Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 129 (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 129
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 129Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 129

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 129

(1984)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 473]
[p. 473]

De laatste ronde

Lodewijk van Haecke uit de literatuurgeschiedenis gebannen

Op niet onsympathieke wijze concludeert Renaat Ramon zijn levendige inleiding tot VWS-Cahier 103 (jrg. 1983) dat gewijd is aan Lodewijk van Haecke, de beruchte kapelaan ten H. Bloede te Brugge, die de Heer in vreugde heeft gediend. De conclusie: zijn oeuvre is vergeten, zijn personage leeft voort. Niet in het pantheon der Letteren is hij binnengegaan, maar in de grote legende der Levenden.

Is het daarom dat Ramon hem uit de Literatuurgeschiedenis bant? Een poging daartoe is zijn bewering dat men de naam van Van Haecke tevergeefs in de literatuurgeschiedenissen zal zoeken. Hij zou wel beter behoren te weten. Hij moet er de ‘Geschiedenis der Vlaamsche letterkunde’ (1910) van Coopman en Scharpé eens op naslaan. Daar zal hij op blz. 250 de paster aantreffen met het ‘boeiend geschreven’ hagiografisch werk ‘Leven van Sinte Godelieve van Ghistel’, door Ramon het magnum opus van Van Haecke genoemd. In voetnoot wordt het tijdschriftje ‘Zeesterre’ vermeld dat Van Haecke als leraar aan het college te Poperinge in de jaren 1860 uitgaf. Het was opgezet om de jonge lieden te verzetten en te verlichten ‘langs de mistige levensbaen’.

Als Ramon ook in ‘De Vlaamse letterkunde van 1780 tot heden’ (19674) van ondergetekende even wil kijken op blz. 84, zal hij er de paster weer ontmoeten. Ditmaal niet als hagiograaf maar als de man van ‘Zeesterre’. Die is nu van de voetnoten naar de tekst opgeklommen. Hoe een verschuiving in de belangstelling zich kan voordoen. Trouwens, de weinige teksten die Ramon benevens vier documenten in zijn brochure opneemt, komen uit ‘Zeesterre’. Twee karamelleverzen en ‘Pietje de Dood’, dat meer dan de dooddoener stichtelijk verhaal verdient.

R.F. Lissens

Plaats voor een nieuwe ketter

Toen de kruisboog zijn entree deed op de talloze Europese slagvelden, verbood de kerk in 1133 het gebruik van dit nieuw wapen ‘als een wapen aan God onwelgevallig en onbetamelijk voor Christenen’. Tegen heidenen mocht het wel worden gebruikt, want dat waren geen mensen. Ondanks talrijke pauselijke herhalingen van dit verbod schoot men rustig op christenen zowel als op heidenen.

Nu hebben de Roomse Franse bisschoppen verklaard dat kernwapens een legitieme vorm van ontmoediging zijn, maar dat eenzijdige ontwapening chantage kan aanmoedigen. De Amerikaanse bisschoppen hebben vrede gebaseerd op afschrikking afgewezen. Voor zover geweten is, heeft het Vaticaan zich nog niet uitgesproken over dit nieuwe wapen dat stellig ‘onwelgevallig en onbetamelijk voor Christenen’ is en vermits men

[pagina 474]
[p. 474]

die grove, misdadige, antisemitische pummel die Luther was, nu aan 't witwassen is bij Roomsen, zou men het enkel tegen communisten kunnen aanwenden.

In de middleleeuwen gold het dat men door de kruisboog dood was zonder dat men het wist. Dat kan in hogere mate van de kernwapens worden gezegd, denk maar eens aan de V 2's die Hitler op Antwerpen en Luik afzond.

Ik heb de Paus geen raad te geven, maar men zou toch de kernwapens kunnen reserveren voor de communisten, die als dusdanig geen mensen zijn. Het zou me niet verbazen indien er een soort Luther opstond die én de recente aardbevingen hier en in Turkije én het groeiend banditisme in ons land als een basis van een nieuwe ketterij zou nemen.

P.S. Men weet dat het Turken waren die de Paus wilden vermoorden.

Marnix Gijsen

Stap voor stap 4

Essentieel is wat volgt, omdat de werkelijk foutieve interpretatie van feiten in Stap voor stap tot een beledigende uitdrukking heeft geleid. De auteur neemt deze hier en in het document, toevertrouwd aan de Antwerpse Stadsbibliotheek, met passende verontschuldiging terug. Prof. Dr. E. Scholliers heeft de archieven en bibliotheek van wijlen Frank Danckaert, industrieel en cement-historicus, niet dievelings onder de neus van G.S. ontvoerd en de V.U.B. toegespeeld (zie Stap voor stap, blz. 368). De zaak geraakte toen niet opgehelderd. Prof. Dr.L. Michielsen heeft er de auteur na de lectuur van in kennis gesteld, dat hij - niet gissende in hoeverre wijlen de heer Danckaert zijn merkwaardig documentalistisch bezit aan de stad Antwerpen had toegezegd - Dr. Scholliers (nog niet zijn collega, maar overbuur van de heer Danckaert) verzocht de toestand van dichtbij op te nemen.

Er blijft open wie van de familieleden het in extremis nodig heeft geoordeeld Prof. Michielsen te waarschuwen, nog vóór het overlijden van de heer Danckaert of daarna. Stelt zich de vraag of mevrouw Danckaert, als echtgenote of als weduwe, dan buiten de informatie is gelaten. Ofwel dat zij bij het ontbreken van een geschreven laatste wil zich buiten de transactie heeft gehouden, want zij wist perfect goed welke precieze inzichten de heer Danckaert tijdens zijn leven en nog tijdens de laatste maanden van dat leven koesterde: Enkel de eerbied voor het gegeven woord van de aflijvige heeft G.S. op het passende ogenblik ervan weerhouden de belofte van afstand van goederen aan de gemeenschap op schrift te laten stellen, erop vertrouwende dat een schriftelijk bewijs onder elkaar zo goed bekenden volkomen overbodig zou zijn.

Gedane zaken, ook dergelijke van zulke omvang, hebben geen keer. De verschalking is geschied en er rest de auteur slechts de enige uitweg over: Prof. Dr. E. Scholliers openlijk zijn spijt te betuigen voor de ongewild krenkende toedichting.

Slotsom: nog weer eens het bewijs dat in deze zo onvolkomen wereld het patrimonium van de gemeenschap, of wat ertoe kan gaan behoren, met papieren, deugdelijk ondertekend, dient verdedigd te worden. Eventueel op te lopen schade of schrammen zijn maar al te pijnlijk.

 

De auteur van de ‘Kronkelwegen’ moet zich daarentegen te weer stellen tegen een paar aantijgingen die geen hout snijden. Er is de

[pagina 475]
[p. 475]

stellige overtuiging van mevrouw J. Laroche-Vroman dat haar vader te kort zou zijn gedaan: hem werden niet de kwaliteiten toegemeten die hem als vakbondsleider, als bouwer en organisator sierden onder de syndicalisten-menners die G.S. tussen 1919 en 1937 gekend heeft. Wie Stap voor stap opnieuw wil opnemen zal ervaren dat de nuances welke G.S. in Laroches positieve aanleg ervoer, hem niet beletten de organisatorische kwaliteiten van de werker te erkennen. Of bij het geweldig incident dat uitbrak in 1922, naar aanleiding van de interpretatie van A.D.B.-statuten, toen de hardnekkige propagandist opdracht kreeg de Federatie van Vakbonden van Antwerpen in te richten en uit te bouwen - een taak waarin hij uitmuntend slaagde -, Laroche blijk heeft gegeven van... zeggen wij helder inzicht is een andere vraag. Vakbladstukken, manifesten en levensgrote aanplakbrieven zullen de historicus daarin wel wegwijs maken. De besten kunnen zich vergissen, en oproeien tegen een zich werende basis doet men niet ongestraft.

Aansluitend op de Nederlandse Rode-Valkenbeweging van Koos Vorrink brak te Antwerpen en daarna over heel Vlaanderen een zelfde jong-proletarische ontvoogdingsbeweging open op basis van een gezonde, ‘natuurvriendelijker’ opwaardering van de arbeidersontwikkeling, om te verhinderen dat de dreigende doorgezette proletarisering door de effecten van vrijetijd-niet-besteding (een winst na W.O. I!) een aanwas van de derde stand met zich zou brengen, erger van sociale uitwerking dan destijds de ontwikkeling van de werkloze ‘derde’ stand bij de opkomst van de grootindustrie.

Door de beschaafde ingreep van Jan van Overloop - uit de kunstzinnige familie Van Overloop-Lhermite - groeide een jeugdkring snel tot een vaste groep van socialistische militanten. Het verrassende succes van de ‘beweging’ gaf Laroche de gedachte in op basis van werving onder de niet geselecteerde jonge vakbonders een aan de ‘arbeidersjeugd’ gelijke ‘syndicale jeugd’ in de op gang gebrachte werkliedenontvoogding in te planten.

Directe pogingen aangewend door Jan van Overloop om tot enige verstandhouding te komen met de Laroche-kernen leed schipbreuk, deels door de financiële onmacht van de ‘valken’, die niet konden steunen op de middelen van de vakbondcentrales noch van de Federatie-van-vakbonden, opklimmend tot een getalsterkte dat de 100.000 ging benaderen, deels door het lagere artistieke en culturele peil van de Syndicale jeugd. Laroche wou het hoofdzakelijk hebben van het grote aantal; een merkteken van interne zwakte en tekort aan bewustzijnsbegrip. Fouten die zich zouden wreken in de volgende generaties na W.O. II.

De Vlaamse ‘Rode Valken’ moesten hun kampen inkrimpen, hun vaandels oprollen. Enkel de ‘Natuurvrienden’-organisatie, met volksdansen, van de latere jaren is overgebleven.

Het kwaad van de verdeling in de arbeidsgeledingen was geschied in weerwil van de goede bedoelingen, met de glimlach der zelfgenoegzaamheid. Een geluidloze overwinning op de geestelijke, verstandelijke ontvoogding van de aanvang. Een fout waaraan de Vlaamse B.W.P. in vele streken van het land gelaboreerd heeft en dit gedurende lange jaren, zodat zij slechts met grote moeite harde wiggen kon drijven in het politieke bestel van overburgerlijk en adellijk Vlaanderen.

Tekort aan inzicht moet zich te langen leste wreken. Zeer dikwijls ligt de verantwoordelijkheid bij de inzet der dingen; zeker organisatietalent en behartiging van sociale voorzorg vermag daaraan niets te wijzigen: de geschiedenis zet onmerkbaar haar mijlpalen voor de wordende generatie. Dat is het noodlot van Gustaaf Laroche geweest.

Ger Schmook

[pagina 476]
[p. 476]

De overlezer

(52) Ik keer terug naar het dorp dat niet meer bestaat. De jaarlijkse wensen. En vooral een goeie gezondheid. In deze tijden van crisis. Ja, bij het aperitief de jaarlijkse analyse van de crisis met mensen die het woord ‘analyse’ niet kennen. Behalve één die niet het kikvorsperspectief op de zaak heeft. Die zegt me: ‘Toen ik nog bij F. was, werd ik door een makelaar opgebeld. Hij bood me een scheepslading Japanse staaldraad aan. Ik kon het schip gaan lossen aan dok zoveel in Antwerpen. De prijs lag lager dan de kostprijs van onze staaldraad bij F.’ Nu is hij niet meer bij F., maar werd door de kapitaalbonzen mee getransfereerd naar een staalreus dichter bij de zee. ‘Ons staal is nog te duur’, zegt hij nu. Ja - zo wordt gezegd bij de nieuwjaarsdis - het leeglopen van de streek. Vroeger hadden wij nog een eigen textielindustrie; we zijn er allemaal na de lagere school begonnen, de ene wat vroeger dan de andere; éne ‘kende zijn Frans’, de anderen niet, die stonden aan de banden en de getouwen. Dan zijn er een paar Amerikaanse vestigingen gekomen, die zijn nu ook vertrokken, als de trekvogels naar het Zuiden. Nu pendelen we 30 km verder. De streekeconomie. De dellegeevantsindekaat, een vaste waarde in ons gesprek over de crisis, heeft remedies. Prepensioen en brugpensioen, zegt hij, en een (laag) forfait voor alle werklozen, zegt hij, ge zult de jonge mensen naar hun werk zien terugkeren. Ik droom geleidelijk aan weg uit het gesprek over de crisis. De dellegeevantsindekaat, de vaste waarde, heeft het over de bazen. De neef van de staalreus spreekt over pamfletten bij de fabriekspoort. Ik hoor iets over centen-geen-procenten. Ik onderga de jaarlijkse hersenspoeling. De dellegee en de neef van de staalreus worden het oneens. Ik zak door in randbemerkingen die niet ter zake doen. Zij kennen mijn statuut en status (voor hen heb ik nog een status...). De kale vervreemding in het veilige nest van vroeger. Ik denk aan de Brief aan De Nieuwe Maand van Herman Deleeck. Hij gewaagt daarin van een ‘volksvreemd intellectualisme’ van de hooggeleerde intelligentsia die blauwdrukken maakt van hoe het allemaal moet. Ik zak dieper door bij het dessert en bij (nog eens) de nieuwjaarsschlager van de week. Straks is ook het Vlaamse staal niet meer te betalen. Het kindergeld van de rijken. Ik denk aan Herman Deleeck. Wat heeft hij een mooie brief geschreven over de volksvreemde intellectuelen! Ik tracht dapper mee te doen. Is het de schizofrenie van de volksvreemde intellectueel of is het zijn slecht geweten? De dellegee kan meer verzetten dan ik. Allee, zegt hij, gij met uw pree van 'ne minister. Hij knipoogt naar mijn status die ik bijna verloren waande. Ik heb er nog een, hoerra, voor een heel jaar lang! Scènes bij Dostojevski walmen mij voor de geest. Dostojevski? Ik durf er niet aan denken. Dat is hier zo vreemd, zo mateloos ver, zo nooit van gehoord. Schenk nog een pousse-cafard.

 

(53) Ik zei een paar jaar geleden in een lezing voor Vlaamse Leergangen, later gepubliceerd onder de titel Wuustwezel terminus, dat Nederlanders veel meer bemoeiziek zijn dan Vlamingen. (Een aantal mensen die aan de ironie van dat opstel hebben voorbijgelezen, hebben mij dat kwalijk genomen. Anderen zegden me dat ze er eens smakelijk mee konden lachen. Goddank.) Ik zei dat wanneer er ergens in een bananenrepubliek een dictatortje de kop opsteekt, er wel een Nederlandse excellentie in een vliegtuig springt om ginds te gaan zeggen dat dat niet netjes is. Dat zal wel overdreven geweest zijn. Achteraf las ik in De Telegraaf van 9 de-

[pagina 477]
[p. 477]

cember 1981 een stuk van t.v.-journalist Leo Derksen over de rage van praatprogramma's op het Nederlandse scherm. Wat ik zei over die minister, betrekt Leo Derksen op de praatshows (o.m. die van Mies en Sonja) en hij schetst dezelfde mentaliteit: ‘Er behoeft ergens in donker Afrika maar een neger achter een boom verborgen te zitten of in Buiksloot woont wel iemand, die precies weet wat goed voor die neger is.’ Zo kakelt ons volk op de vaderlandse televisie, aldus Leo Derksen, en geen volk doet ons dat na, zo donders goed weten wij allemaal hoe het nou mot. Ik zei toen ook in mijn lezing hoeveel meer de Nederlanders bij de pinken zijn dan de Vlamingen. Ik verstoutte me te zeggen dat er waar ter wereld ook, geen vliegtuig kan neerstorten of er is ten minste één Hollander onder de slachtoffers. Natuurlijk ook overdreven. Maar luister maar eens naar de correspondenties uit het buitenland op de Belgische radio. Of de verslaggeving nu uit Beiroet komt of uit El Salvador, altijd een Nederlandse stem. Als onze eigen omroep geen eigen journalist ter plaatse stuurt, wees gerust, een Nederlands accent, uit New York, uit Pretoria of Kaboel. Een kwatong bij ons thuis zegt dat het altijd dezelfde stem van één en dezelfde persoon is die ergens met een zendertje vanuit Buiksloot zijn wereldcorrespondenties verzorgt. Kwestie van dat geluid wat te storen met wat technisch gedruis in de studio's in Brussel, geen nood, dat fixen we wel. Nu, dat is dubbel overdreven. Maar reken maar, een Nederlands accent als er morgen iets voorvalt (of invalt) in Koeala-Loempoer. Akkoord, ze zijn met zoveel meer dan wij, maar ik doe daar nog altijd mijn pet voor af. Ze zijn meer bij de zaak geweest dan wij en ze zijn het nog. Ze hebben meer verstand van ‘promoten’ dan wij. Ze ‘promoten’ zichzelf, hun zaak, hun taal. Dat althans kunnen we van hen leren. Hun praatshows kunnen ze houen, maar de rest, die wij hen kunnen benijden, hangt er wel mee samen. Misschien is Nederland één grote praatshow, over alle zenders en zuilen. En wij tappen dat af en vullen daar het radionieuws mee. We kunnen er maar wat bij opsteken.

Marcel Janssens


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • R.F. Lissens

  • Marnix Gijsen

  • Ger Schmook

  • Marcel Janssens

  • over Lodewijk van Haecke