Standaard 2, Lannoo 1) en Altiora kwam niet aan bod. Een gelijkaardig beeld bij De Roos: 4 Vlaamse titels op 19 (Lotus 2, Epo 2). De groep Het Volk nam een middenpositie in met 10 Vlaamse titels op 36 (Lannoo, Altiora 2, Lotus 2, De Vries-Brouwers 3, Zuid-Nederlandse Uitgeverij 1). Zo ook Het Belang van Limburg (2 titels op 4 Vlaams). De groep Hoste lag in de lijn van de Gazet van Antwerpen: géén Nederlandse titel. Het is opvallend hoe de bladen met grotere aandacht voor jeugdliteratuur vrij sterk tot zeer sterk op Nederland georiënteerd waren, terwijl enkele andere bladen zich helemaal op Vlaanderen concentreerden. De Gazet van Antwerpen, spreekbuis van de Averbodeclan in de Vlaamse jeugdliteratuur, lag duidelijk in de lijn van wat die clan in het al eerder geciteerde polemische stuk geschreven had: ‘Vooral houden deze betweters zich bezig met de Vlaamse kinder- en jeugdboeken voortdurend te vergelijken met toppers uit de buitenlandse jeugdliteratuur. Stel je voor dat zulks gebeurt t.a.v. de Vlaamse romans, essays, poëzie en toneel. Dan kon iedere letterkundige in Vlaanderen, op enkele uitzonderingen na, maar liefst zijn pen neerleggen.’ Er is natuurlijk veel voor te zeggen dat je van de Vlaamse pers mag verwachten dat ze de Vlaamse boekenproduktie kritisch begeleidt. Maar als dat gebeurt vanuit de gedachte dat Vlamingen toch niet kunnen concurreren met het buitenland en dat de lezer dus met mindere kwaliteit genoegen moet nemen, kan ik niet meer volgen. De Vlaamse jeugdliteratuur is toch geen beschutte werkplaats? In verband met de lage status van de jeugdliteratuur is hier nog aan te stippen dat de krantengroep met de meeste informatie naar aantal titels deze informatie niet betaalde. Journalist (en jeugdschrijver) Piet Wollaert van de groep Het Volk wordt naar eigen zeggen niet betaald voor zijn recensiewerk en doet het buiten zijn werkuren. Daar zijn we weer bij het hobbyachtige van de jeugdliteratuur. (Dat is geen verwijt aan Piet Wollaert, maar het constateren van iets wat structureel fout loopt.) De jeugdboekenkritiek in de weekbladen is de laatste tijd sterk veranderd en het ontbreekt momenteel aan geprofileerde en toonaangevende jeugdboekenrubrieken. Ook bij de literaire tijdschriften is het nog wachten op continue en gezaghebbende jeugdliteratuurkronieken. | |||||||||||||||||||||
5. SlotbeschouwingTerwijl de jaren zeventig heel turbulent waren in de Vlaamse jeugdliteratuur, lijken de jaren tachtig gekenmerkt te worden door windstilte. De | |||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||
polemieken zijn stilgevallen, en het is zelfs de vraag of er nog een noemenswaardige discussie over jeugdliteratuur plaatsvindt. Het aantal debuten van jongere auteurs volstaat niet om de zo nodige verjonging van de Vlaamse jeugdliteratuur te realiseren. De recente universitaire bedrijvigheid rond jeugdliteratuur ziet er erg braaf uit, maakt geen discussie los. De nieuw opgekomen kinderjury's worden met een verkeerde filosofie opgezet en dienen vooral om het soort boeken dat in de jaren zeventig ter discussie werd gesteld te promoten, met het motto: dàt is nu wat de jeugd leuk vindt. Het in de jaren zeventig opgerichte Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur te Antwerpen beschikt over weinig personeel en financiële middelen en doet daarmee verdienstelijke zaken voor het onderzoek van de geschiedenis van de Vlaamse jeugdliteratuur, maar komt niet toe aan de actualiteit. Ondertussen wordt het aantal kinderen kleiner, het papier steeds duurder, de boekenomzet lager en lager. Tegenover de oprichting van speciale kinderboekenwinkels in de voorbije jaren staat de schuwheid van veel gewone boekhandelaars om vernieuwend of experimenteel werk in te nemen. En de experimenten zijn toch al schaars - de Vlaamse jeugdliteratuur maakt grosso modo een nogal conventionele indruk. Dat alles stemt me weinig enthousiast. Ik ben benieuwd wat de balans van de jaren tachtig zal worden... |
|